ECLI:NL:CBB:2001:AB1276
public
2015-11-16T10:55:58
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AB1276
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2001-04-05
AWB 00/196
Eerste aanleg - enkelvoudig
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2001:AB1276
public
2013-04-04T16:26:11
2001-07-04
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2001:AB1276 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 05-04-2001 / AWB 00/196

-

College van Beroep voor het bedrijfsleven

(zesde enkelvoudige kamer)

No. AWB 00/196 5 april 2001

5130

Uitspraak in de zaak van:

A, te B, appellant,

tegen

de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, te 's-Gravenhage, verweerder,

gemachtigde: mr M.T. Veldhuizen, werkzaam bij verweerders ministerie.

1. De procedure

Op 29 februari 2000 heeft het College van appellant een beroepschrift ontvangen, waarbij

beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 4 februari 2000.

Verweerder heeft op 14 juli 2000 een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2001, waarbij partijen hun

standpunten, verweerder aan de hand van een overgelegde pleitnota, nader hebben

toegelicht.

2. De grondslag van het geschil

Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten

en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Op 14 april 1999 heeft de maatschap A bij de uitvoeringsdienst LASER een

formulier "aanvraag oppervlakten 1999 vereenvoudigde regeling en voederareaal"

ingediend, waarbij hij 7,76 ha voederareaal (bijdragecode 805) heeft aangemeld.

- Bij brief van 10 december 1999, verzonden op 17 december 1999, heeft LASER de

aanvraag goedgekeurd en de definitieve oppervlakte voederareaal vastgesteld op

7,76 ha.

- Bij brief van 20 januari 2000 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen voornoemd

besluit.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Het bestreden besluit houdt onder meer het volgende in:

" Er is voor u een oppervlakte van 7,76 ha voederareaal geregistreerd, omdat u

op het aanvraagformulier voor de oppervlakte snijma‹s de code voor het

voederareaal (805) had opgegeven.

Uw argument dat u abusievelijk voor de oppervlakte snijma‹s bijdragecode 805

(bijdragecode voederareaal) i.p.v. code 815 (bijdragecode akkerbouwgewassen)

heeft ingevuld op uw aanvraagformulier kan u niet baten. Gelet op het bepaalde

in artikel 4, lid 2 van de Verordening 3887/92 en artikel 9 van de Regeling

kunnen wijzigingen na de uiterste indiendatum van de aanvraag niet meer

worden geaccepteerd, onder meer i.v.m. het gebrek aan controlemogelijkheden

tijdens de beoordelingsperiode. De aanvrager is en blijft derhalve te allen tijde

zelf verantwoordelijk voor het juist invullen van de aanvraag en het bijvoegen

van de correcte bijlagen. Hij wordt daarbij gehouden aan de door hem

verstrekte gegevens. Slechts indien er sprake is van een kennelijke vergissing

kan van de op en bij het aanvraagformulier verstrekte gegevens worden

afgeweken. Daarvan is in uw geval geen sprake. Het was voor LASER, gelet

op de ingevulde gegevens op het aanvraagformulier, op het tijdstip van

beoordeling van de aanvraag niet kenbaar, dat u eigenlijk een bijdrage voor de

oppervlakte ma‹s wilde hebben. Daarbij merk ik op, dat u ook bij de totale

oppervlakte voederareaal heeft opgegeven, dat de oppervlakte snijma‹s

voederareaal was.

Conclusie

Ik verklaar uw bezwaren derhalve ongegrond.

Ik merk nog op, dat uw bezwaren kennelijk ongegrond zijn. Daarom bent u niet

voor een hoorzitting uitgenodigd."

4. Het standpunt van appellant

Appellant heeft ter ondersteuning van het beroep - samengevat - het volgende tegen het

bestreden besluit aangevoerd.

Appellant heeft bij de aanvraag oppervlakten 1999 abusievelijk voor de percelen 7, 10 en

11, met een gezamenlijke grootte van 7,76 ha, de bijdragecode 805 (voederareaal) ingevuld

in plaats van de bijdragecode 815 (vereenvoudigde regeling). Deze vergissing heeft er

tevens toe geleid dat appellant bij de regel "totale oppervlakte voederareaal (bijdragecode

800 en 805)" 7,76 ha heeft opgegeven.

Dit betreft een kennelijke fout die voor correctie in aanmerking komt. Appellant heeft

reeds meerdere jaren akkerbouwsteun aangevraagd en ontvangen, hetgeen ook in het

onderhavige jaar 1999 de bedoeling was van appellant.

Appellant was zich eerst na de brief van LASER van 17 december 1999 bewust van zijn

vergissing, zodat hij niet meer tijdig - voor de uiterste indiendatum van de aanvraag - zijn

vergissing kon herstellen.

5. De beoordeling van het geschil

Verweerder heeft terecht geoordeeld dat aan het bezwaar van appellant slechts tegemoet

zou kunnen worden gekomen en derhalve slechts alsnog akkerbouwsteun zou kunnen

worden toegekend, indien zou moeten worden geoordeeld dat door appellant bij de

aanvraag oppervlakten een klaarblijkelijke fout is gemaakt. Immers in dat geval is blijkens

het bepaalde in artikel 5 bis van de verordening (EEG) 3887/92 ook na afloop van de

uiterste datum voor de indiening van een aanvraag een wijziging daarvan mogelijk en zou

het onrechtmatig zijn om appellant aan zijn aanvankelijke opgave te houden, zoals bij het

bestreden besluit is gebeurd.

Zoals het College reeds eerder heeft overwogen, is slechts sprake van een klaarblijkelijke

fout indien objectief vaststaat dat de aanvankelijk gedane opgave kennelijk fout was. Zulks

is het geval wanneer uit de aanvraag oppervlakten zelf blijkt dat de gedane opgave niet

juist kan zijn. Het College is van oordeel dat verweerder op goede gronden tot de slotsom

is gekomen dat in dit geval geen sprake is van een klaarblijkelijke fout in voormelde zin.

Gelet op het vorenstaande moet het beroep ongegrond worden verklaard.

Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing

van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gewezen door mr W.E. Doolaard, in tegenwoordigheid van mr Th.J. van Gessel, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 5 april 2001.

w.g. W.E. Doolaard w.g. Th.J. van Gessel