ECLI:NL:CBB:2001:AB1278
public
2015-11-10T14:27:05
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AB1278
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2001-04-05
AWB 00/411
Eerste aanleg - enkelvoudig
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2001:AB1278
public
2013-04-04T16:26:11
2001-07-04
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2001:AB1278 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 05-04-2001 / AWB 00/411

-

College van Beroep voor het bedrijfsleven

(zesde enkelvoudige kamer)

No. AWB 00/411 5 april 2001

5135

Uitspraak in de zaak van:

Maatschap A en B, te C, appellante,

tegen

de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, te 's-Gravenhage, verweerder,

gemachtigde: mr J.A. Diephuis, werkzaam bij verweerders ministerie.

1. De procedure

Op 19 mei 2000 heeft het College van appellante een beroepschrift ontvangen, waarbij

beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 17 april 2000, verzonden 20

april 2000.

Bij dat besluit heeft verweerder het bezwaar, dat appellante heeft gemaakt tegen

verweerders beslissing op haar aanvraag van 12 mei 1999 op grond van de Regeling EG-

steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling), niet-ontvankelijk verklaard.

Verweerder heeft op 25 juli 2000 een verweerschrift ingediend.

Op 22 februari 2001 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Voor de maatschap

voerde D het woord. Verweerder heeft zijn standpunt doen toelichten door zijn

gemachtigde.

2. De grondslag van het geschil

Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten

en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Appellante heeft op 1mei 1999 bij de uitvoeringsdienst LASER een formulier

"Aanvraag oppervlakten 1999 vereenvoudigde regeling en voederareaal" ingediend

waarbij zij onder vermelding van bijdragecode 815 zeven van de in totaal 22 door

haar opgegeven percelen met een totale oppervlakte van 23.22 hectare snijma‹s voor

steun ingevolge de vereenvoudigde regeling van de Regeling EG-steunverlening

akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling) in aanmerking bracht. Bij de vraag naar de

grootte van het voedereareaal werd een grootte van 23,22 hectare opgegeven.

- Op 12 mei 1999 heeft appellant in verband met de verkoop van een perceel grond een

gewijzigd aanvraagformulier bij verweerder ingediend, waarop een van de genoemde

percelen geschrapt is. De bijdragecode 815 is voor de resterende zes percelen

veranderd in bijdragecode 805 (de code voor voederareaal). Bij de vraag naar de

grootte van het voederareaal is nu 17,79 hectare opgegeven, hetgeen overeenkomt

met de grootte van de resterende percelen waarop snijma‹s verbouwd werd.

- Bij besluit, gedateerd 29 november 1999, heeft verweerder de aanvraag goedgekeurd

en appellante medegedeeld dat de oppervlakte voederareaal, in hectare, ten behoeve

van de Regeling dierlijke EG-premies voor haar is vastgesteld op: 17,79.

- Op 21 februari 2000 is vanwege appellante telefonisch contact opgenomen met

verweerder in verband met het uitblijven van de door appellante verwachte

uitbetaling van ma‹spremie.

- Vanwege verweerder is er toen op gewezen, dat geen premie op grond van de

Regeling was aangevraagd en dat zodanige premie derhalve ook niet verleend was.

- Op 23 februari 2000 heeft appellante bij verweerder bezwaar gemaakt tegen het niet

verlenen van de ma‹s-premie.

- Verweerder heeft bij schrijven van 29 februari 2000 appellante uitgenodigd om

schriftelijk, gemotiveerd en voorzien van de nodige bewijsstukken aan te tonen, dat

de overschrijding van de door de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)

gestelde termijn van zes weken voor indiening van een bezwaarschrift niet aan haar

kan worden toegerekend.

- Appellante heeft daarop bij brief van 6 maart 2000 gereageerd.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Het bestreden besluit houdt een niet-ontvankelijkverklaring van het ingediende

bezwaarschrift in, wegens overschrijding van de in de artikelen 6:7 en 6:8, eerste lid, van

de Awb gestelde termijn voor indiening van bezwaarschriften van zes weken na

bekendmaking van het besluit, waartegen het bezwaar zich richt.

Daarbij wordt overwogen:

" Ingevolge artikel 6:11 van de Awb, blijft de niet-ontvankelijkverklaring ten

aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift op grond

daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de

indiener in verzuim is geweest.

