ECLI:NL:CBB:2001:AB4351
public
2015-11-12T16:00:06
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AB4351
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2001-08-08
AWB 00/445
Eerste aanleg - enkelvoudig
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2001:AB4351
public
2013-04-04T16:36:40
2001-08-16
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2001:AB4351 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 08-08-2001 / AWB 00/445

-

College van Beroep voor het bedrijfsleven

(zesde enkelvoudige kamer)

No. AWB 00/445 8 augustus 2001

5135

Uitspraak in de zaak van:

A, te B, appellant,

tegen

de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, verweerder,

gemachtigde: mr J.A. Diephuis, werkzaam bij verweerder.

1. De procedure

Op 31 mei 2000 heeft het College van appellant een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 14 april 2000, welk besluit op 21 april 2001 aan appellant is verzonden.

Bij dit besluit heeft verweerder het bezwaar van appellant, dat hem geen subsidie was verleend op grond van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen, niet-ontvankelijk verklaard.

Verweerder heeft op 25 juli 2000 een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2001, waarbij partijen hun standpunten nader hebben toegelicht.

2. De grondslag van het geschil

Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Appellant heeft op 7 mei 1999 bij de uitvoeringsdienst LASER een formulier "Aanvraag oppervlakten 1999 vereenvoudigde regeling en voederareaal" ingediend waarbij hij twee percelen van in totaal 2.35 hectare korrelmaïs (gewascode 316) onder vermelding van bijdragecode 805 (voederareaal) heeft opgevoerd.

- Bij besluit, gedateerd 19 november 1999, heeft verweerder de aanvraag goedgekeurd en appellant medegedeeld dat de oppervlakte voederareaal, in hectare, ten behoeve van de regeling dierlijke EG-premies voor hem is vastgesteld op: 2.35.

- Begin december 2000 heeft appellant telefonisch contact opgenomen met verweerder.

- Op 8 februari 2000 heeft appellant wederom telefonisch contact opgenomen met verweerder in verband met het uitblijven van de door hem verwachte uitbetaling van akkerbouw subsidie, bij welke gelegenheid appellant er toen door verweerder op gewezen is dat geen premie op grond van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen was aangevraagd en dat zodanige premie derhalve ook niet verleend was.

- Bij brief van 8 februari 2000 heeft appellant bij verweerder bezwaar gemaakt tegen het niet verlenen van de subsidie op grond van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen.

- Verweerder heeft bij schrijven van 14 februari 2000 appellant uitgenodigd om schriftelijk, gemotiveerd en voorzien van de nodige bewijsstukken aan te tonen, dat de overschrijding van de door de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) gestelde termijn van zes weken voor indiening van een bezwaarschrift niet aan hem kan worden toegerekend.

- Appellante heeft daarop bij brief van 22 februari 2000 gereageerd.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit en het standpunt van verweerder

Het bestreden besluit houdt een niet-ontvankelijkverklaring van het ingediende bezwaar.

Daarbij wordt in het bestreden besluit overwogen:

" Ingevolge artikel 6:11 van de Awb, blijft de niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

(…)

In de brief van LASER van 19 november 1999 staat duidelijk het volgende vermeld: "De definitieve oppervlakte voederareaal in hectare, ten behoeve van de Regeling dierlijke EG-premies is voor u vastgesteld op: 2.35." Ook in de bijlage is vermeld dat er een oppervlakte voederareaal is vastgesteld.

Uit de feiten en/of omstandigheden die u aanvoert voor het te laat indienen van het bezwaarschrift, is mij niet gebleken dat het voor u onmogelijk was het bezwaarschrift tijdig in te dienen. De door u aangevoerde reden is geen grond om de termijnoverschrijding niet aan u toe te rekenen.

(…)

Op grond van het voorgaande kom ik, gelet op artikel 6:7 juncto 6:11 van de Awb, tot de conclusie, dat u niet-ontvankelijk bent in uw bezwaren wegens het niet verschoonbaar overschrijden van de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift."

In het verweerschrift is door verweerder nog het navolgende naar voren gebracht:

" In het besluit van 19 november 1999 noch in de bijlage daarbij was ook maar iets vermeld over akkerbouwsteun of maïspremie. De inhoud van het primaire besluit gaf dus geen aanleiding voor appellants opvatting dat hem maïspremie was toegekend. De reden van de niet tijdige indiening van het bezwaarschrift is dus niet aan verweerder te wijten. Slechts omdat appellant ervan uitging dat hij maïspremie had aangevraagd, heeft hij in het primaire besluit willen lezen dat hem die premie was toegekend, en was hij niet bedacht op de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift."

