ECLI:NL:CBB:2001:AD3262
public
2015-11-16T12:25:03
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AD3262
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2001-08-17
AWB 01/538
Voorlopige voorziening
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2001:AD3262
public
2013-04-04T17:14:17
2001-08-31
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2001:AD3262 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 17-08-2001 / AWB 01/538

-

De president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven

No.AWB 01/538 17 augustus 2001

14910

Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak van:

A, te Voorburg, verzoekster,

tegen

het Dagelijks Bestuur van het Stadsgewest Haaglanden, te 's-Gravenhage, verweerder,

gemachtigden: mr A.H. Knops, ir D.H. ten Grotenhuis en ing P. Dubbeling, allen werkzaam in dienst van het stadsgewest,

waaraan voorts als partij deelneemt:

N.V. H.T.M., te 's-Gravenhage,

gemachtigde: P. Tros

1. De procedure

Bij besluit van 20 juni 2001 heeft verweerder de dienstregeling 2001/2002, geldend voor de periode september 2001 - 31 december 2001, van onder meer vervoerder N.V. H.T.M., (hierna: HTM) vastgesteld.

Dit besluit is vervolgens op 27 juni 2001 gepubliceerd in de Staatscourant.

Bij schrijven, gedagtekend 10 juli 2001, heeft verzoekster bij verweerder bezwaar gemaakt tegen voormeld besluit.

Bij brief, ingekomen op 11 juli 2001, heeft verzoekster zich tot de president gewend met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen.

Op 2 augustus 2001 heeft verweerder de president zijn schriftelijke reactie op het verzoek om voorlopige voorziening doen toekomen.

Vanwege de president is HTM uitgenodigd als partij aan het geding deel te nemen.

De president heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld ter zitting van 14 augustus 2001, waar partijen hun standpunt nader hebben toegelicht. Verzoekster heeft zich laten bijstaan door B.

2. De grondslag van het geschil

2.1 In de Wet personenvervoer 2000 is onder meer het volgende bepaald:

" Artikel 118

(…)

2. Een dienstregeling waarvoor op grond van de Wet personenvervoer door de vervoerder een voorstel is ingediend, en waarop door het ingevolge die wet tot vaststellen bevoegde bestuursorgaan op de dag van inwerkingtreding van artikel 127 nog niet is bslist, wordt voor het tijdvak van ten hoogste zes maanden vastgesteld volgens het recht zoals dat gold voor die dag. Het recht inzake de vaststelling, wijziging en uitvoering van de dienstregeling zoals dat gold op de dag voor de inwerkingtreding van artikel 127 blijft van toepassing.

(…)

Artikel 127

De Wet personenvervoer wordt ingetrokken.

Inwerking treding: 01-01-2001"

In de Wet personenvervoer (hierna: de wet) is onder meer het volgende bepaald:

" Artikel 4

Bij de uitvoering van deze wet dient een afweging te worden gemaakt tussen de omvang en het gebruik van goed functionerend openbaar vervoer, de noodzaak van openbaar vervoervoorzieningen voor degenen die op dit vervoer zijn aangewezen, het gebruik van particulier personenvervoer per auto, verkeersveiligheid, ruimtelijke verordening, milieubeheer, energiegebruik en de beschikbare financiële middelen."

2.2 Bij de beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening gaat de president uit van de volgende feiten en omstandigheden.

- Op 9 mei 2000 heeft verweerder een programma van eisen vastgesteld voor de voorstellen voor de dienstregeling 2001 - 2002. Verweerder heeft de vervoer-bedrijven HTM en Connexxion verzocht voorstellen te doen met inachtneming van onder meer de volgende uitgangspunten: ontsluiten van de Vinex-nieuwbouw-locaties, betere afstemming van capaciteit op vervoersvraag inzake tramlijnen, waardoor bij een globaal behoud van het voorzieningenniveau een hogere kostendekkingsgraad kan worden bereikt, ten gunste van verdere voorzieningen voor de Vinex-nieuwbouwlocaties en een grotere verscheidenheid aan buslijnen en -routes stroomlijnen. Dit betreft onder andere de verbindingen via Leidschendam, Wateringen, Loosduinen, Nootdorp en vanuit Zoetermeer.

- In september 2000 heeft HTM haar voorstellen aangeboden aan verweerder. Deze voorstellen luiden - voor zover van belang - als volgt:

" Huidige situatie:

Tramlijn 2 onderhoudt een verbinding tussen Kraayenstein, centrum en Centraal Station.

Tramlijn 3 onderhoudt een verbinding tussen Loosduinen, centrum, Centraal Station en Leidschendam/ziekenhuis St. Antoniushove.

Op deze lijn is de bezetting op het traject Loosduinen - Centraal Station aanzienlijk hoger dan op het traject Centraal station - Leidschendam/St. Antoniushove.

(…)

Het aanbod (te rijden interval) wordt dan ook bepaald door de bezetting op het traject Loosduinen - Centraal Station.

