-
De president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven
No.AWB 01/312 8 mei 2001
11230
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak van:
A, te X, verzoeker,
tegen
de Directeur van de Rijksdienst voor de Keuring van vee en vlees, verweerder.
1. De procedure
Bij besluit van 29 maart 2001 is verzoeker aangezegd - samengevat - dat de evenhoevige dieren op zijn bedrijf zullen worden geruimd.
Bij zijn uitspraken van 21 april 2001 en 22 april 2001 heeft de president van het College het tegen voormeld besluit gerichte verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Bij schrijven van 23 april 2001 heeft verzoeker de president opnieuw gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
2. De beoordeling van het verzoek
In zijn uitspraken van 21 en 22 april 2001 is de president na uitvoerig onderzoek opnieuw tot de - ook in eerdere uitspraken getrokken - conclusie gekomen dat het primaire bedrijf in X op voorshands goede grondslag besmet is verklaard en dat in verband hiermee verweerder, gelet op de door hem uiteengezette en niet overtuigend weersproken veterinaire risico's, ook onverkort heeft kunnen vasthouden aan zijn beleid om alle bedrijven binnen een zone van 2 kilometer als verdachte bedrijven aan te merken en te ruimen. Het verzoek om voorlopige voorziening is daarom afgewezen.
Hetgeen door verzoeker thans in zijn nieuwe verzoek om een voorlopige voorziening naar voren wordt gebracht is in wezen niets anders dan een herhaling van zijn in de eerdere procedure ingenomen standpunten en naar voren gebrachte twijfels omtrent de besmetting en daaruit voortvloeiende veterinaire risico's in het vaccinatiegebied in X. Van enig nieuw gezichtspunt is geen sprake. Het verzoek is derhalve kennelijk ongegrond
De president acht geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Awb.
3. De beslissing
De president wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Aldus gewezen door mr H.G. Lubberdink, fungerend president, in tegenwoordigheid van mr drs B. van Velzen, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2001.
w.g. H.G. Lubberdink w.g. B. van Velzen