Bij brief van 29-02-2000 bent u in de gelegenheid gesteld om binnen een

termijn van twee weken aan te geven waarom u het bezwaarschrift niet tijdig

heeft ingediend. Uw reactie van 06-03-2000, is door LASER op 07-03-2000

ontvangen. In uw brief geeft u aan, dat u van LASER bericht heeft ontvangen

dat uw aanvraag is goedgekeurd. U ging er derhalve van uit dat de subsidie

uitbetaald zou worden.

In de brief van LASER van 25-11-1999 staat duidelijk het volgende vermeld:

"De definitieve oppervlakte voederareaal in hectare, ten behoeve van de

Regeling dierlijke EG-premies is voor u vastgesteld op:17,79." Ook in de

bijlage is vermeld dat er een oppervlakte voederareaal is vastgesteld. In de brief

is voorts geen sprake van een subsidie voor akkerbouwgewassen. Uit de feiten

en/of omstandigheden die u aanvoert voor het te laat indienen van het

bezwaarschrift, is mij niet gebleken dat het voor u onmogelijk was het

bezwaarschrift tijdig in te dienen. De door u aangevoerde reden is geen grond

om de termijnoverschrijding niet aan u toe te rekenen. De

termijnoverschrijding is derhalve niet verschoonbaar.

(.)

Op grond van het voorgaande kom ik, gelet op artikel 6:7 juncto 6:11 van de

Awb, tot de conclusie, dat u niet-ontvankelijk bent in uw bezwaren wegens het

niet verschoonbaar overschrijden van de termijn voor het indienen van het

bezwaarschrift."

4. Het standpunt van appellant

In het beroepschrift wordt ter ondersteuning van het beroep onder meer het volgende tegen

het bestreden besluit aangevoerd.

" Elk voorjaar vullen we de 'aanvraag oppervlaktes' in. Compleet met kaarten,

perceelsnummers en gewascodes sturen we die op naar LASER in Deventer.

Dat doen we al jaren zonder problemen. Soms moeten er nieuwe topografische

kaarten besteld worden of zien de formulieren er wat anders uit. Als je maar

zorgt dat alles op tijd binnen is bij Laser verloopt het prima. In 1999 stuurden

we de aanvraag voor de ma‹spremie op 1 mei naar Laser (.)

Begin mei hebben we grond gekocht in de regio Emmen. Omdat we onze

aanvraag voor de ma‹spremie al hadden weggestuurd hebben we telefonisch bij

LASER in Deventer nagevraagd hoe we deze eerste aanvraag konden

veranderen. Daarvoor moest een 'gewijzigde aanvraag' ingediend worden met

nieuwe perceelsnummers en oppervlaktes erbij. Op onze vraag of de reeds

ingediende aanvraag correct was werd ons verteld dat de code voor ma‹s was

veranderd 815 in 805. Wij waren blij dat we dit op tijd hoorden en stuurden de

gewijzigde aanvraag snel in (.)

Uit de brief van LASER d.d. 29 november 1999 begrepen we dat de aanvraag

was goedgekeurd. Echter de term 'goedkeuring voederareaal' had moeten zijn

'goedkeuring steunverlening akkerbouwgewassen'. Dit kan in beide gevallen

ma‹s zijn. Net als de meeste ma‹stelers gebruiken wij immers de snijma‹s als

voer ('voederareaal') voor ons melkvee. We waren dus niet gealarmeerd.

Bovendien wordt in de volksmond nooit gepraat over 'voederareaal ' of

'akkerbouwgewas'. Daar noemt men het 'stierenpremie' of 'ma‹spremie'. Ook

gaf de afwikkeling door LASER nooit aanleiding tot vragen of klachten in de

afgelopen jaren. Nietsvermoedend wachtten we dus de uitbetaling van de

ma‹spremie af.

In vorige jaren was het bedrag altijd binnen de gestelde periode overgemaakt.

Rekening houdend met eventuele millenniumproblemen of anderszins hebben

we in goed vertrouwen gewacht tot na half februari 2000. Toen vonden we dat

het wel heel erg lang duurde en hebben we toch maar gebeld naar LASER in

Deventer. We kregen de heer E aan de telefoon. Pas tijdens het telefoon-

gesprek met de heer E werd ons duidelijk dat we toch code 815 voor de ma‹s

hadden moeten laten staan. De code in de eerste aanvraag was wel de juiste.

