ECLI:NL:CBB:2001:AB1277
public
2015-11-11T15:52:17
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AB1277
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2001-04-05
AWB 00/403
Eerste aanleg - enkelvoudig
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2001:AB1277
public
2013-04-04T16:26:11
2001-07-04
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2001:AB1277 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 05-04-2001 / AWB 00/403

-

College van Beroep voor het bedrijfsleven

(zesde enkelvoudige kamer)

No. AWB 00/403 5 april 2001

5135

Uitspraak in de zaak van:

Maatschap A, appellante,

gemachtigde: mr G.A.J. Spijkers, belastingadviseur te Steenwijk,

tegen

de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, te 's-Gravenhage, verweerder,

gemachtigde: mr J.A. Diephuis, werkzaam bij verweerder.

1. De procedure

Op 17 mei 2000 heeft het College van appellante een beroepschrift ontvangen, waarbij

beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 5 april 2000, verzonden

6 april 2000.

Bij dat besluit heeft verweerder het bezwaar, dat appellante heeft gemaakt tegen

verweerders beslissing op haar aanvraag van 6 mei 1999 op grond van de Regeling EG-

steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling), niet-ontvankelijk verklaard.

Verweerder heeft op 18 juli 2000 een verweerschrift ingediend.

Op 22 februari 2001 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden, waarbij partijen hun

standpunten nader hebben doen toelichten.

2. De grondslag van het geschil

2.1 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten

en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Appellante heeft op 6 mei 1999 bij de uitvoeringsdienst LASER een formulier

"Aanvraag Oppervlakten 1999 vereenvoudigde regeling en voederareaal" ingediend

waarbij zij vijf percelen van in totaal 15.00 hectare snijma‹s (gewascode 259) onder

vermelding van bijdragecode 805 (voederareaal) heeft opgevoerd. Het

aanvraagformulier heeft betrekking op in totaal 16 percelen.

- Na overleg tussen partijen zijn op 8 juli 1999 nog enkele wijzigingen in de

perceelsnummers aangebracht.

- Bij besluit, gedateerd 29 november 1999, heeft verweerder de aanvraag goedgekeurd

en appellante medegedeeld dat de oppervlakte voederareaal, in hectare, ten behoeve

van de regeling dierlijke EG-premies voor haar is vastgesteld op: 15.

- Begin maart 2000 is vanwege appellante telefonisch contact opgenomen met

verweerder in verband met het uitblijven van de door haar verwachte uitbetaling van

ma‹spremie.

- Vanwege verweerder is er toen op gewezen, dat geen premie op grond van de

Regeling EG-steunverlening Akkerbouwgewassen was aangevraagd en dat zodanige

premie derhalve ook niet verleend was.

- Op 7 maart 2000 heeft appellante bij verweerder bezwaar gemaakt tegen het niet

verlenen van de ma‹s-premie.

- Verweerder heeft bij schrijven van 13 maart 2000 appellante uitgenodigd om

schriftelijk, gemotiveerd en voorzien van de nodige bewijsstukken aan te tonen, dat

de overschrijding van de door de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)

gestelde termijn van zes weken voor indiening van een bezwaarschrift niet aan haar

kan worden toegerekend.

- Appellante heeft daarop bij brief van 19 maart 2000 gereageerd.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Het bestreden besluit houdt een niet-ontvankelijkverklaring van het ingediende

bezwaarschrift in, wegens overschrijding van de in de artikelen 6:7 en 6:8, eerste lid, van

de Awb gestelde termijn voor indiening van bezwaarschriften van zes weken na

bekendmaking van het besluit, waartegen het bezwaar zich richt.

Daarbij wordt overwogen:

" Ingevolge artikel 6:11 van de Awb, blijft de niet-ontvankelijkverklaring ten

aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift op grond

daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de

indiener in verzuim is geweest.

Bij brief van 13 maart 2000 bent u in de gelegenheid gesteld om binnen een

termijn van twee weken aan te geven waarom u het bezwaarschrift niet tijdig

heeft ingediend. Uw reactie van 19 maart 2000, is door LASER op 21 maart

2000 ontvangen. In uw brief geeft u aan, dat u van LASER bericht heeft

ontvangen dat uw aanvraag is goedgekeurd. U ging er derhalve van uit dat de

subsidie uitbetaald zou worden.

In de brief van LASER van 29 november 1999 staat duidelijk het volgende

vermeld: "De definitieve oppervlakte voederareaal in hectare, ten behoeve van

de Regeling dierlijke EG-premies is voor u vastgesteld op: 15." Ook in de

bijlage is vermeld dat er een oppervlakte voederareaal is vastgesteld.

Uit de feiten en/of omstandigheden die u aanvoert voor het te laat indienen van

het bezwaarschrift, is mij niet gebleken dat het voor u onmogelijk was het

bezwaarschrift tijdig in te dienen. De door u aangevoerde reden is geen grond

om de termijnoverschrijding niet aan u toe te rekenen.