Dit aanbod is op het traject Centraal Station - Ziekenhuis St. Antoniushove niet in overeenstemming met de (potentiële) vraag. Mede in relatie tot de noodzaak om te komen tot een efficiënt, doch kwalitatief hoogwaardig aanbod en de ontwikkelingen in de komende jaren (ingebruikname Randstadrail, waardoor lijn 3 vanaf Loosduinen bij Centraal Station naar Zoetermeer gaat rijden) stelt HTM voor om de lijnen 2 en 3 op het traject Centraal Station - Leidschendam/ ziekenhuis St. Antoniushove om te wisselen.

Voorgestelde lijnvoering

Vooruitlopend op de komst van Randstadrail stelt HTM voor om de lijnvoering van lijn 2 in Leidschendam direct conform de beoogde eindsituatie in te voeren. Dit betekent dat het eindpunt van lijn 2 wordt gesitueerd in Leidschendam-Noord. De inwoners van Leidschendam-Noord hebben dan aansluiting op station Laan van Nieuw-Oost Indië, waar een halte van Randstadrail is gesitueerd. De directe verbinding met station Mariahoeve komt te vervallen. Als gevolg hiervan wordt het eindpunt van tramlijn 6 verplaatst naar ziekenhuis St. Antoniushove. (zie lijn 6 en 7)

Lijn 3 zal de verbinding onderhouden tussen Loosduinen en Centraal Station en lijn 2 onderhoudt de verbinding tussen Kraayenstein en Leidschendam-noord.

Bovengenoemde omwisseling kent de volgende voordelen:

- het aanbod op de tak Leidschendam - Centraal Station sluit beter aan op de (potentiële) vraag.

- Lagere exploitatiekosten.

- Er onstaat een directe verbinding tussen het gebied tussen Kraayenstein en Grote Marktstraat en Voorburg/Leidschendam.

Bovengenoemde omwisseling kent de volgende nadelen

- De directe verbinding tussen het gebied tussen Loosduinen en Grote Marktstraat en Voorburg/Leidschendam wordt verbroken.

(…)

Effecten van de gewijzigde lijnvoering

(…)

Reizigers, die thans gebruiken maken van tramlijn 2 en /of tramlijn 6 en moeten overstappen, hebben in de nieuwe situatie een rechtstreekse verbinding. Dit betreft ca. 1.200 reizigers per dag."

- In zijn vergadering van 27 september 2000 heeft verweerder de voorstellen van de vervoerders voor ter inzage legging vrij gegeven. Voor de tramlijnen 2 en 3 werden 10 reacties ontvangen.

- Op 14 februari 2001 heeft verweerder, naar aanleiding van de voorstellen van HTM en Connexxion en reacties van gewestgemeenten, overige organisaties, instellingen en burgers, voorstellen vastgesteld voor de dienstregeling 2001-2001. Deze voorstellen luiden onder andere:

" o Zo wordt in de spitsen de capaciteit op het (over)volle traject van lijn 3

Loosduinen - CS aangepast aan de vraag; het traject vanaf CS naar

Leidschendam wordt overgenomen door lijn 2 die daarbij wordt verlengd

tot Leidschendam Noord

o Lijn 6 gaat met zij normale frequentie, ook 's avonds en in het weekend

doorrijden naar Leidsenhage,

(…)"

- Op 19 mei 2001 heeft verzoekster gereageerd op het voorstel tot wijziging van met name de route van tramlijn 3.

- Op 18 juni 2001 heeft verweerder aan degenen die hadden gereageerd op de wijzigingen van de tramlijnen 2, 3, 6 en 7 een schriftelijke reactie gezonden.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Bij het bestreden besluit heeft verweerder de dienstregeling 2001-2002 vastgesteld.

De dienstregeling luidt onder meer als volgt:

" o De inzet van de tramlijnen 2, 3 en 6 wordt meer afgestemd op de zwaarte van de vervoersstromen: lijn 2 neemt vanaf station Den Haag CS de route van lijn 3 over en gaat door naar Leidschendam-Noord, lijn 6 wordt doorgetrokken naar Leidsenhage/St. Antoniushove.

Zo kan lijn 3 extra capaciteit krijgen op het drukke deel Den Haag CS - Loosduinen."

Ter zitting heeft verweerder onder meer het volgende naar voren gebracht.

Het stadsgewest Haaglanden is gehouden om binnen een vast budget het openbaar vervoer zo goed mogelijk te regelen. Daarbij speelt een rol dat binnen de financiële en materiële middelen de efficiency zo groot mogelijk moet zijn. Afstemmen van het aanbod op de vraag is daarvoor nodig. Voor lijn 3 is de vraag op het trajectdeel Loosduinen - station Centraal veel groter dan op het trajectdeel station Centraal - Voorburg/Leidschendam, terwijl toch alle ritten doorrijden. Dit betekent een inefficiënte inzet van materieel met de daaraan verbonden kosten.

Deze middelen, in dit geval trams en gelden, kunnen dienen om elders noodzakelijke voorzieningen te realiseren, onder meer de inzet van tramlijn 15, die per januari 2002 wordt doorgetrokken naar de VINEX-wijk Ypenburg.