Wij zijn hier heel erg van geschrokken. Het gaat om een bedrag van ruim f

10.000,- . Zoals het nu lijkt komen we niet in aanmerking voor ma‹s-premie

'99. Terwijl we ook geen gebruik hebben gemaakt van stierenpremie.

Op advies van de heer E (LASER Deventer) dienden we alsnog onmiddellijk

bezwaar (.) in tegen de brief van 29 nov. '99 van LASER. Het Agentschap

van LASER in Groningen, dat alle bezwaarschriften behandelt, heeft ons

bezwaar niet ontvankelijk verklaard omdat de gestelde indieningstermijn van 6

weken was overschreden. Hiertegen tekenen wij beroep aan.

Geacht College van Beroep:

Wij zijn van mening dat de beslissing van Laser onterecht is. Zoals u kunt zien

op de gewijzigde aanvraag d.d. 12 mei 1999(.) is, na ons gesprek met

LASER, de code gewijzigd. Het veranderen van de code is op aanraden van een

medewerker van LASER gebeurd (vast en zeker met de beste bedoelingen).

Wij kunnen dit niet bewijzen. U kunt echter zien dat we in voorgaande jaren

altijd correct aangevraagd hebben.

Het door ons ingediende bezwaarschrift is inderdaad te laat verzonden omdat

we niet eerder in de gaten hadden dat we bij de gewijzigde aanvraag een

foutieve code hadden ingevuld.

De afwijzing van het bezwaarschrift door LASER betekent een

inkomstenderving van f 10.000,-- voor ons bedrijf. Dit vinden we wel een hele

zware straf voor het foutief invullen van een code. We hebben niet crimineel

gehandeld. We waren alleen te goed van vertrouwen.

Daarom verzoeken we het College van Beroep ambtshalve de beschikking van

LASER te herroepen en hen te vragen ons bezwaarschrift ontvankelijk te

verklaren en alsnog te behandelen."

5. De beoordeling van het geschil

Het College constateert allereerst, dat de aanvraag is ingediend door de maatschap A, F en

B. Blijkens ter zitting overgelegde stukken is F per 1 januari 1999 uit de maatschap

getreden en vervolgens op 13 februari 2001 overleden.

Het College gaat, gelet op het hiernavolgende, voorbij aan de constatering, dat de aanvraag

is ingediend door een op het moment van aanvraag niet meer bestaande maatschap

Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder appellantes bezwaarschrift terecht

niet-ontvankelijk verklaard heeft. Het College beantwoordt die vraag bevestigend, waartoe

het volgende wordt overwogen.

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift van appellante is ingediend na het verstrijken van

de termijn van zes weken, als bedoeld in artikel 6:7 Awb. Derhalve kan ingevolge artikel

6:11 van de Awb slechts sprake zijn van een ontvankelijk bezwaar, indien redelijkerwijs

niet kan worden geoordeeld dat appellante in verzuim is geweest.

Nu in het primaire besluit weliswaar is meegedeeld dat de aanvraag van appellante is

goedgekeurd, doch in dat besluit en de daarbij behorende bijlage slechts melding wordt

gemaakt van het te haren behoeve vastgestelde voederareaal, heeft appellante op grond van

de inhoud van dit besluit niet mogen aannemen dat de door haar beoogde subsidie op grond

van de Regeling was toegekend.

De omstandigheid dat appellante in eerdere jaren wel in aanmerking is gekomen voor

ma‹spremie maakt dit niet anders. Naar het oordeel van het College ligt het, juist nu

appellante ervaring heeft met de toepassing van de Regeling, eerder in de rede dat het haar

zou zijn opgevallen dat de primaire beschikking geen toekenning van akkerbouwsubsidie

inhield.

Nu van een verschoonbaar te laat indienen van het bezwaarschrift geen sprake is, was

verweerder gehouden het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk te verklaren.

Onder die omstandigheden komt het College niet toe aan behandeling van de verdere door

appellante aangevoerde argumenten.

Het beroep moet dan ook ongegrond worden verklaard.

Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing

van artikel 8:75 van de Awb.

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gewezen door mr W.E. Doolaard in tegenwoordigheid van mr Th.J. van Gessel, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 5 april 2001.

w.g. W.E. Doolaard w.g. Th.J. van Gessel