ECLI:NL:CBB:2001:AB2131
public
2015-11-16T13:36:16
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AB2131
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2001-06-06
AWB 00/528
Eerste aanleg - meervoudig
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2001:AB2131
public
2013-04-04T16:29:40
2001-07-04
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2001:AB2131 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 06-06-2001 / AWB 00/528

-

College van Beroep voor het bedrijfsleven

No. AWB 00/528 6 juni 2001

5135

Uitspraak in de zaak van:

Maatschap A en B, te C, appellante,

gemachtigde: mr ir J.L. Mieras, werkzaam bij de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie, te Goes

tegen

de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, verweerder,

gemachtigde: mr J.A. Diephuis, werkzaam bij verweerders ministerie.

1. De procedure

Op 22 juni 2000 heeft het College van appellantee een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 10 mei 2000, verzonden

11 mei 2000.

Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar dat appellante heeft gemaakt tegen verweerders beslissing op appellantes aanvraag om steun ingevolge de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling).

Verweerder heeft op 24 oktober 2000 een verweerschrift ingediend.

Op 14 maart 2001 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden, waarbij partijen hun standpunten nader hebben doen toelichten.

2. De grondslag van het geschil

2.1 Bij Verordening (EEG) nr. 3887/92, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 229/95, is onder meer het volgende bepaald:

" Artikel 4

2.a De steunaanvraag "oppervlakten" mag na de uiterste datum voor de indiening ervan worden gewijzigd op voorwaarde dat de bevoegde autoriteiten de wijziging uiterlijk op de data als bedoeld in de artikelen 10, 11 en 12 van verordening (EEG) nr. 1765/92 van de Raad ontvangen.

Wat de percelen landbouwgrond betreft, mag de steunaanvraag "oppervlakten" slechts worden gewijzigd in bijzondere gevallen die naar behoren zijn gemotiveerd, zoals met name een overlijden, een huwelijk, aan- of verkoop of de sluiting van een pachtovereenkomst. De Lid-staten stellen de desbetreffende voorwaarden vast. Het is evenwel niet mogelijk een perceel toe te voegen aan de percelen die voor een braaklegging of als voederareaal zijn aangegeven, tenzij het een geval betreft dat overeenkomstig de desbetreffende bepalingen naar behoren is gemotiveerd en op voorwaarde dat dit perceel reeds voor braaklegging of als voederareaal was opgenomen in een steunaanvraag van een ander bedrijfshoofd, welke laatste steunaanvraag dienoverkomstig wordt gecorrigeerd.

Met betrekking tot het gebruik of de betrokken steunregelingen kunnen in alle gevallen wijzigingen worden aangebracht. Het is evenwel niet mogelijk een perceel toe te voegen aan de percelen, die voor een braaklegging zijn aangegeven.

(...)

Artikel 5 bis

Onverminderd de voorschriften van de artikelen 4 en 5 kan een steunaanvraag, in geval van een door de bevoegde instantie erkende klaarblijkelijke fout, na de indiening op elk moment worden aangepast."

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Appellante heeft op 12 mei 1999 met gebruikmaking van het daarvoor bestemde formulier een Aanvraag oppervlakten 1999 vereenvoudigde regeling en voederareaal ingediend. Het aanvraagformulier heeft betrekking op in totaal zevenentwintig percelen.

- Bij besluit van 30 november 1999 heeft verweerder appellante bericht dat de aanvraag is goedgekeurd en dat voor haar een definitieve oppervlakte voederareaal ten behoeve van de Regeling dierlijke EG-premies is vastgesteld van 10.98 hectare.

- Appellante heeft naar aanleiding hiervan bij schrijven van 30 december 1999 bij verweerder bezwaar gemaakt, waarbij zij heeft aangegeven, dat zij per abuis een verkeerde bijdragecode op het aanvraagformulier had ingevuld, het haar bedoeling was geweest een akkerbouwbijdrage op grond van de vereenvoudigde Regeling aan te vragen, en dat zij niet over vleesvee of zoogkoeien beschikt.

- Bij dit schrijven heeft appellante verweerder een gewijzigd aanvraagformulier toegezonden.

- Op grond van de overweging dat het bezwaar kennelijk ongegrond was, heeft verweerder ervan afgezien om appellante in de gelegenheid te stellen haar bezwaar mondeling nader toe te lichten.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Het bestreden besluit houdt - samengevat - onder meer het volgende in.

Een aanvraag kan volgens de geldende regelgeving na de uiterste indieningsdatum slechts worden gewijzigd als sprake is van een duidelijke fout. Er is hier geen sprake van een zodanige fout. De aanvraag is niet onlogisch, niet onvolledig en consequent ingevuld. Het staat de ondernemer vrij om steun aan te vragen. Hij is ook zelf verantwoordelijk voor de juiste invulling van zijn aanvrage.

