-
College van Beroep voor het bedrijfsleven
No. AWB 99/120 13 februari 2001
22300
Uitspraak in de zaak van:
Densure Holland B.V., te Rotterdam, appellante,
gemachtigde: mr P.G. Gilhuis, advocaat te Dordrecht,
tegen
de Pensioen & Verzekeringskamer (voorheen: de Verzekeringskamer), verweerster,
gemachtigde: mr G.R. Boshuizen, werkzaam bij verweerster
1. De procedure
Op 5 februari 1999 heeft het College van appellante een beroepschrift ontvangen, waarbij
beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerster van 8 januari 1999.
Bij dat besluit heeft verweerster het bezwaar van appellante tegen verweersters beslissing
op grond van artikel 18 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 dat appellante het
schadeverzekeringsbedrijf uitoefent, ongegrond verklaard.
Bij brief, ingekomen op 26 februari 1999 heeft appellante de gronden van het beroep
toegezonden.
Verweerster heeft op 7 april 1999 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2000. Bij die gelegenheid is
appellante verschenen in de persoon van haar directeur A, bijgestaan door de gemachtigde
van appellante, en heeft verweerster zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993
(hierna: Wtv 1993) luidt:
" 1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt - voor zover niet
anders blijkt - verstaan onder:
(.)
c. schadeverzekeringsbedrijf: het als bedrijf sluiten van overeenkomsten van
schadeverzekering voor eigen rekening, met inbegrip van het afwikkelen van
de in dat bedrijf gesloten overeenkomsten van schadeverzekering, ook al wordt
daarmee niet beoogd het maken van winst;
Artikel 18, eerste lid van de Wtv 1993 luidt:
" 1. De Verzekeringskamer beslist voor de toepassing van deze wet of een
handeling of een samenstel van handelingen al dan niet uitoefening van het
schadeverzekeringsbedrijf, het levensverzekeringsbedrijf of een andersoortig
bedrijf vormt en of een handeling of samenstel van handelingen al dan niet
uitoefening van het verzekeringsbedrijf vanuit een vestiging in Nederland
vormt. Zij beslist tevens tot welke branche of branches de overeenkomst van
verzekering behoort.
(...)."
Artikel 246 van het Wetboek van Koophandel luidt:
" Assurantie of verzekering is eene overeenkomst bij welke de verzekeraar zich
aan den verzekerde, tegen genot eener premie, verbindt om denzelven
schadeloos te stellen wegens een verlies, schade of gemis van verwacht
voordeel, welke dezelve door een onzeker voorval zoude kunnen lijden."
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten
en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellante voert een bedrijf dat is gericht op het werven van tandartsen en pati‰nten
voor het door haar ontworpen Densure Tandzorg Systeem.
- In de door appellante uitgegeven brochure is voormeld systeem als volgt
omschreven:
" Densure Holland is een particulier initiatief vanuit de tandheelkundige praktijk.
Het verleent administratieve diensten aan tandartsen via een tandheelkundig
"onderhoudsabonnement" voor gesaneerde pati‰nten. Densure Holland werkt
met vastomlijnde pakketten waarin de meest voorkomende verrichtingen tegen
vaste tarieven zijn opgenomen. Kortom: duidelijkheid en zekerheid bij een
onzekere toekomst.
*Uw voordelen: geen entreebedrag, geen keuring, iedere maand overboeking
van de betalingen, dus een regelmatig inkomen. Daarnaast: geen
administratieve handelingen. Aan het eind van elke maand ontvangt U een
computeruitdraai met de naam van de patient, het gekozen pakket, de
vervaldatum van het contract en de betaling die aan de tandarts wordt gedaan
tegen geringe administratieve kosten.
*Voordelen voor de pati‰nt: geen keuring, een regelmatige betaling, geen extra
betalingen binnen het gekozen pakket, dus geen financi‰le tegenvallers.
Daarnaast: lage kosten in vergelijking met aanvullende verzekeringen, een
directe relatie met de tandarts, dus snel een antwoord op eventuele vragen."
