ECLI:NL:CBB:2001:AB1280
public
2015-11-11T17:35:53
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AB1280
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2001-04-05
AWB 00/410
Eerste aanleg - enkelvoudig
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2001:AB1280
public
2013-04-04T16:26:11
2001-07-04
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2001:AB1280 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 05-04-2001 / AWB 00/410

-

College van Beroep voor het bedrijfsleven

(zesde enkelvoudige kamer)

No. AWB 00/410 5 april 2001

5135

Uitspraak in de zaak van:

De erven van A, te Groot-Agelo,

tegen

de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, te 's-Gravenhage, verweerder,

gemachtigde: mr J.A. Diephuis, werkzaam bij verweerders ministerie.

1. De procedure

Op 19 mei 2000 heeft het College van A een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep

wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 17 april 2000, verzonden 20 april

2000.

Bij dat besluit heeft verweerder het bezwaar, dat A heeft gemaakt tegen verweerders

beslissing op zijn aanvraag van 12 mei 1999 op grond van de Regeling EG-steunverlening

akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling), niet-ontvankelijk verklaard.

Verweerder heeft op 25 juli 2000 een verweerschrift ingediend.

A is op 13 februari 2001 overleden.

Op 22 februari 2001 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Voor de erven

verscheen B, schoonzoon van A. Verweerder heeft zijn standpunt doen toelichten door zijn

gemachtigde.

2. De grondslag van het geschil

Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten

en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- A heeft op 12 mei 1999 bij de uitvoeringsdienst LASER een formulier "Aanvraag

oppervlakten 1999 vereenvoudigde regeling en voederareaal" ingediend waarbij hij

onder vermelding van bijdragecode 815 een perceel van 5.43 hectare snijma‹s voor

steun ingevolge de vereenvoudigde regeling van de Regeling in aanmerking bracht.

- Op 17 mei 1999 heeft hij een gewijzigd aanvraagformulier bij verweerder ingediend,

waarop naast het bovengenoemde perceel een tweede perceel met snijmais van 4.22

hectare vermeld werd. In plaats van de bijdragecode 815 werd nu voor beide percelen

bijdragecode 805 (de code voor voederareaal) opgegeven.

- Bij besluit, gedateerd 29 november 1999, heeft verweerder de aanvraag goedgekeurd

en A medegedeeld dat de oppervlakte voederareaal, in hectare, ten behoeve van de

Regeling dierlijke EG-premies voor hem is vastgesteld op: 9.65.

- Op 21 februari 2000 is vanwege A telefonisch contact opgenomen met verweerder in

verband met het uitblijven van de door hem verwachte uitbetaling van ma‹spremie.

- Vanwege verweerder is er toen op gewezen, dat geen premie op grond van de

Regeling was aangevraagd en dat zodanige premie derhalve ook niet verleend was.

- Op 23 februari 2000 heeft A bij verweerder bezwaar gemaakt tegen het niet verlenen

van de ma‹s-premie.

- Verweerder heeft A bij schrijven van 29 februari 2000 uitgenodigd om schriftelijk,

gemotiveerd en voorzien van de nodige bewijsstukken aan te tonen, dat de

overschrijding van de door de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) gestelde

termijn van zes weken voor indiening van een bezwaarschrift niet aan hem kan

worden toegerekend.

- A heeft daarop bij brief van 6 maart 2000 gereageerd.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Het bestreden besluit houdt een niet-ontvankelijkverklaring van het ingediende

bezwaarschrift in, wegens overschrijding van de in de artikelen 6:7 en 6:8, eerste lid, van

de Awb gestelde termijn voor indiening van bezwaarschriften van zes weken na

bekendmaking van het besluit, waartegen het bezwaar zich richt.

Daarbij wordt overwogen:

" Ingevolge artikel 6:11 van de Awb, blijft niet-ontvankelijkverklaring ten

aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift op grond

daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de

indiener in verzuim is geweest.

