ECLI:NL:CBB:2001:AB4352
public
2015-11-11T12:15:15
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AB4352
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2001-08-08
AWB 00/326
Eerste aanleg - enkelvoudig
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2001:AB4352
public
2013-04-04T16:36:41
2001-08-16
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2001:AB4352 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 08-08-2001 / AWB 00/326

-

College van Beroep voor het bedrijfsleven

(zesde enkelvoudige kamer)

No. AWB 00/326 8 augustus 2001

5135

Uitspraak in de zaak van:

A, te B, appellant,

tegen

de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, te 's-Gravenhage, verweerder,

gemachtigde: mr J.A. Diephuis, werkzaam bij verweerders ministerie.

1. De procedure

Op 25 april 2000 heeft het College van appellant een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 14 maart 2000.

Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar dat appellant heeft gemaakt tegen verweerders besluit hem een bijdrage toe te kennen op grond van de Regeling

EG-steunverlening akkerbouwgewassen.

Verweerder heeft op 3 augustus 2000 een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2001 waar verweerder zijn standpunt nader heeft toegelicht. Appellant is niet ter zitting verschenen.

2. De grondslag van het geschil

2.1 Artikel 5 bis van Verordening (EEG) nr. 3887/92 luidt:

" Onverminderd de voorschriften van de artikelen 4 en 5 kan een steunaanvraag, in geval van een door de bevoegde instantie erkende klaarblijkelijke fout, na de indiening op elk moment worden aangepast."

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Appellant heeft op 14 mei 1999 een "Aanvraag oppervlakten 1999, vereenvoudigde regeling en voederareaal" ingediend. Met betrekking tot de op de aanvraag vermelde percelen 5 en 8 heeft appellant als gewascode opgegeven 667 (braak) en als bijdragecode 999 (geen bijdrage). Daarnaast heeft de appellant op de aanvraag een perceel met volgnummer 7 van 0.63 hectare opgegeven onder vermelding van gewascode 317 (maïs, corn cob mix) en bijdragecode 815 (verlenen premie).

- Bij besluit van 2 december 1999 heeft verweerder de aanvraag goedgekeurd en voor perceel 7 fl. 377,21 akkerbouwsubsidie verleend.

- Appellant heeft tegen dit besluit bij brief van 17 december 1999 bezwaar gemaakt. Daarbij heeft hij aangegeven dat hij niet alleen subsidie heeft beoogd voor perceel 7, met maïs ingezaaid, maar ook voor de percelen 5 en 8 die uit productie zijn genomen. Aangezien deze subsidie niet is verleend, omdat hij abusievelijk een aanvraag heeft ingediend op grond van de vereenvoudigde regeling, in plaats van de algemene regeling, verzoekt appellant de gemaakte fout zo mogelijk te corrigeren.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

In het bestreden besluit is onder meer het volgende overwogen.

" Het wijzigen van uw aanvraag is, op grond van artikel 4 lid 2 sub a en artikel 5 bis van Verordening (EEG) 3887/92 thans nog slechts mogelijk indien er sprake is van een klaarblijkelijke fout. (…)

Na een eerste bestudering van uw aanvraag leek deze volledig juist. De goede gebruikstitels, bijdragecodes en gewascodes waren gebruikt, de oppervlakte-totalen waren correct opgeteld, de aanvraag was ondertekend en de topografische kaarten waren bij de aanvraag gevoegd. Ook na een uitgebreider administratief onderzoek door LASER kwamen er geen andere afwijkingen of onjuistheden in uw aanvraag naar voren. Er was geen overdeclaratie op de percelen, niet bestaande combinaties van bijdrage- en gewascodes of anderszins onjuiste opgaven in uw aanvraag. LASER kon ook na dit uitgebreider onderzoek niet vermoeden dat u uw aanvraag anders wenste in te dienen dan dat u had gedaan.

Op grond van het bovenstaande mocht LASER er derhalve vanuit gaan dat u aan wilde aanvragen in het kader van de vereenvoudigde regeling en derhalve geen bijdrage voor de percelen 5 en 8 aanvroeg. (…)

In uw geval is er geen sprake van een manifeste fout. LASER mag er van uitgaan dat u in de hoedanigheid van aanvrager op de hoogte bent van het bepaalde in de Regeling en dat u een aanvraag indient conform de eisen die het uitvoeringsorgaan daaraan stelt. Zeker nu in de brochure aanvraag oppervlakte duidelijk staat vermeld dat voor beide aanvragen een ander aanvraagformulier gebruikt dient te worden. Het dient voor uw eigen rekening en risico te blijven indien u op een verkeerd formulier uw aanvraag indient."