4. Het standpunt van appellant

Appellant heeft ter ondersteuning van het beroep in zijn beroepschrift onder meer het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd:

" In 1999 is door mij maïspremie aangevraagd net als voorgaande jaren, maar alleen heb ik de verkeerde code ingevuld (805 had 815 moeten zijn).

De beschikking van 19 november 1999 stemde in met 2.35 hectare maïs voederareaal, maar geen bedrag vermeld.

(…)

Begin december 1999 telefonisch contact gehad met Laser, met de vraag wanneer ik het geld verwachten kon, omdat het andere jaren meestal eerder binnen was en omdat ik de beschikking iets wat vreemd vond. Mij werd verteld dat door een computerstoring de betalingen vertraging hadden opgelopen tot eind december, misschien wel januari, verder zou ik maar rustig afwachten, alles komt goed.

8 februari belde ik wederom, toen werd de gehele aanvraag nagekeken om te zien waarom het geld nog niet overgemaakt was. Resultaat: verkeerde code.

9 februari heb ik bezwaar aangetekend, maar nu ligt daar de discussie. Te laat, na 6 weken bezwaar is te laat.

De schuld legt men nu bij mij omdat ik te laat heb gereageerd (schriftelijk). Maar telefonisch, ± 2e week december, werd mij gezegd eerst maar rustig af te wachten omdat alles door de computerstoring vertraging had opgelopen. Had men 2e week december de aanvraag nagekeken, was alles goed gekomen. De termijnoverschrijding gaat eigenlijk ook niet op, want ik moest afwachten.

Dus door een eigen foutje, die door de computerstoring te laat aan het licht kwam wordt ik bestraft (…)."

5. De beoordeling van het geschil

Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder het bezwaarschrift van appellant terecht niet-ontvankelijk verklaard heeft. Het College beantwoordt die vraag bevestigend, waartoe het volgende wordt overwogen.

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift van appellante is ingediend na het verstrijken van de termijn van zes weken, bepaald bij artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Derhalve kan ingevolge artikel 6:11 van de Awb slechts sprake zijn van een ontvankelijk bezwaar, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant in verzuim is geweest.

Nu bij het primaire besluit van 19 november 1999 slechts melding wordt gemaakt van een ten aanzien van appellant vastgestelde oppervlakte "voederareaal" ten behoeve van de Regeling dierlijke EG-premies, heeft appellant op grond van de inhoud van dit besluit niet mogen aannemen dat de door hem beoogde, maar niet aangevraagde subsidie op grond van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen was verleend.

De omstandigheid dat appellant in eerdere jaren wel in aanmerking is gekomen voor akkerbouwsubsidie maakt dit niet anders. Naar het oordeel van het College ligt het, juist nu appellant ervaring heeft met de toepassing van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen eerder in de rede dat het hem zou zijn opgevallen dat de primaire beschikking geen verlening van akkerbouwsubsidie inhield.

Voor zover appellant heeft willen betogen dat de termijnoverschrijding het gevolg is van een desgevraagd begin december telefonisch door Laser gegeven advies rustig af te wachten, mist dit betoog voldoende feitelijke grondslag. Appellante heeft immers aanvankelijk bij in zijn brieven van 8 februari 2000 en 24 februari 2000 gesteld dat hij in december 2000 contact met Laser heeft opgenomen met de vraag wanneer de premie zou worden uitbetaald. Gelet hierop acht het College niet aannemelijk dat ten tijde van het eerste telefonisch contact met Laser door appellant ook vragen zijn gesteld over de strekking van het primaire besluit en dat bij die gelegenheid door verweerder aan appellant zodanige mededelingen zijn gedaan, dat appellant in weerwil van (de bewoordingen van) van zijn aanvraag en het primaire besluit mocht aannemen dat hem een akkerbouwsubsidie is verleend.

Nu van een verschoonbaar te laat indienen van het bezwaarschrift geen sprake is, was verweerder gehouden het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk te verklaren.

Het beroep moet dan ook ongegrond worden verklaard.

Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb.

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gewezen door mr M.J. Kuiper in tegenwoordigheid van mr R.P.H. Rozenbrand, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2001.

w.g. M.J. Kuiper w.g. R.P.H. Rozenbrand