Bij brief van 29-02-2000 bent u in de gelegenheid gesteld om binnen een

termijn van twee weken aan te geven waarom u het bezwaarschrift niet tijdig

heeft ingediend. Uw reactie van 06-03-2000, is door LASER op 07-03-2000

ontvangen. In uw brief geeft u aan, dat u van LASER bericht heeft ontvangen

dat uw aanvraag is goedgekeurd. U ging er derhalve van uit dat de subsidie

uitbetaald zou worden.

In de brief van LASER van 29-11-1999 staat duidelijk het volgende vermeld:

"De definitieve oppervlakte voederareaal in hectare, ten behoeve van de

Regeling dierlijke EG-premies is voor u vastgesteld op: 9,65." Ook in de

bijlage is vermeld dat er een oppervlakte voederareaal is vastgesteld. In de brief

is voorts geen sprake van een subsidie voor akkerbouwgewassen. Uit de feiten

en/of omstandigheden die u aanvoert voor het te laat indienen van het

bezwaarschrift, is mij niet gebleken dat het voor u onmogelijk was het

bezwaarschrift tijdig in te dienen. De door u aangevoerde reden is geen grond

om de termijnoverschrijding niet aan u toe te rekenen. De

termijnoverschrijding is derhalve niet verschoonbaar.

(.)

Op grond van het voorgaande kom ik, gelet op artikel 6:7 juncto 6:11 van de

Awb, tot de conclusie, dat u niet-ontvankelijk bent in uw bezwaren wegens het

niet verschoonbaar overschrijden van de termijn voor het indienen van het

bezwaarschrift."

4. Het standpunt van Lohuis

In het door de schoondochter van A opgestelde beroepschrift wordt ter ondersteuning van

het beroep onder meer het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.

" Elk voorjaar vul ik voor mijn schoonvader de 'aanvraag oppervlaktes' in.

Compleet met kaarten, perceelsnummers en gewascodes sturen we die op naar

LASER in Deventer. Dat doen we al jaren zonder problemen. Soms moeten er

nieuwe topografische kaarten besteld worden of zien de formulieren er wat

anders uit. Als we maar zorgen dat alles op tijd binnen is bij Laser verloopt het

prima. In 1999 stuurden we de aanvraag voor de ma‹spremie op 1 mei naar

Laser (.)

Begin mei heeft mijn schoonvader grond aangekocht in de regio Emmen.

Omdat zijn aanvraag voor de ma‹spremie al was weggestuurd hebben we

telefonisch bij LASER in Deventer nagevraagd hoe deze eerste aanvraag

veranderd kon worden. Daarvoor moest een 'gewijzigde aanvraag' ingediend

worden met nieuwe perceelsnummers en oppervlaktes erbij. Op onze vraag of

de reeds ingediende aanvraag correct was werd ons verteld dat de code voor

ma‹s was veranderd 815 in 805. Wij waren blij dat we dit op tijd hoorden en

stuurden de gewijzigde aanvraag snel in (.)

Uit de brief van LASER d.d. 29 november 1999 begrepen we dat de aanvraag

was goedgekeurd. Echter nu blijkt dat de term 'goedkeuring voederareaal' had

moeten zijn 'goedkeuring steunverlening akkerbouwgewassen'. Dit kan in beide

gevallen ma‹s zijn. Net als bij de meeste ma‹stelers wordt de ma‹s verkocht als

veevoer of als voeder voor eigen vee gebruikt. Er rinkelde dus geen alarmbel

bij ons. Bovendien wordt in de volksmond nooit gepraat over voederareaal of

akkerbouwgewas. Daar noemt men het stierenpremie of ma‹spremie. Ook gaf

de afwikkeling door LASER nooit aanleiding tot vragen of klachten in de

afgelopen jaren. Nietsvermoedend wachtten we dus de uitbetaling van de

ma‹spremie af.

In vorige jaren was het bedrag altijd binnen de gestelde periode overgemaakt.

