-
De president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven
No. AWB 01/47 23 maart 2001
12500
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak van:
A, te B, verzoeker,
tegen
Burgemeester en wethouders van Hilversum, verweerders,
gemachtigden: mw mr Ch. Lagerweij-Duits en J.E. Bollebakker, beiden werkzaam bij de
afdeling algemene bestuurszaken van de Bestuursdienst van de gemeente Hilversum.
1. De procedure
Bij besluit van 19 december 2000 hebben verweerders op grond van artikel 4 van de
Verordening winkeltijden B 1996 (hierna: de Verordening) voor het kalenderjaar 2001
vrijstelling verleend van het in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de
Winkeltijdenwet (hierna: de Wet) vervatte verbod voor twaalf zon- en feestdagen
onderscheidenlijk voor de binnenstad en voor de gehele gemeente.
Verzoeker heeft zich bij brief van 15 januari 2001, ingekomen ter griffie van het College
op 17 januari 2001, tot de president van het College gewend met het verzoek een
voorlopige voorziening te treffen strekkende tot schorsing van voormeld besluit totdat de
gemeente in overleg met de buurten parkeer- en verkeersreguleringsplannen met draagvlak
heeft ontwikkeld en uitgevoerd.
Bij brief van 15 februari 2001 hebben verweerders een reactie gegeven op dit verzoek.
Bij brief van 22 februari 2001 heeft verzoeker een nadere toelichting gegeven op zijn
verzoek, waarbij hij tevens heeft verzocht zijn verzoek ook als bezwaarschrift te
beschouwen.
Daarop heeft de griffier van het College het onderhavige geschrift met toepassing van
artikel 6:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) doorgezonden
aan verweerders.
De president heeft het verzoek behandeld ter zitting van 16 maart 2001. Verzoeker in
persoon en verweerders vertegenwoordigd door hun gemachtigden, hebben aldaar hun
standpunt nader toegelicht.
2. De toepasselijke regelgeving
In de Awb is onder meer het volgende bepaald:
" Artikel 3:40:
Een besluit treedt niet in werking dan nadat het is bekendgemaakt.
Artikel 3:41:
1. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn
gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de
aanvrager.
2. Indien de bekendmaking van het besluit niet kan geschieden op de wijze als
voorzien in het eerste lid, geschiedt zij op een andere geschikte wijze.
Artikel 3:42:
1. De bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden
zijn gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke
inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws-
of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.
2. Indien alleen van de zakelijke inhoud wordt kennisgegeven, wordt het
besluit tegelijkertijd ter inzage gelegd. In de kennisgeving wordt vermeld waar
en wanneer het besluit ter inzage ligt."
In de Wet is onder meer het volgende bepaald:
" Artikel 2:
1. Het is verboden een winkel voor het publiek geopend te hebben:
a. op zondag;
b. op Nieuwjaarsdag, op Goede Vrijdag na 19 uur, op tweede Paasdag, op
Hemelvaartsdag, op tweede Pinksterdag, op 24 december na 19 uur, op eerste
en tweede Kerstdag en op 4 mei na 19 uur;
(.)
Artikel 3:
1. De gemeenteraad kan voor ten hoogste twaalf door hem aan te wijzen dagen
per kalenderjaar vrijstelling verlenen van de in artikel 2 vervatte verboden,
voor zover deze betrekking hebben op de zondag, Nieuwjaarsdag, tweede
Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en eerste of tweede Kerstdag.
De beperking tot twaalf dagen per kalenderjaar geldt voor elk deel van de
gemeente afzonderlijk.
2. De gemeenteraad kan, al dan niet onder het stellen van regels, de in het
eerste lid bedoelde bevoegdheid delegeren aan burgemeester en wethouders."
In de Verordening is onder meer het volgende bepaald:
" Artikel 4 - Zon- en Feestdagenregeling
1. De verboden, vervat in artikel 2, eerste lid, onder a en b van de wet, gelden
niet op ten hoogste twaalf, door burgemeester en wethouders aan te wijzen,
zon- en feestdagen per kalenderjaar.
2. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid geldt voor elk deel van de
gemeente afzonderlijk."
3. Het standpunt van verzoeker
Het betoog van verzoeker komt - in de kern gezien - op het volgende neer.
Verweerders hebben ten onrechte zonder overleg met de woonbuurten rondom het centrum
van B vrijstelling verleend voor een twaalftal koopzondagen en koopfeestdagen. Verzoeker
ondervindt als buurtbewoner op deze dagen - alsmede op de overige winkeldagen - overlast
van automobilisten die een gratis parkeerplaats in de buurt zoeken en voorts van
foutparkeerders, waartegen de politie niet optreedt.
Het onderhavige besluit van verweerders dient derhalve te worden geschorst totdat de
gemeente in overleg met de buurten parkeer- en verkeersreguleringsplannen heeft
ontwikkeld en uitgevoerd.