4. Het standpunt van appellant

Appellant heeft ter ondersteuning van het beroep in zijn beroepschrift onder meer het volgende tegen bestreden besluit aangevoerd:

" Als inwoner van de BRD en tevens als akkerbouwer heb ik mijn landbouwgrond deels in de BRD en deels in Nederland liggen. Dit houdt in dat ik EG-steunverlening akkerbouwgewassen in beide landen aan moet vragen.

(…)

Het punt waarop het "fout" is gegaan is dat de aanvrage voor de braakpremie op een ander formulier had moeten gebeuren, dit had via de algemene regeling gemoeten. De reden dat dit zo gebeurt is, is dat ik de Nederlandse formulieren op een zelfde wijze ingevuld heb als de formulieren die ik terzelfder tijd

ingevuld heb voor de aanvrage steunverlening akkerbouwgewassen binnen de BRD. Voor laatstgenoemde formulieren geldt dat braaklegging op dezelfde formulieren wordt aangegeven als de aanvraag steunverlening voor andere gewassen."

5. De beoordeling van het geschil

Het College stelt voorop dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt stelt dat slechts aan het bezwaar van appellant tegemoet had kunnen worden gekomen, indien door appellant bij de aanvraag oppervlakten een klaarblijkelijke fout is gemaakt. Immers alleen in dat geval is het blijkens artikel 5 bis van Verordening (EEG) nr. 3887/92 ook na afloop van de uiterste indieningsdatum van een aanvraag mogelijk die aanvraag te wijzigen.

De Commissie van de Europese Gemeenschappen heeft in een werkdocument van

18 januari 1999, VI/7103/98 Rev2-NL, enkele richtsnoeren inzake manifeste fouten in de zin van genoemd artikel 5 bis vastgesteld. Als manifeste fouten worden in dit werkdocument aangemerkt direct in het oog springende fouten en tegenstrijdigheden, die bij een aandachtiger onderzoek van de in de aanvraag verstrekte gegevens geconstateerd worden, alsmede eigenaardigheden, die betrekking hebben op aanduidingen of nummers van percelen of dieren. Benadrukt wordt dat het moet gaan om identificatiefouten. Fouten met betrekking tot de teelt gelden in beginsel niet als duidelijke fouten. Bij verwisseling van percelen zou een uitzondering gemaakt kunnen worden, mits het niet gaat om een perceel, dat wordt gebruikt als braakgrond of met voedergewassen beteelde oppervlakte.

Het College overweegt dat genoemd werkdocument niet is aan te merken als een verordening, een richtlijn of een beschikking in de zin van artikel 249 EG en dat derhalve aan dit werkdocument niet de verbindende kracht toekomt die verweerder hieraan wenst te verbinden. Naar zijn inhoud betreft dit werkdocument bovendien niet een limitatief systeem van mogelijke gronden om wijziging van de aanvraag na de sluitingsdatum toe te staan.

Dit neemt niet weg dat verweerder de bevoegdheid om aan de hand van dit werkdocument en de daaraan voorafgaande, qua strekking vergelijkbare werkdocumenten, binnen de door Verordening (EEG) nr. 3887/92 getrokken grenzen een vaste beleidslijn te ontwikkelen, zeker niet ontzegd kan worden.

De door appellant ingediende "Aanvraag oppervlakten 1999 vereenvoudigde regeling en voederareaal" bevat geen tegenstrijdigheden, noch onbestaanbare combinaties van gewascodes en bijdragecodes. De opgegeven (totale) oppervlakte van percelen beteeld met akkerbouwgewassen waarvoor in de onderhavige aanvraag premie wordt aangevraagd, ligt voorts ruimschoots beneden de grens waarbij nog gebruik kan worden gemaakt van de vereenvoudigde regeling zonder braakleggingsverplichting. Uit dien hoofde bestond er derhalve geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van die aanvraag en heeft verweerder er met name van uit mogen gaan dat de aanvraag van appellant betrekking had op de vereenvoudigde regeling en niet op de algemene regeling.

Dat in de Bondsrepubliek Duitsland gebruik wordt gemaakt van andere formulieren, kan niet afdoen aan de strikte toepassing van artikel 5 bis van Verordening (EEG) nr. 3887/92.

In het licht van deze overwegingen biedt hetgeen appellant heeft aangevoerd, geen grond voor het oordeel, dat verweerder de aanwezigheid van een klaarblijkelijke fout, als bedoeld in artikel 5 bis van Verordening (EEG) nr. 3887/92 had moeten erkennen en naar aanleiding van appellants bezwaarschrift wijziging van de aanvraag had moeten toestaan.

Het beroep dient gelet op het vorengaande ongegrond te worden verklaard.

Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gewezen door mr M.J. Kuiper in tegenwoordigheid van mr R.P.H. Rozenbrand, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2001.

w.g. M.J. Kuiper w.g. R.P.H. Rozenbrand