Rekening houdend met eventuele millenniumproblemen of anderszins hebben

we in goed vertrouwen gewacht tot na half februari 2000. Toen vonden we dat

het wel heel erg lang duurde en hebben we toch maar gebeld naar LASER in

Deventer. We kregen de heer C aan de telefoon. Pas tijdens het telefoongesprek

met de heer C werd ons duidelijk dat we toch code 815 voor de ma‹s hadden

moeten laten staan. De code in de eerste aanvraag was wel de juiste. Wij zijn

hier heel erg van geschrokken. Het gaat om een bedrag van ruim f 5000,- dat

mijn schoonvader niet ontvangt. Zoals het nu lijkt komt hij niet in aanmerking

voor ma‹spremie '99.

Op advies van de heer C (LASER Deventer) dienden we alsnog onmiddellijk

bezwaar (.) in tegen de brief van 29 nov. '99 van LASER. Het Agentschap

van LASER in Groningen, dat alle bezwaarschriften behandelt, heeft ons

bezwaar niet ontvankelijk verklaard omdat de gestelde indieningstermijn van 6

weken was overschreden. Hiertegen tekenen wij beroep aan.

Geacht College van Beroep:

Wij zijn van mening dat de beslissing van Laser onterecht is. Zoals u kunt zien

op de gewijzigde aanvraag d.d. 12 mei 1999(.) is, na ons gesprek met

LASER, de code gewijzigd. Het veranderen van de code is op aanraden van een

medewerker van LASER gebeurd (vast en zeker met de beste bedoelingen).

Wij kunnen dit niet bewijzen. U kunt echter zien dat we in voorgaande jaren

altijd correct aangevraagd hebben.

Het door ons ingediende bezwaarschrift is inderdaad te laat verzonden omdat

we niet eerder in de gaten hadden dat we bij de gewijzigde aanvraag een

foutieve code hadden ingevuld.

De afwijzing van het bezwaarschrift door LASER betekent een

inkomstenderving van f 5000,-- voor mijn schoonvader. Dit vinden we wel een

hele zware straf voor het foutief invullen van een code. We hebben niet

crimineel gehandeld. We waren alleen te goed van vertrouwen.

Daarom verzoeken we het College van Beroep ambtshalve de beschikking van

LASER te herroepen en hen te vragen ons bezwaarschrift ontvankelijk te

verklaren en alsnog te behandelen."

5. De beoordeling van het geschil

Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder het bezwaarschrift van A terecht niet-

ontvankelijk verklaard heeft. Het College beantwoordt die vraag bevestigend, waartoe het

volgende wordt overwogen.

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift van A is ingediend na het verstrijken van de

termijn van zes weken, als bedoeld in artikel 6:7 Awb. Derhalve kan ingevolge artikel 6:11

van de Awb slechts sprake zijn van een ontvankelijk bezwaar, indien redelijkerwijs niet

kan worden geoordeeld dat A in verzuim is geweest.

Nu in het primaire besluit weliswaar is meegedeeld dat de aanvraag van A is goedgekeurd,

doch in dat besluit en de daarbij behorende bijlage slechts melding wordt gemaakt van het

te zijnen behoeve vastgestelde voederareaal, heeft A op grond van de inhoud van dit besluit

niet mogen aannemen dat de door hem beoogde subsidie op grond van de Regeling was

toegekend.

De omstandigheid dat A in eerdere jaren wel in aanmerking is gekomen voor ma‹spremie

maakt dit niet anders. Naar het oordeel van het College ligt het, juist nu A ervaring had met

de toepassing van de Regeling, eerder in de rede dat het hem zou zijn opgevallen dat de

primaire beschikking geen toekenning van akkerbouwsubsidie inhield.

Nu van een verschoonbaar te laat indienen van het bezwaarschrift geen sprake is, was

verweerder gehouden het bezwaar van A niet-ontvankelijk te verklaren.

Onder die omstandigheden komt het College niet toe aan behandeling van de verdere door

A aangevoerde argumenten.

Het beroep moet dan ook ongegrond worden verklaard

Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing

van artikel 8:75 van de Awb.

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gewezen door mr W.E. Doolaard in tegenwoordigheid van mr Th.J. van Gessel, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 5 april 2001.

w.g. W.E. Doolaard w.g. Th.J. van Gessel