ECLI:NL:CBB:2001:AA9861
public
2015-11-10T22:29:10
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AA9861
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2001-01-31
AWB 98/751
Eerste aanleg - meervoudig
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2001:AA9861
public
2013-04-04T16:20:17
2001-07-04
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2001:AA9861 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 31-01-2001 / AWB 98/751

-

College van Beroep voor het bedrijfsleven

No. AWB 98/751 31 januari 2001

6000

Uitspraak in de zaak van:

A, te B, appellant,

tegen

de Stichting Bloembollenkeuringsdienst, te Lisse, verweerder,

gemachtigde: mr B.J. van Putten, werkzaam bij verweerder.

1. De procedure

Op 14 juli 1998 heeft het College van appellant een beroepschrift ontvangen, waarbij

beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 8 juni 1998.

Bij dit besluit heeft verweerder beslist op een door appellant ingediend bezwaarschrift

tegen de uitslag van een zogenoemde "Elisatoets".

Verweerder heeft op 17 november 1998 een verweerschrift ingediend.

Op 13 december 2000 heeft het onderzoek ter zitting plaats gehad, waarbij partijen hun

standpunt nader hebben uiteengezet.

2. De grondslag van het geschil

2.1 Artikel 7, eerste lid, van de Landbouwkwaliteitswet luidt als volgt:

" Art. 7. -1. Indien bij of krachtens een landbouwkwaliteitsbesluit regelen zijn

gesteld omtrent keuring van produkten kunnen daarbij merken, tekenen of

bewijsstukken worden vastgesteld als uitsluitend bestemd om door of vanwege

de daartoe gerechtigde op produkten of op hun verpakking te worden

aangebracht, dan wel bij die producten te worden gevoegd."

Artikel 8, eerste en tweede lid, van de Landbouwkwaliteitswet luiden als volgt:

" Art. 8. -1. In een landbouwkwaliteitsbesluit kunnen een of meer

privaatrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid worden

belast met het toezicht op de naleving door de bij hen aangeslotenen van bij of

krachtens dat besluit gestelde regelen.

Art. 8. -2. In een landbouwkwaliteitsbesluit kunnen een of meer

privaatrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid worden

belast met de keuring, bedoeld in artikel 7, of met het toezicht daarop. Zij

kunnen daarbij tevens bevoegd worden verklaard tot het uitreiken van merken,

tekenen of bewijsstukken, in hetzelfde artikel bedoeld."

Artikel 14 van de Landbouwkwaliteitswet luidt als volgt:

" Art. 14. Tegen een besluit van Onze Minister of van Onze Minister en Onze

Ministers, wie het mede aangaat, tezamen, krachtens een

landbouwkwaliteitsbesluit genomen, tot verlening, weigering of intrekking van

een vergunning of ontheffing, kan een belanghebbende beroep instellen bij het

College van Beroep voor het bedrijfsleven. Gelijk beroep staat open tegen

zodanige besluiten van controle-instellingen."

Bij het Landbouwkwaliteitsbesluit bloembollen van 24 november 1980 (Stb. 632, datum

inwerkingtreding 1 augustus 1981) is onder meer het volgende bepaald:

" Artikel 5

1. Bloembollen van door onze Minister aan te wijzen cultuurgewassen, soorten

of rassen die overeenkomstig hiertoe door hem gestelde nadere regelen zijn

behandeld, kunnen worden voorzien van een krachtens artikel 8 hiervoor

vastgesteld merk.

(.)

Artikel 7

Onderworpen aan een keuring, volgens door Onze Minister te stellen regelen,

zijn

a. bloembollen waarvoor nadere regelen op grond van artikel 2 zijn gesteld;

b. bloembollen waarvoor een merk als bedoeld in artikel 5, eerste lid, wordt

gebruikt.

Artikel 8

1. Onze Minister kan merken, tekenen en bewijsstukken vaststellen, als

bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de wet, welke kunnen verschillen naar ras,

soort, cultuurgewas, behandeling of kwaliteitsklasse van de bloembollen.

(.)

Artikel 11

De Stichting Bloembollenkeuringsdienst te Hillegom:

- is belast met het toezicht op de naleving door de bij haar aangeslotenen van

het bij of krachtens dit besluit bepaalde;

- is belast met de keuring als bedoeld in artikel 7;

- is bevoegd tot het uitreiken van de merken, tekenen of bewijsstukken,

bedoeld in de artikelen 5 en 8."

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten

en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Verweerder heeft op enig moment een monsterkeuring verricht met betrekking tot

een partij tulpen van appellant, waarbij een zodanig percentage tulpenmoza‹ekvirus is

geconstateerd dat deze partij niet kon worden gekwalificeerd in de hoogste

kwaliteitscategorie.

- Na bedenkingen van appellant heeft verweerder bij brief van 22 april 1998 aan

appellant medegedeeld dat er aanleiding bestaat om te twijfelen aan de

betrouwbaarheid van de uitslag van bovengenoemde monsterkeuring en dat deze

uitslag komt te vervallen. Bij deze brief is voorts medegedeeld dat de klassering van

de desbetreffende partij zal gebeuren op basis van de bevindingen van de

keurmeester in de veldkeuring en dat daarnaast na het rooien van de partij een

bollenmonster zal worden genomen, welk monster zal worden getoetst op de

aanwezigheid van het tulpenmoza‹ekvirus. De uitkomst van deze toetsing zal mede

bepalend zijn voor de maximaal haalbare klasse van de partij.

- Appellant heeft bij brief van 28 april 1998 gereageerd op de brief van verweerder van

22 april 1998.

- Verweerder heeft bij brief van 6 mei 1998 aan appellant medegedeeld dat hij geen

aanleiding ziet om zijn beslissing van 22 april 1998 te herzien, waarbij aan appellant

verder is medegedeeld dat indien hij zich met dit besluit niet kan verenigen, de

mogelijkheid van bezwaar openstaat.

- Appellant heeft bij brief van 8 mei 1998 een bezwaarschrift ingediend tegen de

uitslag van de zogenoemde "Elisatoets".

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen, waarbij aan appellant is

medegedeeld dat tegen deze beslissing beroep open staat bij het College.

3. De beoordeling van het geschil

Artikel 14 van de Landbouwkwaliteitswet beperkt de mogelijkheid van beroep bij het

College tot besluiten, krachtens een landbouwkwaliteitsbesluit genomen, tot verlening,

weigering of intrekking van een vergunning of ontheffing. Het bestreden besluit houdt niet

een zodanig besluit in. Het College is dus niet bevoegd kennis te nemen van het

onderhavige geschil. Dientengevolge zal het College het beroepschrift doen doorzenden

aan de rechtbank, binnen het rechtsgebied waarvan appellant zijn woonplaats heeft, zijnde

de rechtbank Alkmaar.

4. De beslissing

Het College:

- verklaart zich onbevoegd om van het geschil kennis te nemen;

- draagt de griffier op het beroepschrift door te zenden aan de

rechtbank Alkmaar, sector bestuursrecht.

Aldus gewezen door mr D. Roemers, mr M.A. van der Ham en mr C.J. Borman in tegenwoordigheid van mr R.P.H. Rozenbrand, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2001.

w.g. D. Roemers w.g. R.P.H. Rozenbrand