- De voorwaarden van het systeem zoals omschreven ten behoeve van de deelnemende
tandartsen luiden onder meer als volgt:
" BETALINGEN
22. De bedragen die een pati‰nt volgens een DENSURE contract aan het lid
verschuldigd is zullen op maandbasis worden betaald en rechtstreeks
door DENSURE namens het lid bij de pati‰nt worden ge‹nd. DENSURE
is verantwoordelijk voor het innen van de bedragen die de pati‰nt
verschuldigd is overeenkomstig het DENSURE Plan dat is opgenomen in
het contract van het lid met de pati‰nt.
23. Een lid zal onder geen enkele voorwaarde trachten betalingen
rechtstreeks van de pati‰nt, of van een bedrijf of de medewerkers van een
bedrijf die een DENSURE contract met een lid hebben ondertekend, te
innen.
24. DENSURE is niet verantwoordelijk voor gelden die de pati‰nt voor
behandeling verschuldigd is wanneer deze behandeling geen deel
uitmaakt van het DENSURE contract dat het lid en de pati‰nt zijn
aangegaan. Behandeling die buiten het DENSURE contract of het door
de pati‰nt gekozen DENSURE Plan valt, moet overeengekomen worden
en onafhankelijk en los van alle bedragen worden gedeclareerd die
voortvloeien uit het DENSURE Management Systeem en het DENSURE
contract van de pati‰nt met een lid.
ADMINISTRATIE
25. DENSURE zal het lid maandelijks een volledig overzicht verstrekken
waarin de gegevens van iedere pati‰nt die een DENSURE contract met
het lid is aangegaan en wiens contract in het DENSURE Management
Systeem is geregistreerd zijn opgenomen, alsmede een specificatie van
het bedrag of het totaal der bedragen die voor behandeling van de pati‰nt
namens het lid zijn ge‹nd.
26. DENSURE zal aan het lid de bedragen betalen die voortvloeien uit het
contract van het lid met de pati‰nt, na aftrek van administratiekosten: in
bovengenoemd overzicht zullen deze volledig worden gespecificeerd.
Administratiekosten kunnen door DENSURE worden gewijzigd nadat dit
3 maanden van tevoren aan het lid is meegedeeld.
27. Indien een pati‰nt verzuimt te betalen, zal DENSURE het betreffende lid
direct informeren, en (naar DENSURE's absolute oordeel) zonodig de
registratie van het contract met de pati‰nt be‰indigen, waarna het lid het
contract met de pati‰nt onmiddellijk schriftelijk zal opzeggen."
- Registratie vindt plaats aan de hand van een door tandarts en pati‰nt in te vullen
"Densure Holland Contract en Registratieformulier". Op dit formulier is onder meer
de volgende voorwaarde vermeld:
" (...)
11. Bij ontvangst van dit contract en de juiste bedragen kan Densure het
contract als onderdeel van het Densure Management Systeem registreren.
Acceptatie van dit contract of weigering tot registratie over te gaan is volledig
ter beoordeling aan Densure, ingeval van weigering geschiedt dit zonder
opgave van redenen. Dienovereenkomstig treedt dit contract pas in werking
wanneer het door Densure wordt geregistreerd en is de tandarts ingeval van
weigering op geen enkele wijze verantwoording verschuldigd aan de pati‰nt."
- Bij besluit van 29 juli 1998 heeft verweerder beslist dat appellante, door uitvoering te
geven aan het Densure Management Systeem, het schadeverzekeringsbedrijf
uitoefent in de zin van de Wtv 1993.
- Hiertegen heeft appellante op 17 augustus 1998, aangevuld op 4 november 1998, een
bezwaarschrift ingediend. Appellante is op 27 november 1998 naar aanleiding van
haar bezwaren gehoord.
- Vervolgens heeft verweerster het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit zijn de bezwaren van appellante ongegrond verklaard.
Verweerster heeft hiertoe het volgende overwogen.
" Een onderhoudsabonnement onderscheidt zich van een verzekeringscontract,
doordat bij zuiver onderhoud geen sprake is van onvoorzienbaarheid. Een
duidelijk voorbeeld is het onderhoudsabonnement bij een automobiel waarbij
na iedere 10.000 km. alle bougies vervangen worden, ongeacht hun technische
staat. Er wordt dus niet telkens gekeken of vervanging wel nodig is. Hetzelfde
geldt voor het - namens bezwaarde zelf aangegeven - voorbeeld van een
onderhoudscontract voor een centrale verwarming. Ook daar worden op vooraf
bepaalde momenten vooraf bepaalde onderdelen vervangen, zonder specifieke
beoordeling van de noodzaak daartoe. Men gaat er gewoon vanuit - op basis
van ervaringsgegevens - dat de betreffende onderdelen na die bepaalde tijd aan
vervanging toe zijn. Dat het door bezwaarde specifiek voorgelegde voorbeeld
wellicht tevens bepaalde verzekeringselementen bevat, doet daaraan niet af.
