ECLI:NL:CBB:2000:AA9099
public
2015-11-11T03:10:31
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AA9099
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2000-12-07
AWB 99/63
Eerste aanleg - enkelvoudig
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2000:AA9099
public
2013-04-04T16:17:10
2001-07-04
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2000:AA9099 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 07-12-2000 / AWB 99/63

-

College van Beroep voor het bedrijfsleven

(vijfde enkelvoudige kamer)

No.AWB 99/63 7 december 2000

16100

Uitspraak in de zaak van:

A, appellanten,

gemachtigde: mr A.M. Rottier, advocaat te 's-Hertogenbosch,

tegen

het Bureau Heffingen, gevestigd te Assen, verweerder,

gemachtigde: mr M. Kouprie.

1. De procedure

Op 22 januari 1999 heeft het College van appellanten een beroepschrift ontvangen, waarbij

beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 14 december 1998.

Bij dit besluit heeft verweerder het bezwaar van appellanten tegen een beslissing van

verweerder inzake registratie op grond van de Wet verplaatsing mestproductie

(hierna: de Wvm), gegrond verklaard.

Verweerder heeft op 12 april 1999 een verweerschrift ingediend.

Op 9 november 2000 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden, waar partijen, zoals

voorafgaand was bericht, niet zijn verschenen.

2. De grondslag van het geschil

2.1 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten

en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- In 1992 heeft verweerder een melding van bedrijfsoverdracht van C aan de A ontvangen en geregistreerd.

- Naar aanleiding van een kennisgeving van verplaatsing van mestproductie heeft

verweerder geregistreerd: - per 8 september 1994 de overdracht door A aan van mestproductierechten varkens/kippen ter grootte van 677 kg fosfaat en - per 28 oktober 1994 de overdracht aan N.A.M. Sanders van mest-productierechten varkens/kippen ter grootte van 919 kg fosfaat.

- Bij brief van 28 augustus 1998 heeft verweerder appellanten in kennis gesteld van zijn ambtshalve genomen besluit dat, voor zover van belang, luidt:

" Overwegende:

ten aanzien van de bovengenoemde gemelde overdracht van

mestproductierechten door partij

A

aan

D

en

E

Wet- en regelgeving

Op grond van artikel 3 van de Regeling gegevensversterkking Wet

verplaatsing mestproductie bent u verplicht alle wijzigingen met betrekking tot het bedrijf waarvandaan wordt verplaatst en welke gevolgen kunnen hebben voor de omvang van het grondgebonden mestproductierecht of van het niet-gebonden mestproductierecht, uiterlijk tegelijkertijd met de kennisgeving van de voorgenomen verplaatsing te melden bij het Bureau Heffingen met gebruikmaking van een daartoe door de minister vastgesteld formulier.

Feiten

Bovengenoemd formulier 'Overdracht van een heel bedrijf' is op 18 mei 1992 bij het Bureau Heffingen ontvangen. Uit het formulier 'Overdracht van een heel bedrijf' bleek dat het gehele bedrijf per 31 maart 1992 zou zijn overgedragen aan A. Uit de gerechtelijk uitspraak van het Gerechtshof 's Hertogenbosch d.d. 15 juni 1998 is gebleken dat niet het gehele bedrijf is overgedragen aan eerder genoemde maatschap en dat derhalve A niet de referentiehoeveelheden diende geregistreerd te krijgen.

Beoordeling

Gelet op het bovenstaande zijn de referentiehoeveelheden ten onrechte geregistreerd geweest op naam van de A.

De bovengenoemde gecorrigeerde bedrijfsoverdracht heeft derhalve tot

gevolg dat de verplaatsing van de mestproductie van 8 september 1994 (D)en 28 oktober 1994 (E) achteraf bezien niet mogelijk was op basis van de thans aan het Bureau Heffingen ter beschikking staande gegevens. De niet-gebonden mestproductierechten komen van rechtswege toe aan C.

Besluit:

ambtshalve dat op basis van bovenstaande gronden, de registratie van de door partijen aangemelde verplaatsing van mestproductierechten met terugwerkende kracht wordt hersteld. Dit houdt in dat deze

mestproductierechten eerst wederom ten name van u zullen worden

geregistreerd. Vervolgens zal de overdracht van het gehele bedrijf met terugwerkende kracht naar C in de administratie van het Bureau Heffingen worden verwerkt.