Dit is de reden om lijn 3 in te korten tot station Centraal. Op het zeer drukke trajectdeel Centrum - Loosduinen kan dan de passende capaciteit worden geleverd, terwijl het trajectdeel station Centraal - Voorburg / Leidschendam Noord eveneens een passende capaciteit krijgt met lijn 2.

Lijn 7 kan dan vervallen. Lijn 6 wordt (weer) doorgetrokken naar Leidschendam; bij de introductie van lijn 7 was deze ingekort tot station Mariahoeve, 's avonds tot station Centraal in verband met de anders optredende overbediening. Eindpunt lijn 6 wordt Antoniushove.

De keuze om lijn 2 door te trekken naar Leidschendam Noord is van vervoerkundige aard: deze geeft de grootste vervoerswaarde en dus in totaal het beste product binnen het beschikbare budget. De bediening van de stations Voorburg 't Loo en Laan van NOI speelt hierbij een rol: een zeer groot deel van Leidschendam krijgt hiermee een directe verbinding. Naast reizigers die hiervan voordeel hebben, zijn er ook die nadeel ondervinden.

Hierbij gaat het met name om het vervallen van de directe verbinding met Antoniushove van het deel van Voorburg dat thans door lijn 3 wordt bediend. Daarnaast is het echter zo, dat met lijn 6 een ander deel van Voorburg (en Den Haag-Mariahoeve) een directe verbinding met Antoniushove krijgt. Daarover zijn positieve reacties ontvangen. Voorts blijft er een directe verbinding tussen een deel van Voorburg en Antoniushove bestaan via buslijn 22.

4. Het standpunt van verzoekster

Verzoekster heeft - samengevat - het volgende aangevoerd.

Voor veel Voorburgers vervalt de directe verbinding met het ziekenhuis Antoniushove, wanneer bij het vervangen van lijn 3 door lijn 2 deze laatste wordt doorgetrokken naar Leidschendam Noord als vervanging van lijn 7.

Overstappen op lijn 6, die van station Mariahoeve wordt doorgetrokken naar het ziekenhuis Antoniushove, is voor mensen die slecht ter been zijn te bezwaarlijk. Lopen vanaf de halte Leidschenhage van lijn 2 is ook te bezwaarlijk voor genoemde categorie personen.

Bij de aanleg van lijn 3 in Voorburg is juist de directe relatie met Antoniushove als belangrijk argument gehanteerd. Daar mag nu geen inbreuk op worden gemaakt.

De bezetting is goed. De vraag is dan ook of er vooraf herkomst- en bestemmingsonderzoeken zijn gehouden.

5. Het standpunt van HTM

HTM heeft zich aangesloten bij hetgeen van de zijde van verweerder is aangevoerd.

6. De beoordeling van het geschil

Ingevolge het bepaalde bij artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), juncto artikel 19, lid 1, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie kan, hangende de beslissing op een ingediend bezwaarschrift, dan wel indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, de president van het College op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

De bezwaren van verzoekster, voor zover deze in de onderhavige procedure in aanmerking kunnen worden genomen, betreffen de omstandigheid dat in de nieuwe dienstregeling tramlijn 2, die het thans door tramlijn 3 bediende deel van Voorburg gaat bedienen, niet - zoals tramlijn 3 - een halte zal hebben vlak voor de ingang van het ziekenhuis Antoniushove.

Hetgeen verzoekster in dit verband naar voren heeft gebracht omtrent de bereikbaarheid van het ziekenhuis voor personen die slecht ter been zijn, is feitelijk juist. Daartegenover staat echter dat de wijziging van de route van tramlijn 6, die vlak voor de ingang van het ziekenhuis zijn eindpunt zal hebben, voor een andere groep reizigers een gunstiger verbinding met het ziekenhuis betekent.

Hierbij moet voorts in aanmerking worden genomen dat de loopafstand van de dichtstbijzijnde halte van tramlijn 2 tot het ziekenhuis ten hoogste 350 meter bedraagt.

Voor personen die deze afstand niet kunnen lopen, bestaat de mogelijkheid over te stappen op tramlijn 6. De overstapfrequentie zal eens per 5 à 10 minuten zijn.

De president is in verband met het voorgaande en in aanmerking genomen dat het, gelet op hetgeen van de zijde van verweerder en HTM is uiteengezet omtrent de nieuwe dienstregeling en op hetgeen daartegen door verzoekster is ingebracht, niet aannemelijk is dat het bestreden besluit een rechtmatigheidstoetsing niet zou kunnen doorstaan, van oordeel dat aan de zijde van verzoekster niet zodanige belangen in het geding zijn, dat een voorlopige voorziening moet worden getroffen, die verzoekster ook per datum van ingang van de nieuwe dienstregeling in staat stelt op de momenteel bestaande wijze het ziekenhuis Antoniushove vanuit Voorburg te bereiken.

Op grond van het voorgaande dient het verzoek om voorlopige voorziening te worden afgewezen.

7. De beslissing

De president wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Aldus gewezen door mr H.C. Cusell, fungerend president, in tegenwoordigheid van mr A.J. Medze, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2001.

w.g. H.C. Cusell w.g. A.J. Medze