(.)

Op grond van het voorgaande kom ik, gelet op artikel 6:7 juncto 6:11 van de

Awb, tot de conclusie, dat u niet-ontvankelijk bent in uw bezwaren wegens het

niet verschoonbaar overschrijden van de termijn voor het indienen van het

bezwaarschrift."

4. Het standpunt van appellant

Appellante heeft ter ondersteuning van het beroep - samengevat - onder meer het volgende

tegen het bestreden besluit aangevoerd:

" Bij het invullen van het aanvraagfomulier had als code voor de gebruikstitel

815 (ma‹s) moeten worden ingevuld doch is per abuis de in de tabel direct

ernaast staande code 805 (Voederareaal) gebruikt.

Op 29 november 1999 ontvingen cli‰nten de mededeling van Laser dat de

aanvraag was goedgekeurd. Uit deze mededeling had bij nauwkeurige lezing

wellicht door cli‰nten kunnen worden opgemaakt dat de goedkeuring

betrekking had op een categorie welke men niet heeft bedoeld aan te vragen

doch deze constatering is aan de aandacht van cli‰nte ontsnapt.

Dit was uiteraard ook reden voor cli‰nten om niet gebruik te maken van de

mogelijkheid om binnen zes weken bezwaar te maken tegen de goedkeuring.

Vervolgens duurde toekenning van de te ontvangen subsidieverlening voor

het gevoel van cli‰nten vrij lang en heeft men omstreeks maart 2000 contact

opgenomen met LASER. Daarbij kreeg men te horen dat voor de subsidie

voederareaal (de door cli‰nten ten onrechte ingevulde code 805) geen

aanspraak bestond vanwege het niet voldoen aan de bijkomende formaliteiten.

Op dat moment werd cli‰nten duidelijk dat men de code voederareaal had

ingevuld waar de code 815 voor ma‹s-akkerbouwsteun had moeten worden

ingevuld.

Cli‰nten ontvangen de zgn. ma‹spremie overigens al een reeks van jaren.

Na te zijn gewezen op deze fout adviseerde de betreffende medewerker van

LASER om een bezwaarschrift c.q. verzoek om herziening in te dienen.

Dit hebben cli‰nten gedaan op 7 maart 2000.

(.)

Ik ben van mening dat de eenvoudige en onopzettelijke verschrijving bij de

aanvraag redelijkerwijs niet tot dergelijke verstrekkende gevolgen mag leiden.

Cli‰nten ontvingen de ma‹spremie al jaren, hetgeen ook uit het dossier van

LASER zal blijken, en hebben uit dien hoofde de mededeling van goedkeuring

d.d. 29 november 1999 min of meer routinematig gelezen zonder zich te

realiseren dat het om een verkeerde aanvraag zou zijn gegaan.

Ook dit feit acht ik niet zodanig verwijtbaar dat de ma‹spremie op deze enkele

formele grond moet worden geweigerd."

5. De beoordeling van het geschil

Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder het bezwaarschrift van appellante

terecht niet-ontvankelijk verklaard heeft. Het College beantwoordt die vraag bevestigend,

waartoe het volgende wordt overwogen.

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift van appellante is ingediend na het verstrijken van

de termijn van zes weken, als bedoeld in artikel 6:7 Awb. Derhalve kan ingevolge artikel

6:11 van de Awb slechts sprake zijn van een ontvankelijk bezwaar, indien redelijkerwijs

niet kan worden geoordeeld dat appellante in verzuim is geweest.

Nu in het primaire besluit weliswaar is meegedeeld dat de aanvraag van appellante is

goedgekeurd, doch in dat besluit en de daarbij behorende bijlage slechts melding wordt

gemaakt van het ten behoeve van appellante vastgestelde voederareaal, heeft appellante op

grond van de inhoud van dit besluit niet mogen aannemen dat de door haar beoogde

subsidie op grond van de Regeling was toegekend.

De omstandigheid dat appellante in eerdere jaren wel in aanmerking is gekomen voor

ma‹spremie maakt dit niet anders. Naar het oordeel van het College ligt het, juist nu

appellante ervaring heeft met de toepassing van de Regeling, eerder in de rede dat het haar

zou zijn opgevallen dat de primaire beschikking geen toekenning van akkerbouwsubsidie

inhield.

Nu van een verschoonbaar te laat indienen van het bezwaarschrift geen sprake is, was

verweerder gehouden het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk te verklaren.

Het beroep moet dan ook ongegrond worden verklaard

Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb.

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gewezen door mr W.E. Doolaard, in tegenwoordigheid van mr Th.J. van Gessel, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op

5 april 2001.

w.g. W.E. Doolaard w.g. Th.J. van Gessel