Een dergelijk automatisme ontbreekt echter bij het Densuresysteem.
Vervangingen en restauraties van vullingen en kronen vinden immers slechts
plaats voor zover klinisch noodzakelijk. Uitdrukkelijk is van de zijde van
bezwaarde verklaard dat v¢¢rdat wordt overgegaan tot vervanging van
vullingen en restauraties, telkens door de tandarts beoordeeld wordt of de
noodzaak daartoe bestaat of niet. Automatische vervanging zou volgens
bezwaarde tot onnodige schade aan het gebit kunnen leiden. Per cli‰nt loopt de
slijtage van tanden, vullingen en kronen bovendien uiteen. Daarom wordt er in
het Densuresysteem gewerkt met een drietal categorie‰n. Pati‰nten waarvan de
tandarts vermoedt dat zij een te hoog slijtagerisico opleveren, bijvoorbeeld
doordat zij hun gebit slecht plegen te onderhouden, worden zelfs geheel
geweerd.
Er is dus - in tegenstelling tot een zuiver onderhoudsabonnement - wel degelijk
sprake van risico's, dus van een zekere mate van onvoorzienbaarheid.
Het mag zo zijn dat een ervaren tandarts deze risico's goed kan inschatten.
Zeker voor wat betreft de totale groep van deelnemende pati‰nten zal het
Densure-tarief de kosten van de betrokken tandarts redelijk kunnen dekken.
Van pati‰nt tot pati‰nt verschillen de risico's echter. Voor de individuele
pati‰nt die aan het Densure Tandzorg Systeem deelneemt, bestaat er kans op
voor- of nadeel. Indien dit niet zo was, zou een individuele pati‰nt geen belang
hebben om aan het systeem deel te nemen. Doorslaggevend belang voor
deelname aan het Densuresyteem is voor de pati‰nt immers niet gelegen in de
dienstverlening van de tandarts, welke evengoed daarbuiten verkregen kan
worden. In het Densure Tandzorg Systeem gaat het er voor de pati‰nt in de
eerste plaats om dat op geld waardeerbare schaden worden vergoed. Van een
abonnementensysteem, zoals de advocaat namens bezwaarde tijdens de
hoorzitting nog heeft gesteld, is daarom geen sprake."
Ter zitting heeft verweerster nog gewezen op de uitspraak van het College van
26 april 2000, nr AWB 98/1176 . Ook daar was sprake van drie partijen, waarbij de
verzekeraar via de betrokken aannemingsbedrijven verzekeringsovereenkomsten afsloot
met de afnemers. In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerster verder gewezen op
de uitspraak van het College van 25 augustus 1993, nr (AB 1994/405). Uit deze uitspraak,
aldus verweerster, valt af te leiden dat zeer wel denkbaar is dat een overeenkomst
gedeeltelijk het karakter kan hebben van een schadeverzekering en gedeeltelijk een
andersoortig karakter kan hebben.
4. Het standpunt van appellante
Appellant heeft ter ondersteuning van het beroep het volgende tegen het bestreden besluit
aangevoerd.
Ten onrechte overwoog en besliste verweerster dat de relatie tussen appellante en de
betrokken deelnemers/pati‰nten te beschouwen is als een overeenkomst, overigens
evenzeer ten onrechte gekwalificeerd als verzekeringsovereenkomst.
Ten onrechte heeft verweerster de overeenkomst - die dus blijkens grief 1 in elk geval niet
tussen appellante en de pati‰nt geldt - aangemerkt als verzekeringsovereenkomst.
Ten onrechte heeft verweerster het beroep van appellante op de eerdere goedkeuring van
het verzorgingssysteem van Tandplan B.V. te Nieuwegein verworpen.