Derhalve zijn voor uw bedrijf per 28 oktober 1994 de volgende gegevens geregistreerd:

Landbouwgrond ingevolge: eigendom

11.78 ha

Mestproductierechten grondgebonden 1473 kg

verplaatsbaar 1596 kg

niet-verplaatsbaar 809 kg"

- Hiertegen hebben appellanten op 29 september 1998 een bezwaarschrift ingediend.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Het bestreden besluit houdt onder meer het volgende in:

" Beoordeling van het bezwaar

Uit een door Bureau Heffingen ingesteld onderzoek is gebleken dat tegen het arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch d.d. 15 juni 1998, met het rolnummer 09700483/HE, zoals gewezen in de zaak van C tegen A, tijdig cassatie is ingediend bij de Hoge Raad der Nederlanden. Dit betekent dat vooralsnog door Bureau Heffingen zal worden uitgegaan van de referentiehoeveelheden c.q mestproductierechten ten aanzien van de bedrijven

van van C en de A zoals deze stonden geregistreerd v¢¢r mijn besluit van 28 augustus 1998.

Overigens merk ik hierbij op dat indien de Hoge Raad in cassatie de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch in deze zaak bevestigt, wederom tot bijstelling wordt overgegaan.

Besluit

Dat gelet op het bovenstaande er aanleiding is tot herziening van het besluit tot herstel met terugwerkende kracht van een aangemelde verplaatsing van

mestproductierechten door voornoemde partijen; het bezwaar is in zoverre gegrond.

(.)"

4. Het standpunt van appellanten

Appellanten hebben in beroep het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.

" Appellanten tekenen hierbij beroep aan tegen het besluit van het Bureau Heffingen te Assen d.d. 14 december 1998, voor zover daarin is overwogen c.q. beslist het navolgende:

"Overigens merk ik hierbij op, dat indien de Hoge Raad in cassatie de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch in deze zaak bevestigt, wederom tot bijstelling wordt overgegaan."

Appellanten tekenen tegen dit onderdeel van het besluit van het Bureau Heffingen d.d. 14 december 1998 beroep aan, voor zover dat onderdeel een definitief rechtsoordeel bevat en derhalve als een besluit zal hebben te gelden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en formele rechtskracht zou kunnen krijgen, in geval daartegen geen beroep zou zijn ingesteld.

Dit onderdeel van het besluit van het Bureau Heffingen te Assen d.d.

14 december 1998 komt in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en wel in het bijzonder het beginsel van rechtszekerheid en het vertouwensbeginsel, voor zover het bedoelde voornemen van het Bureau Heffingen impliceert een besluit met terugwerkende kracht. Voorts is het besluit onzorgvuldig en derhalve in strijd met artikel 3:2 AWB genomen, in het bijzonder gelet op de vele wijzigingen van de registraties c.q. standpuntwisselingen door en van het Bureau Heffingen, die aan het besluit vooraf zijn gegaan. Voorts is van belang, dat het Bureau Heffingen een besluit

niet louter op een uitspraak van een civiele rechter mag baseren, aangezien in het administratieve recht ook andere normen, zoals het rechtszekerheids-beginsel, een rol spelen bij het nemen van een besluit."

5. De beoordeling van het geschil

De ontvankelijkheid van het beroep

Het beroep van appellanten richt zich uitsluitend tegen de hiervoor, cursief weergegeven, overweging van het bestreden besluit.

Het College is van oordeel dat bedoelde overweging niet is aan te merken als een zelfstandig, van de gegrondverklaring van het bezwaarschrift af te zonderen besluit in de

betekenis van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) zijnde: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

Voornoemde, voor het overige gegeven, overweging behelst slechts een voornemen van verweerders om, afhankelijk van de uitkomst van de cassatieprocedure bij de Hoge Raad, een correctie van de registratiegegevens in gang te zetten. Een op rechtsgevolg gerichte

wilsverklaring valt daarin niet te lezen.

Uit het vorenstaande volgt dat appellanten niet in hun beroep kunnen worden ontvangen.

Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing

van artikel 8:75 van de Awb.

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr H.C. Cusell, in tegenwoordigheid van mr J.A. Hoovers-Backaert,

als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 7 december 2000.

w.g. H.C. Cusell w.g. J.A. Hoovers-Backaert