ECLI:NL:CBB:2001:AB0861
public
2015-11-12T02:26:37
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AB0861
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2001-03-21
AWB 00/319
Eerste aanleg - enkelvoudig
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2001:AB0861
public
2013-04-04T16:24:24
2001-07-04
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2001:AB0861 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 21-03-2001 / AWB 00/319

-

College van Beroep voor het bedrijfsleven

(zesde enkelvoudige kamer)

No. AWB 00/319 21 maart 2001

5135

Uitspraak in de zaak van:

A, te B, appellant,

Gemachtigde: T.H.M. Toonen, werkzaam bij accountancy-administratiekantoor Berbers, te Ottersum

tegen

de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, te 's-Gravenhage, verweerder,

gemachtigde: mr I. Opsomer, werkzaam bij verweerder.

1. De procedure

Op 20 april 2000 heeft het College van appellant een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit

van verweerder van 14 maart 2000.

Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar dat appellant heeft gemaakt tegen verweerders besluit hem een bijdrage

toe te kennen op grond van de regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen.

Verweerder heeft op 7 juni 2000 een verweerschrift ingediend.

Op 21 februari 2001 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden, waar partijen, appellant in persoon en bijgestaan door zijn

gemachtigde en verweerder bij monde van zijn gemachtigde, hun standpunten hebben toegelicht.

2. De grondslag van het geschil

2.1 De toepasselijke regelgeving

Artikel 5 bis van Verordening (EEG) nr. 3887/92 luidt:

" Onverminderd de voorschriften van de artikelen 4 en 5 kan een steunaanvraag, in geval van een door de bevoegde

instantie erkende klaarblijkelijke fout, na de indiening op elk moment worden aangepast."

Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen

(hierna: de Regeling) kan - voor zover hier van belang - de steunaanvraag oppervlakten na 15 mei van het betrokken

verkoopseizoen worden gewijzigd indien sprake is van een duidelijke fout.

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College

komen vast te staan.

- Appellant heeft op 7 mei 1999 een aanvraag oppervlakten 1999, vereenvoudigde regeling en voederareaal, ingediend.

Met betrekking tot de op de aanvraag vermelde percelen 10 t/m 12 heeft appellant als gewascode opgegeven 316

(korrelma‹s) en als bijdragecode 999 (geen bijdrage).

- Bij besluit van 26 november 1999 heeft verweerder de aanvraag goedgekeurd en voor een bedrag van fl. 1197,50

akkerbouwsubsidie toegewezen.

- Appellant heeft tegen dit besluit op 30 november 1999 bezwaar gemaakt. Daarbij heeft hij aangegeven dat op het

aanvraagformulier abusievelijk achter de percelen 10 t/m 12 de verkeerde bijdragecode heeft ingevuld. De juiste code

had moeten zijn 815. Appellant verzoekt de gemaakte fout te corrigeren.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

In het bestreden besluit is onder meer het volgende overwogen.

" Het wijzigen van uw aanvraag is, op grond van artikel 4 lid 2 sub a en artikel 5 bis van Verordening (EEG)

3887/92 thans nog slechts mogelijk indien er sprake is van een klaarblijkelijke fout. De uitleg van het begrip

klaarblijkelijke of "manifeste" fout is vastgelegd in het Werkdocument van de commissie "Manifeste

fouten"/Brussel, 18-1-'99 VI.7103/98 Rev2-NL. De vraag die moet worden gesteld is, of de fout die u maakte, op

grond van de richtlijnen in het genoemde document, kan worden beschouwd als zijnde manifest.

Na een eerste bestudering van uw aanvraag leek deze volledig juist. De goede gebruikstitels, bijdragecodes en

gewascodes waren gebruikt, de aanvraag was ondertekend, de totalen waren goed opgeteld, een topografische kaart

was aanwezig, etcetera. Tijdens een uitgebreider administratief onderzoek bij LASER kwamen er geen andere

afwijkingen of onjuistheden in uw aanvraag naar voren. Er was geen overdeclaratie op de percelen, niet bestaande

combinaties van bijdrage- en gewascodes of anderszins onjuiste opgaven in uw aanvraag. LASER kon ook na dit

uitgebreider onderzoek niet vermoeden dat u uw aanvraag anders wenste in te dienen dan dat u had gedaan.

Op grond van het bovenstaande concludeer ik, dat de fout die u in uw aanvraag maakte niet kan worden beschouwd

als een manifeste fout en dat uw aanvraag derhalve niet meer kan worden gewijzigd. Er zijn verder geen bijzondere

omstandigheden aangetoond of gebleken waarmee in het individuele geval rekening moet worden gehouden en die

hadden kunnen leiden tot een ander besluit dan het onderhavige.

Op grond van het bovenstaande concludeer ik, na heroverweging van het besluit van de teammanager, dat zijn

besluit in stand dient te worden gehouden."

4. Het standpunt van appellant

Appellant heeft ter ondersteuning van het beroep - samengevat - het volgende tegen bestreden besluit aangevoerd.

Zijdens appellant is direct nadat hij vastgesteld had dat er een onjuiste bijdragecode was gebruikt telefonisch contact

opgenomen met verweerders dienst Laser. Appellant heeft, conform het door Laser gegeven advies, rekeningen van de

loonwerker overgelegd waaruit blijkt dat de bewuste percelen 10 t/m 12 inderdaad met korrelma‹s werden ingezaaid.

Daarenboven meent appellant dat verweerder uit het feit dat voor percelen korrelma‹s geen bijdrage werd gevraagd welhaast

had moeten begrijpen dat er sprake was van een vergissing. Immers, vrijwel iedere aanvrager zal percelen met korrelma‹s in

aanmerking willen brengen voor akkerbouwsubsidie.

5. De beoordeling van het geschil

Verweerder heeft terecht geoordeeld dat aan het bezwaar van appellant slechts tegemoet kan worden gekomen, indien moet

worden geoordeeld dat door appellant bij de aanvraag oppervlakten een klaarblijkelijke fout is gemaakt. Immers in dat geval is,

blijkens het bepaalde bij artikel 5 bis van Verordening (EEG) nr. 3887/92, ook na afloop van de uiterste datum voor de

indiening van een aanvraag een wijziging daarvan mogelijk en zou het onrechtmatig zijn om appellant aan zijn

oorspronkelijke opgave te houden.

Zoals het College reeds eerder heeft overwogen, is er slechts sprake van een klaarblijkelijke fout indien objectief vaststaat dat

de aanvankelijk gedane opgave niet juist kan zijn. Hiervan is met betrekking tot de in het geding zijnde percelen geen sprake.

Op zich is immers niet uit te sluiten dat een aanvrager, om hem moverende redenen, geen bijdrage wenst voor percelen met

korrelma‹s. De aanvraag van appellant bevat daarom geen ongerijmdheden.

De omstandigheid dat appellant met rekeningen van de loonwerker tracht aan te tonen dat op de percelen 10 t/m 12 wel

degelijk korrelma‹s heeft gestaan kan aan het voorgaande niet afdoen.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen was verweerder gehouden om te beslissen, zoals hij heeft gedaan. Het beroep moet

daarom ongegrond worden verklaard.

Aangezien ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het

bestreden besluit onrechtmatig is, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gewezen door mr M.A. van der Ham in tegenwoordigheid van mr F.W. du Marchie Sarvaas, als griffier, en

uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2001.

w.g. M.A. van der Ham w.g. F.W. du Marchie Sarvaas