ECLI:NL:CBB:2001:AB0040
public
2015-11-10T14:11:24
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AB0040
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2001-02-13
AWB 99/120
Eerste aanleg - meervoudig
Proceskostenveroordeling
NL
Bestuursrecht
Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 18
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2001:AB0040
public
2013-04-04T16:20:57
2002-03-01
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2001:AB0040 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 13-02-2001 / AWB 99/120

-

College van Beroep voor het bedrijfsleven

No. AWB 99/120 13 februari 2001

22300

Uitspraak in de zaak van:

Densure Holland B.V., te Rotterdam, appellante,

gemachtigde: mr P.G. Gilhuis, advocaat te Dordrecht,

tegen

de Pensioen & Verzekeringskamer (voorheen: de Verzekeringskamer), verweerster,

gemachtigde: mr G.R. Boshuizen, werkzaam bij verweerster

1. De procedure

Op 5 februari 1999 heeft het College van appellante een beroepschrift ontvangen, waarbij

beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerster van 8 januari 1999.

Bij dat besluit heeft verweerster het bezwaar van appellante tegen verweersters beslissing

op grond van artikel 18 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 dat appellante het

schadeverzekeringsbedrijf uitoefent, ongegrond verklaard.

Bij brief, ingekomen op 26 februari 1999 heeft appellante de gronden van het beroep

toegezonden.

Verweerster heeft op 7 april 1999 een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2000. Bij die gelegenheid is

appellante verschenen in de persoon van haar directeur A, bijgestaan door de gemachtigde

van appellante, en heeft verweerster zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

2. De grondslag van het geschil

2.1 Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993

(hierna: Wtv 1993) luidt:

" 1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt - voor zover niet

anders blijkt - verstaan onder:

(.)

c. schadeverzekeringsbedrijf: het als bedrijf sluiten van overeenkomsten van

schadeverzekering voor eigen rekening, met inbegrip van het afwikkelen van

de in dat bedrijf gesloten overeenkomsten van schadeverzekering, ook al wordt

daarmee niet beoogd het maken van winst;

Artikel 18, eerste lid van de Wtv 1993 luidt:

" 1. De Verzekeringskamer beslist voor de toepassing van deze wet of een

handeling of een samenstel van handelingen al dan niet uitoefening van het

schadeverzekeringsbedrijf, het levensverzekeringsbedrijf of een andersoortig

bedrijf vormt en of een handeling of samenstel van handelingen al dan niet

uitoefening van het verzekeringsbedrijf vanuit een vestiging in Nederland

vormt. Zij beslist tevens tot welke branche of branches de overeenkomst van

verzekering behoort.

(...)."

Artikel 246 van het Wetboek van Koophandel luidt:

" Assurantie of verzekering is eene overeenkomst bij welke de verzekeraar zich

aan den verzekerde, tegen genot eener premie, verbindt om denzelven

schadeloos te stellen wegens een verlies, schade of gemis van verwacht

voordeel, welke dezelve door een onzeker voorval zoude kunnen lijden."

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten

en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Appellante voert een bedrijf dat is gericht op het werven van tandartsen en pati‰nten

voor het door haar ontworpen Densure Tandzorg Systeem.

- In de door appellante uitgegeven brochure is voormeld systeem als volgt

omschreven:

" Densure Holland is een particulier initiatief vanuit de tandheelkundige praktijk.

Het verleent administratieve diensten aan tandartsen via een tandheelkundig

"onderhoudsabonnement" voor gesaneerde pati‰nten. Densure Holland werkt

met vastomlijnde pakketten waarin de meest voorkomende verrichtingen tegen

vaste tarieven zijn opgenomen. Kortom: duidelijkheid en zekerheid bij een

onzekere toekomst.

*Uw voordelen: geen entreebedrag, geen keuring, iedere maand overboeking

van de betalingen, dus een regelmatig inkomen. Daarnaast: geen

administratieve handelingen. Aan het eind van elke maand ontvangt U een

computeruitdraai met de naam van de patient, het gekozen pakket, de

vervaldatum van het contract en de betaling die aan de tandarts wordt gedaan

tegen geringe administratieve kosten.

*Voordelen voor de pati‰nt: geen keuring, een regelmatige betaling, geen extra

betalingen binnen het gekozen pakket, dus geen financi‰le tegenvallers.

Daarnaast: lage kosten in vergelijking met aanvullende verzekeringen, een

directe relatie met de tandarts, dus snel een antwoord op eventuele vragen."

- De voorwaarden van het systeem zoals omschreven ten behoeve van de deelnemende

tandartsen luiden onder meer als volgt:

" BETALINGEN

22. De bedragen die een pati‰nt volgens een DENSURE contract aan het lid

verschuldigd is zullen op maandbasis worden betaald en rechtstreeks

door DENSURE namens het lid bij de pati‰nt worden ge‹nd. DENSURE

is verantwoordelijk voor het innen van de bedragen die de pati‰nt

verschuldigd is overeenkomstig het DENSURE Plan dat is opgenomen in

het contract van het lid met de pati‰nt.

23. Een lid zal onder geen enkele voorwaarde trachten betalingen

rechtstreeks van de pati‰nt, of van een bedrijf of de medewerkers van een

bedrijf die een DENSURE contract met een lid hebben ondertekend, te

innen.

24. DENSURE is niet verantwoordelijk voor gelden die de pati‰nt voor

behandeling verschuldigd is wanneer deze behandeling geen deel

uitmaakt van het DENSURE contract dat het lid en de pati‰nt zijn

aangegaan. Behandeling die buiten het DENSURE contract of het door

de pati‰nt gekozen DENSURE Plan valt, moet overeengekomen worden

en onafhankelijk en los van alle bedragen worden gedeclareerd die

voortvloeien uit het DENSURE Management Systeem en het DENSURE

contract van de pati‰nt met een lid.

ADMINISTRATIE

25. DENSURE zal het lid maandelijks een volledig overzicht verstrekken

waarin de gegevens van iedere pati‰nt die een DENSURE contract met

het lid is aangegaan en wiens contract in het DENSURE Management

Systeem is geregistreerd zijn opgenomen, alsmede een specificatie van

het bedrag of het totaal der bedragen die voor behandeling van de pati‰nt

namens het lid zijn ge‹nd.

26. DENSURE zal aan het lid de bedragen betalen die voortvloeien uit het

contract van het lid met de pati‰nt, na aftrek van administratiekosten: in

bovengenoemd overzicht zullen deze volledig worden gespecificeerd.

Administratiekosten kunnen door DENSURE worden gewijzigd nadat dit

3 maanden van tevoren aan het lid is meegedeeld.

27. Indien een pati‰nt verzuimt te betalen, zal DENSURE het betreffende lid

direct informeren, en (naar DENSURE's absolute oordeel) zonodig de

registratie van het contract met de pati‰nt be‰indigen, waarna het lid het

contract met de pati‰nt onmiddellijk schriftelijk zal opzeggen."

- Registratie vindt plaats aan de hand van een door tandarts en pati‰nt in te vullen

"Densure Holland Contract en Registratieformulier". Op dit formulier is onder meer

de volgende voorwaarde vermeld:

" (...)

11. Bij ontvangst van dit contract en de juiste bedragen kan Densure het

contract als onderdeel van het Densure Management Systeem registreren.

Acceptatie van dit contract of weigering tot registratie over te gaan is volledig

ter beoordeling aan Densure, ingeval van weigering geschiedt dit zonder

opgave van redenen. Dienovereenkomstig treedt dit contract pas in werking

wanneer het door Densure wordt geregistreerd en is de tandarts ingeval van

weigering op geen enkele wijze verantwoording verschuldigd aan de pati‰nt."

- Bij besluit van 29 juli 1998 heeft verweerder beslist dat appellante, door uitvoering te

geven aan het Densure Management Systeem, het schadeverzekeringsbedrijf

uitoefent in de zin van de Wtv 1993.

- Hiertegen heeft appellante op 17 augustus 1998, aangevuld op 4 november 1998, een

bezwaarschrift ingediend. Appellante is op 27 november 1998 naar aanleiding van

haar bezwaren gehoord.

- Vervolgens heeft verweerster het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Bij het bestreden besluit zijn de bezwaren van appellante ongegrond verklaard.

Verweerster heeft hiertoe het volgende overwogen.

" Een onderhoudsabonnement onderscheidt zich van een verzekeringscontract,

doordat bij zuiver onderhoud geen sprake is van onvoorzienbaarheid. Een

duidelijk voorbeeld is het onderhoudsabonnement bij een automobiel waarbij

na iedere 10.000 km. alle bougies vervangen worden, ongeacht hun technische

staat. Er wordt dus niet telkens gekeken of vervanging wel nodig is. Hetzelfde

geldt voor het - namens bezwaarde zelf aangegeven - voorbeeld van een

onderhoudscontract voor een centrale verwarming. Ook daar worden op vooraf

bepaalde momenten vooraf bepaalde onderdelen vervangen, zonder specifieke

beoordeling van de noodzaak daartoe. Men gaat er gewoon vanuit - op basis

van ervaringsgegevens - dat de betreffende onderdelen na die bepaalde tijd aan

vervanging toe zijn. Dat het door bezwaarde specifiek voorgelegde voorbeeld

wellicht tevens bepaalde verzekeringselementen bevat, doet daaraan niet af.

Een dergelijk automatisme ontbreekt echter bij het Densuresysteem.

Vervangingen en restauraties van vullingen en kronen vinden immers slechts

plaats voor zover klinisch noodzakelijk. Uitdrukkelijk is van de zijde van

bezwaarde verklaard dat v¢¢rdat wordt overgegaan tot vervanging van

vullingen en restauraties, telkens door de tandarts beoordeeld wordt of de

noodzaak daartoe bestaat of niet. Automatische vervanging zou volgens

bezwaarde tot onnodige schade aan het gebit kunnen leiden. Per cli‰nt loopt de

slijtage van tanden, vullingen en kronen bovendien uiteen. Daarom wordt er in

het Densuresysteem gewerkt met een drietal categorie‰n. Pati‰nten waarvan de

tandarts vermoedt dat zij een te hoog slijtagerisico opleveren, bijvoorbeeld

doordat zij hun gebit slecht plegen te onderhouden, worden zelfs geheel

geweerd.

Er is dus - in tegenstelling tot een zuiver onderhoudsabonnement - wel degelijk

sprake van risico's, dus van een zekere mate van onvoorzienbaarheid.

Het mag zo zijn dat een ervaren tandarts deze risico's goed kan inschatten.

Zeker voor wat betreft de totale groep van deelnemende pati‰nten zal het

Densure-tarief de kosten van de betrokken tandarts redelijk kunnen dekken.

Van pati‰nt tot pati‰nt verschillen de risico's echter. Voor de individuele

pati‰nt die aan het Densure Tandzorg Systeem deelneemt, bestaat er kans op

voor- of nadeel. Indien dit niet zo was, zou een individuele pati‰nt geen belang

hebben om aan het systeem deel te nemen. Doorslaggevend belang voor

deelname aan het Densuresyteem is voor de pati‰nt immers niet gelegen in de

dienstverlening van de tandarts, welke evengoed daarbuiten verkregen kan

worden. In het Densure Tandzorg Systeem gaat het er voor de pati‰nt in de

eerste plaats om dat op geld waardeerbare schaden worden vergoed. Van een

abonnementensysteem, zoals de advocaat namens bezwaarde tijdens de

hoorzitting nog heeft gesteld, is daarom geen sprake."

Ter zitting heeft verweerster nog gewezen op de uitspraak van het College van

26 april 2000, nr AWB 98/1176 . Ook daar was sprake van drie partijen, waarbij de

verzekeraar via de betrokken aannemingsbedrijven verzekeringsovereenkomsten afsloot

met de afnemers. In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerster verder gewezen op

de uitspraak van het College van 25 augustus 1993, nr (AB 1994/405). Uit deze uitspraak,

aldus verweerster, valt af te leiden dat zeer wel denkbaar is dat een overeenkomst

gedeeltelijk het karakter kan hebben van een schadeverzekering en gedeeltelijk een

andersoortig karakter kan hebben.

4. Het standpunt van appellante

Appellant heeft ter ondersteuning van het beroep het volgende tegen het bestreden besluit

aangevoerd.

Ten onrechte overwoog en besliste verweerster dat de relatie tussen appellante en de

betrokken deelnemers/pati‰nten te beschouwen is als een overeenkomst, overigens

evenzeer ten onrechte gekwalificeerd als verzekeringsovereenkomst.

Ten onrechte heeft verweerster de overeenkomst - die dus blijkens grief 1 in elk geval niet

tussen appellante en de pati‰nt geldt - aangemerkt als verzekeringsovereenkomst.

Ten onrechte heeft verweerster het beroep van appellante op de eerdere goedkeuring van

het verzorgingssysteem van Tandplan B.V. te Nieuwegein verworpen.