Verweerder heeft in dit verband nog overwogen, dat appellante weliswaar bij de betrokken percelen de productieregio vermeld heeft, terwijl in de toelichting op het aanvraagformulier wordt aangegeven dat dat alleen nodig is bij gewaspercelen die worden opgegeven voor akkerbouwsteun, doch dat dit geen grond was voor twijfel omdat appellante de productieregio ook vermeld heeft bij de andere percelen die evident niet voor akkerbouwsteun in aanmerking gebracht werden.

In het werkdocument van de Europese Commissie van 18 januari 1999 wordt gepreciseerd wanneer sprake is van duidelijke vergissingen. Daarbij gaat het kort gezegd om vergissingen die bij enkele vergelijking van de op het aanvraagformulier verstrekte gegevens reeds kunnen blijken. Verweerder acht zich niet verplicht, zich te verdiepen in de motieven van aanvragers.

Verweerder is van oordeel, dat hier geen sprake is van een duidelijke fout, zodat de aanvraag niet gewijzigd kan worden.

Appellante komt dus niet voor de gevraagde steun in aanmerking.

4. Het standpunt van appellante

Namens appellante is ter ondersteuning van het beroep het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.

" - mijn cliënt beoogt in aanmerking te komen voor akkerbouwsteun. Hij heeft bij het invullen van zijn aanvraagformulier een duidelijke fout gemaakt, want hij heeft geen vee op grond waarvan hij in aanmerking zou komen voor een tegemoetkoming in het kader van de Regeling dierlijke EG-premies. In die zin is sprake van een duidelijke vergissing zijnerzijds.

- Mijn cliënt heeft op het aanvraagformulier in de kolom: "productieregio" bij alle gewaspercelen een 2 vermeld. Dit cijfer is een code om aan te geven dat de betreffende percelen worden opgegeven voor een akkerbouwsubsidie, zo staat in de toelichting bij het aanvraagformulier onder "i". Mijn cliënt vult tegelijkertijd een verkeerde bijdragecode in nl. 805 in plaats van code 815. Alleen al hierdoor ontstaat een duidelijke tegenstrijdigheid op het aanvraagformulier. Om dit te constateren is niet veel onderzoek nodig. De cijfercombinatie klopt niet en dat had moeten opvallen indien Laser de cijfers met elkaar had vergeleken. Een aandachtiger onderzoek, zoals genoemd in het werkdocument van de Europese Commissie van 18 januari 1999 inzake duidelijke vergissingen in de in het kader van het geintegreerd systeem ingediende steunaanvragen (VI/7103/98 Rev2-NL) had deze strijdigheid direct aan het licht gebracht.

- In haar "Overwegingen" op vervolgblad 3 van de bestreden beslissing verwijst LASER naar hetzelfde Werkdocument als hiervoor genoemd. Kennelijk ziet men over het hoofd dat dit werkdocument spreekt van : "Een aandachtiger onderzoek, waarbij de in dezelfde aanvraag verstrekte gegevens onderling worden vergeleken ...." als aanleiding tot het kunnen constateren van een fout. Met andere woorden: baseert men zich op meergemeld Werkdocument dan dient te worden gehandeld zoals dit Werkdocument voorschrijft: aandachtig bestuderen en de gegevens onderling vergelijken. Pas daarna kunnen conclusies worden getrokken.

- Bovendien is in casu sprake van een duidelijke fout omdat de aanvraag van mijn cliënt, om reden als hierboven genoemd, niet logisch en niet consequent is ingevuld. Het staat een producent weliswaar vrij om voor een perceel - waar mogelijk - al dan niet een subsidie aan te vragen, maar LASER heeft een taak bij de controle van die aanvraag. Niet kan worden geoordeeld dat LASER genoemde taak niet heeft, want fouten dienen op enig moment te worden opgespoord en - met gebruikmaking van het gestelde in meergenoemd Werkdocument op hun vergissingswaarde te worden getoetst. Dit heeft LASER in het onderhavige geval nagelaten.

- Tevens is nagelaten mijn cliënt te horen omtrent zijn vergissing. Door mijn cliënt niet te horen heeft LASER een lichtvaardige en onvoldoende onderbouwde beslissing genomen. Ook zijn de grote belangen welke mijn cliënt heeft bij toekenning van de Steunaanvraag kennelijk niet of onvoldoende afgewogen bij het nemen van het bestreden besluit. Indien in dit kader voldoende afweging had plaatsgevonden was zijn aanvraag aan een nauwkeuriger onderzoek onderworpen geweest. Het besluit van LASER is derhalve niet in redelijkheid tot stand gekomen.