4. De beoordeling van het geschil
De brief van verzoeker waarbij om een voorlopige voorziening wordt gevraagd draagt,
gelet op de daarin gebruikte bewoordingen in samenhang met de eerdere - recente -
contacten die er op dat punt tussen verzoeker en verweerders zijn geweest en gelet op het
ter zitting besprokene, naar voorlopig oordeel van de president, evenzeer in voldoende
mate de trekken van een bezwaarschrift. Derhalve is een afschrift van dat geschrift
inmiddels met toepassing van artikel 6:15 van de Awb door de griffier van het College
doorgezonden aan verweerders, die van de ontvangst daarvan melding hebben gemaakt aan
verzoeker.
Het bezwaarschrift alsmede het verzoek om voorlopige voorziening hebben, naar uit de
stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken, betrekking op een besluit dat door
verweerders op 19 december 2000 is genomen en dat, voorzover thans van belang, inhoudt
dat verweerders, gebruikmakend van de aan hen door de gemeenteraad ingevolge de bij
artikel 4 van de Verordening gedelegeerde bevoegdheid, vrijstelling hebben verleend van
de verboden, vervat in artikel 2, eerste lid onder a en b van de Wet. Verweerders hebben
daarbij, gelet op het advies van de Hilversumse ondernemersvereniging STRO en de
Kamer van Koophandel en Fabrieken Gooi- en Eemlanden, besloten om voor het jaar 2001
voor de binnenstad onderscheidenlijk voor de gehele gemeente een twaalftal zon- en
feestdagen aan te wijzen als zogenoemde winkeldagen.
In navolging van eerdere jurisprudentie op dat punt moet het door verzoeker in bezwaar
bestreden besluit naar inhoud en strekking worden gekwalificeerd als een besluit van
algemene strekking, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift.
Gelet op het vorenstaande kan tegen het meergenoemde besluit van verweerders op grond
van de terzake toepasselijke bepalingen in de Awb, in samenhang met het bij artikel 19 van
de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie (hierna: Wbb) bepaalde, bezwaar worden
gemaakt en, na een eventuele ongegrondverklaring daarvan, beroep worden ingesteld bij
het College. Daarmee is ook de bevoegdheid van de president gegeven.
De bekendmaking van besluiten die niet tot ‚‚n of meer belanghebbenden zijn gericht
geschiedt ingevolge artikel 3:42 Awb door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke
inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-
huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Blijkens de totstandkomingsgeschiedenis
van dit artikel moet bij een besluit dat niet tot een of meer belanghebbenden is gericht,
vooral worden gedacht aan besluiten van algemene strekking en daarmee aan het
onderhavige besluit van 19 december 2000.
Ter zitting hebben verweerders erkend dat kennisgeving van dit besluit niet op ‚‚n van de
wijzen als omschreven in artikel 3:42 van de Awb heeft plaatsgevonden. In de Gooi en
Eemlander wordt, aldus verweerders, slechts bij tijd en wijle aankondiging gedaan van
openstelling van de winkels op een zon- of feestdag.
Aangezien ook dit laatste niet kan gelden als bekendmaking overeenkomstig artikel 3:42
van de Awb moet de conclusie zijn dat, gelet op artikel 3:40 van de Awb, de met het
besluit beoogde rechtsgevolgen niet zijn ingetreden.
In verband met het vorenstaande komt het verzoek niet voor inwilliging in aanmerking.
Ten overvloede overweegt de president nog dat, nadat het besluit van verweerders op de
juiste wijze is bekendgemaakt, verzoeker, wiens belangen naar voorlopig oordeel alsdan
rechtstreeks bij dat in werking getreden besluit betrokken zijn, aan iedere twijfel omtrent
de status van zijn brief van 15 januari 2001 een einde kan maken door tegen dat besluit een
apart geschrift in te dienen dat zichzelf niet voor twee‰rlei uitleg vatbaar als bezwaarschrift
presenteert. Tevens kan hij, zo gewenst, opnieuw een verzoek om voorlopige voorziening
indienen.
De president vindt onder verwijzing naar artikel 8:82, vierde lid, van de Awb aanleiding te
bepalen dat het betaalde griffierecht wordt vergoed.
5. De beslissing
De president:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
gelast dat het door verzoeker betaalde griffierecht
ad. fl. 225,-- (zegge: tweehonderdvijfentwintig gulden) wordt vergoed;
- wijst de gemeente Hilversum aan als rechtspersoon die dit griffierecht moet vergoeden.
Aldus gewezen door mr R.R. Winter, president, in tegenwoordigheid van mr Th.J. van Gessel, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2001.
w.g. R.R. Winter w.g. Th.J. van Gessel
Verzonden op: