-
College van Beroep voor het bedrijfsleven
No. AWB 01/499 3 augustus 2001
9500
Uitspraak in de zaak van:
A, te B,
appellant
tegen
de beslissing d.d. 26 juni 2001 van de rechter-commissaris van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, reg. nr. MEDED 99/2786 SIMO.
Op 4 juli 2001 heeft het College een door de Raad van State doorgezonden en aldaar op 27 juni 2001 ingekomen beroepschrift ontvangen, waarbij door appellant beroep wordt ingesteld tegen de hiervoor vermelde beslissing van de rechter-commissaris van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam (hierna: de rechter-commissaris).
De beslissing van de rechter-commissaris is genomen in het kader van de behandeling van het door appellant bij de rechtbank Rotterdam ingediende beroep tegen een besluit van de Nederlandse Mededelingsautoriteit (Nma) van 10 november 1999 en houdt in dat op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beperkte kennisneming van een aantal door de Nma overgelegde stukken gerechtvaardigd is.
De beoordeling
Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie (Wbb), voorzover hier van belang, kan een belanghebbende bij het College hoger beroep instellen tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in afdeling 8.2.6. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en tegen een uitspraak van de president van de rechtbank als bedoeld
in artikel 8:86 van die wet, inzake een besluit genomen op grond van een wettelijk voorschrift dat is opgenomen in de bijlage bij de Wbb.
Op grond van artikel 20, derde lid, Wbb kan tegen andere beslissingen van de rechtbank onderscheidenlijk de president slechts gelijktijdig met het hoger beroep tegen de in het eerste lid bedoelde uitspraak hoger beroep worden ingesteld.
De beslissing van de rechter-commissaris is genomen op grond van het in afdeling 8.1.2. opgenomen artikel 8:29 van de Awb. Derhalve staat ingevolge artikel 20, eerste en derde lid, Wbb tegen deze beslissing thans nog geen hoger beroep bij het College open.
Met toepassing van artikel 22 van de Wbb juncto artikel 8:54 van de Awb leidt dit tot de volgende uitspraak.
De beslissing
Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr D. Roemers, mr H.G. Lubberdink en mr M.A. van der Ham, in tegenwoordigheid van mr F.W. du Marchie Sarvaas, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2001.
w.g. D. Roemers w.g. F.W. du Marchie Sarvaas
Een belanghebbende kan tegen deze uitspraak ingevolge artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht binnen 6 weken na de dag van verzending gemotiveerd verzet doen bij het College, door middel van een ondertekend verzetschrift. De indiener kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.