Namens mijn cliënt verzoek ik u het bestreden besluit te vernietigen en een nieuw besluit te nemen ertoe leidend dat mijn cliënt de hem rechtens toekomende tegemoetkoming ontvangt in het kader van de Regeling Eg-steunverlening akkerbouwgewassen."

5. De beoordeling van het geschil

Het College stelt voorop dat verweerder zich op goede grond op het standpunt stelt dat slechts aan het bezwaar van appellante tegemoet had kunnen worden gekomen, indien door appellante bij de aanvraag oppervlakten een klaarblijkelijke fout is gemaakt. Immers alleen in dat geval is het blijkens artikel 5 bis van Verordening (EEG) nr. 3887/92 ook na afloop van de uiterste indieningsdatum van een aanvraag mogelijk die aanvraag te wijzigen.

De Commissie van de Europese Gemeenschappen heeft in een werkdocument van

18 januari 1999, VI/7103/98 Rev2-NL, enkele richtsnoeren inzake manifeste fouten in de zin van genoemd artikel 5 bis vastgesteld. Als manifeste fouten worden in dit werkdocument aangemerkt direct in het oog springende fouten en tegenstrijdigheden, die bij een aandachtiger onderzoek van de in de aanvraag verstrekte gegevens geconstateerd worden, alsmede eigenaardigheden, die betrekking hebben op aanduidingen of nummers van percelen of dieren. Benadrukt wordt dat het moet gaan om identificatiefouten. Fouten met betrekking tot de teelt gelden in beginsel niet als duidelijke fouten. Bij verwisseling van percelen zou een uitzondering gemaakt kunnen worden, mits het niet gaat om een perceel, dat wordt gebruikt als braakgrond of met voedergewassen beteelde oppervlakte.

Het College overweegt dat genoemd werkdocument niet is aan te merken als een verordening, een richtlijn of een beschikking in de zin van artikel 249 EG en dat derhalve aan dit werkdocument niet de verbindende kracht toekomt die verweerder hieraan wenst te verbinden. Naar zijn inhoud betreft dit werkdocument bovendien niet een limitatief systeem van mogelijke gronden om wijziging van de aanvraag na de sluitingsdatum toe te staan.

Dit neemt niet weg dat verweerder de bevoegdheid om aan de hand van dit werkdocument en de daaraan voorafgaande, qua strekking vergelijkbare werkdocumenten binnen de door Verordening (EEG) nr. 3887/92 getrokken grenzen een vaste beleidslijn te ontwikkelen, zeker niet ontzegd kan worden.

Verweerder heeft er terecht op gewezen, dat de "Aanvraag oppervlakten 1999 vereenvoudigde regeling en voederareaal" geen tegenstrijdigheden bevat. Uit dien hoofde bestond er derhalve geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van deze aanvraag. Het College wijst er in dit verband met name op, dat niet alleen bij de diverse percelen als bijdragecode 805 vermeld is, maar dat ook bij de vraag naar de totale oppervlakte van het voederareaal de samengetelde oppervlakte van de negen percelen vermeld is.

In het licht van deze overwegingen biedt, hetgeen appellante heeft aangevoerd, geen grond voor het oordeel, dat verweerder de aanwezigheid van een klaarblijkelijke fout, als bedoeld in artikel 5 bis van Verordening (EEG) nr. 3887/92 had moeten erkennen en naar aanleiding van appellantes bezwaarschrift wijziging van de aanvraag had moeten toestaan.

Het College tekent hierbij aan, dat - anders dan appellante meent - beantwoording van de vraag of sprake is van een klaarblijkelijke fout niet afhankelijk gesteld kan worden van een belangenafweging.

Het College overweegt tenslotte nog dat appellantes klacht, dat zij over haar bezwaar niet gehoord is, niet tot de conclusie kan leiden dat het beroep gegrond verklaard moet worden. Hoewel het in gevallen als hier aan de orde zeker de voorkeur kan verdienen wel tot het horen van belanghebbenden over te gaan, moet immers aan verweerder worden toegegeven, dat het in dit geval uitsluitend draait om de vraag of verweerder het aanvraagformulier, zoals het was ingevuld, op de juiste wijze geïnterpreteerd heeft. Een toelichting van appellante kan daaraan weinig toe- of afdoen. Gelet daarop vindt het College geen grond te oordelen, dat verweerder niet kon menen, dat het bezwaar kennelijk ongegrond was.

Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard.

Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gewezen door mr H.G. Lubberdink, mr M.J. Kuiper en mr W.E. Doolaard in tegenwoordigheid van mr Th.J. van Gessel, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2001.

w.g. H.G. Lubberdink w.g. Th.J. van Gessel