ECLI:NL:CBB:2001:AB2493
public
2015-11-12T01:37:02
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AB2493
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2001-06-27
AWB 01/25
Voorlopige voorziening
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2001:AB2493
public
2013-04-04T16:31:12
2004-07-21
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2001:AB2493 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 27-06-2001 / AWB 01/25

Bij besluit van 16 oktober 2001 (verzonden op 18 oktober 2000), heeft verweerder besloten om de op 7 juni 2000 aan verzoekster sub 1 verleende aanwezigheidsvergunning voor twee kansspelautomaten per 1 november 2000 in te trekken.

Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 27 november 2000 bezwaar gemaakt bij verweerder.

De president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven

No. AWB 01/25 27 juni 2001

29000

Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak van:

1. A, te B, en haar vennoten

2. C, wonende te D,

3. E, wonende te F,

verzoekers,

gemachtigde: mr P. Vermeulen, advocaat te Spijkenisse,

tegen

de Burgemeester van Spijkenisse, zetelend aldaar, verweerder.

1. De procedure

Bij besluit van 16 oktober 2001 (verzonden op 18 oktober 2000), heeft verweerder besloten om de op 7 juni 2000 aan verzoekster sub 1 verleende aanwezigheidsvergunning voor twee kansspelautomaten per 1 november 2000 in te trekken.

Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 27 november 2000 bezwaar gemaakt bij verweerder.

Bij een op 10 januari 2001 - door tussenkomst van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam - ter griffie ingekomen verzoekschrift hebben verzoekers de president gevraagd bij wege van voorlopige voorziening het besluit van verweerder van 16 oktober 2000 te schorsen totdat deze beschikking onherroepelijk is geworden, dan wel enige andere beslissing te nemen die de president in goede justitie zal vermenen te behoren.

Bij fax van 6 februari 2001 heeft de gemachtigde van verzoekers een uitgebreide lijst met verhinderdata aan de president toegezonden.

Bij griffiersbrief van 7 februari 2001 is vervolgens aan verzoekers medegedeeld dat de mondelinge behandeling van het onderhavige verzoek is bepaald op 9 maart 2001.

Op 27 februari 2001 heeft verweerder een schriftelijke reactie aan de president doen toekomen, waarbij tevens producties zijn gevoegd.

Bij brief van 5 maart 2001 heeft verweerder nog enige aanvullende stukken aan de president toegezonden.

Bij fax van 6 maart 2001 hebben verzoekers de president verzocht om de behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd uit te stellen.

Ingevolge het bepaalde bij artikel 8:82, tweede lid, juncto artikel 8:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt voor de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening een griffierecht geheven en wordt het verzoek bij niet tijdige betaling niet-ontvankelijk verklaard.

Bij brief van 18 mei 2001 is namens de president ingevolge artikel 8:82, tweede lid, van de Awb aan verzoekers meegedeeld dat het griffierecht binnen twee weken voldaan dient te zijn. Daarbij zijn verzoekers gewezen op de gevolgen van niet tijdige voldoening.

Het griffierecht is op bedoeld tijdstip niet voldaan. Derhalve moet het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk worden verklaard.

2. De beslissing

De president verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr B. Verwayen, fungerend president, in tegenwoordigheid van

mr Th.J. van Gessel, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2001.

w.g. B. Verwayen w.g. Th.J. van Gessel