5. De beoordeling van het geschil

In dit geschil staat ter beoordeling de houdbaarheid van verweersters standpunt dat

appellante het schadeverzekeringsbedrijf uitoefent. Te dien aanzien is in de eerste plaats

van belang of tussen appellante en de pati‰nten die deelnemen in het project

overeenkomsten tot stand zijn gekomen - die dan geduid zouden moeten worden als

overeenkomsten van verzekering - dan wel of appellante alleen als intermediair optreedt in

de relatie tussen tandarts en pati‰nt en daarbij de rol speelt van incassobureau.

Naar het oordeel van het College is het laatste het geval.

Hiertoe wordt het volgende overwogen.

De door appellante overgelegde en ten dele in rubriek 2 weergegeven stukken geven een

beeld van de door haar beoogde constructie. Deze constructie is van dien aard dat de

bemoeienis van appellante beperkt blijft tot het verlenen van administratieve ondersteuning

terzake van een tussen de deelnemende tandarts en de pati‰nt tot stand te brengen

overeenkomst met betrekking tot de behandeling van het gebit van laatstgenoemde aan de

hand van een bepaalde pakketkeuze. Appellante is blijkens de voorwaarden en bepalingen

die zijn opgenomen in het "Densure Holland Contract en Registratieformulier", dat wordt

ingevuld door tandarts en pati‰nt gezamenlijk, niet aansprakelijk voor de wijze waarop en

de mate waarin de bij de pakketkeuze overeengekomen verrichtingen worden uitgevoerd;

zij functioneert slechts als intermediair terzake van het uit die pakketkeuze voortvloeiende

betalingsverkeer tussen tandarts en pati‰nt. Aan de in rubriek 2 geciteerde voorwaarde 11

van het "Densure Holland Contract en Registratieformulier" verbindt het College niet de

conclusie die verweerster daaraan gehecht wil zien: de omstandigheid dat appellante kan

weigeren zonder opgaaf van redenen de overeenkomst tussen tandarts en pati‰nt te

registreren - en aldus te weigeren haar diensten ten behoeve van de uitvoering van die

overeenkomst te verlenen - brengt niet met zich dat zij deswege partij is bij die

overeenkomst.

Evenmin deelt het College de opvatting van verweerster dat op de in geding zijnde situatie

de uitspraak van 26 april 2000 inzake Verzekerd Keur van toepassing is. Anders dan in dat

geval ontstaat er hier immers geen aanspraak jegens appellante op een vergoeding of

prestatie: de prestatie moet door de tandarts worden geleverd.

Het College is op grond van het hogeroverwogene van oordeel dat er geen overeenkomst

tot stand komt tussen appellante en de pati‰nt maar alleen tussen de tandarts en de pati‰nt.

Derhalve behoeft de vraag of de overeenkomst gezien haar inhoud als overeenkomst van

verzekering moet worden aangemerkt en - indien zulks het geval zou zijn - of daarmede het

schadeverzekeringsbedrijf wordt uitgeoefend, geen beantwoording meer. Evenzeer kan

worden voorbijgegaan aan de grief van appellante dat het bestreden besluit, in verband met

de beslissing die verweerster eerder genomen heeft inzake het Tandplan-project, strijd

oplevert met het gelijkheidsbeginsel.

Het bestreden besluit moet worden vernietigd. Het beroep is gegrond.

Het College acht termen aanwezig om verweerster met toepassing van artikel 8:75 van de

Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de

procedure heeft moeten maken, welke kosten overeenkomstig het Besluit proceskosten

bestuursrecht worden vastgesteld op Ÿ 1420,- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand

bij het indienen van het beroepschrift en het verschijnen ter zitting.

Beslist wordt als volgt.

6. De beslissing

Het College :

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het besluit van verweerster van 8 januari 1999;

- bepaalt dat verweerster opnieuw op het bezwaar beslist met inachtneming van het in deze uitspraak overwogene.

- veroordeelt verweerster in de kosten van de procedure, gevallen aan de zijde van appellante, welke worden vastgesteld op Ÿ 1420,- (zegge: veertienhonderdtwintig

gulden), te betalen door de Stichting Pensioen & Verzekeringskamer;

- bepaalt dat aan appellante het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van Ÿ 420,-

(zegge: vierhonderd en twintig gulden) wordt vergoed door de Stichting Verzekeringskamer;

- wijst af het meer of anders gevorderde.

Aldus gewezen door mr C.M. Wolters, mr M.A. Fierstra en mr J. Borgesius in tegenwoordigheid van mr A.J. Medze, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2001.

w.g. C.M. Wolters w.g. A.J. Medze