5. De beoordeling van het geschil
In dit geschil staat ter beoordeling de houdbaarheid van verweersters standpunt dat
appellante het schadeverzekeringsbedrijf uitoefent. Te dien aanzien is in de eerste plaats
van belang of tussen appellante en de pati‰nten die deelnemen in het project
overeenkomsten tot stand zijn gekomen - die dan geduid zouden moeten worden als
overeenkomsten van verzekering - dan wel of appellante alleen als intermediair optreedt in
de relatie tussen tandarts en pati‰nt en daarbij de rol speelt van incassobureau.
Naar het oordeel van het College is het laatste het geval.
Hiertoe wordt het volgende overwogen.
De door appellante overgelegde en ten dele in rubriek 2 weergegeven stukken geven een
beeld van de door haar beoogde constructie. Deze constructie is van dien aard dat de
bemoeienis van appellante beperkt blijft tot het verlenen van administratieve ondersteuning
terzake van een tussen de deelnemende tandarts en de pati‰nt tot stand te brengen
overeenkomst met betrekking tot de behandeling van het gebit van laatstgenoemde aan de
hand van een bepaalde pakketkeuze. Appellante is blijkens de voorwaarden en bepalingen
die zijn opgenomen in het "Densure Holland Contract en Registratieformulier", dat wordt
ingevuld door tandarts en pati‰nt gezamenlijk, niet aansprakelijk voor de wijze waarop en
de mate waarin de bij de pakketkeuze overeengekomen verrichtingen worden uitgevoerd;
zij functioneert slechts als intermediair terzake van het uit die pakketkeuze voortvloeiende
betalingsverkeer tussen tandarts en pati‰nt. Aan de in rubriek 2 geciteerde voorwaarde 11
van het "Densure Holland Contract en Registratieformulier" verbindt het College niet de
conclusie die verweerster daaraan gehecht wil zien: de omstandigheid dat appellante kan
weigeren zonder opgaaf van redenen de overeenkomst tussen tandarts en pati‰nt te
registreren - en aldus te weigeren haar diensten ten behoeve van de uitvoering van die
overeenkomst te verlenen - brengt niet met zich dat zij deswege partij is bij die
overeenkomst.
Evenmin deelt het College de opvatting van verweerster dat op de in geding zijnde situatie
de uitspraak van 26 april 2000 inzake Verzekerd Keur van toepassing is. Anders dan in dat
geval ontstaat er hier immers geen aanspraak jegens appellante op een vergoeding of
prestatie: de prestatie moet door de tandarts worden geleverd.
Het College is op grond van het hogeroverwogene van oordeel dat er geen overeenkomst
tot stand komt tussen appellante en de pati‰nt maar alleen tussen de tandarts en de pati‰nt.
Derhalve behoeft de vraag of de overeenkomst gezien haar inhoud als overeenkomst van
verzekering moet worden aangemerkt en - indien zulks het geval zou zijn - of daarmede het
schadeverzekeringsbedrijf wordt uitgeoefend, geen beantwoording meer. Evenzeer kan
worden voorbijgegaan aan de grief van appellante dat het bestreden besluit, in verband met
de beslissing die verweerster eerder genomen heeft inzake het Tandplan-project, strijd
oplevert met het gelijkheidsbeginsel.
Het bestreden besluit moet worden vernietigd. Het beroep is gegrond.
Het College acht termen aanwezig om verweerster met toepassing van artikel 8:75 van de
Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de
procedure heeft moeten maken, welke kosten overeenkomstig het Besluit proceskosten
bestuursrecht worden vastgesteld op Ÿ 1420,- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand
bij het indienen van het beroepschrift en het verschijnen ter zitting.
Beslist wordt als volgt.
6. De beslissing
Het College :
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van verweerster van 8 januari 1999;
- bepaalt dat verweerster opnieuw op het bezwaar beslist met inachtneming van het in deze uitspraak overwogene.
- veroordeelt verweerster in de kosten van de procedure, gevallen aan de zijde van appellante, welke worden vastgesteld op Ÿ 1420,- (zegge: veertienhonderdtwintig
gulden), te betalen door de Stichting Pensioen & Verzekeringskamer;
- bepaalt dat aan appellante het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van Ÿ 420,-
(zegge: vierhonderd en twintig gulden) wordt vergoed door de Stichting Verzekeringskamer;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr C.M. Wolters, mr M.A. Fierstra en mr J. Borgesius in tegenwoordigheid van mr A.J. Medze, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2001.
w.g. C.M. Wolters w.g. A.J. Medze