ECLI:NL:CBB:2001:AB1877
public
2015-11-16T15:15:10
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AB1877
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2001-05-23
AWB 01/405
Voorlopige voorziening
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2001:AB1877
public
2013-04-04T16:28:42
2001-07-04
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2001:AB1877 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 23-05-2001 / AWB 01/405

-

De president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven

No. AWB 01/405 23 mei 2001

11230

Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken van:

1. A, te X, verzoeker sub 1, en

2. B, te Y, verzoeker sub 2, hierna gezamenlijk aan te duiden als verzoekers,

gemachtigde: mr V.P. Loosjes, advocaat te Werkendam,

tegen

1. de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, te Den Haag, en

2. de directeur van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, te Rijswijk, hierna individueel en gezamenlijk aan te duiden als verweerder.

1. De procedures

Bij besluit van 4 april 2001 heeft verweerder - voor zover hier van belang - bepaald dat alle evenhoevigen op het bedrijf van verzoeker sub 1 met ingang van 4 april 2001 als verdacht van mond- en klauwzeer (hierna: mkz) worden aangemerkt en dat deze dieren zullen worden gevaccineerd en vervolgens gedood, met dien verstande dat verzoeker sub 1 nader zal worden bericht of ook de runderen op zijn bedrijf zullen worden gedood.

Op een de president onbekende datum heeft verweerder ten aanzien van de evenhoevigen op het bedrijf van verzoeker sub 2 een naar aard en strekking gelijkluidend besluit genomen.

Bij brief van 17 april 2001 heeft verweerder verzoekers medegedeeld dat ook de runderen op hun bedrijf zullen worden gedood.

Verzoekers hebben tijdig bezwaar gemaakt tegen bovenomschreven besluiten.

Bij faxbericht van 3 mei 2001 hebben verzoekers zich tot de president van het College gewend met het verzoek de besluiten waartegen bezwaar, welke besluiten verweerder nader heeft uitgewerkt in zijn brief van 17 april 2001, bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen.

De president heeft de verzoeken behandeld ter zitting van 10 mei 2001, alwaar partijen hun standpunt bij monde van hun gemachtigden nader hebben toegelicht.

Bij aan partijen bekende uitspraak van 11 mei 2001 onder nummer AWB 01/344 heeft de president de verzoeken afgewezen.

Bij faxbericht van 22 mei 2001 hebben verzoekers zich wederom tot de president van het College gewend met het verzoek de besluiten waartegen bezwaar, welke besluiten verweerder nader heeft uitgewerkt in zijn brief van 17 april 2001, bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen.

Onder toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht

(hierna: Awb) heeft de president besloten zonder zitting uitspraak te doen.

2. De beoordeling van de verzoeken

2.1 Voor zover verzoekers hun verzoeken doen steunen op argumenten die zij reeds in het kader van de op 3 mei 2001 ingediende verzoeken om voorlopige voorziening hebben aangedragen, kunnen deze argumenten niet leiden tot toewijzing van de onderhavige verzoeken. De president verwijst in dit verband naar de uitspraak van 11 mei 2001.

2.2 In onder meer de uitspraak van 27 april 2001 onder nummer AWB 01/328, welke uitspraak aan deze uitspraak is gehecht, heeft de president voorlopig geoordeeld dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot verdachtverklaring, suppressieve vaccinatie en doding van de evenhoevigen op het desbetreffende bedrijf, gelegen in het vaccinatiegebied groot Oene op meer dan twee kilometer afstand van de dichtstbijzijnde gelokaliseerde mkz-besmettingshaard.

De onderhavige verzoeken bevatten, bezien in het licht van de uitspraken van 27 april 2001 en 11 mei 2001, geen nieuwe gezichtspunten en zijn derhalve kennelijk ongegrond. Ook de omstandigheid dat verzoekers alle in eerdere zaken naar voren gebrachte argumenten thans in combinatie aan de orde stellen, levert geen nieuw gezichtspunt op.

De president acht geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Awb.

Toepassing gevend aan het bepaalde bij artikel 8:83, vierde lid, van de Awb wordt beslist als volgt.

3. De beslissing

De president wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.

Aldus gewezen door mr D. Roemers, fungerend president, in tegenwoordigheid van

mr drs B. van Velzen, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2001.

w.g. D. Roemers w.g. B. van Velzen