ECLI:NL:CBB:2001:AD5542
public
2015-11-11T02:25:16
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AD5542
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2001-11-07
AWB 01/149
Eerste aanleg - meervoudig
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2001:AD5542
public
2013-04-04T17:22:43
2001-11-15
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2001:AD5542 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 07-11-2001 / AWB 01/149

-

College van Beroep voor het bedrijfsleven

No. AWB 01/149 7 november 2001

14860

Uitspraak in de zaak van:

A en B, te C, appellanten,

tegen

Het college van gedeputeerde staten van Limburg, verweerder,

gemachtigden: mr drs. S.M.D. van de Wiel en J.W.M. Hamakers, beiden werkzaam bij verweerder.

1. De procedure

Op 5 maart 2001 heeft het College van appellanten een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 23 januari 2001.

Op 1 juni 2001 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Op 3 oktober 2001 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Partijen hebben hierbij hun standpunten nader toegelicht. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.

2. De grondslag van het geschil

Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Bij besluit van 2 mei 2000 heeft verweerder de dienstregeling van Hermes Openbaar Vervoer B.V. te Weert (hierna: Hermes) voor interlokaal openbaar vervoer in de provincie Limburg vastgesteld voor de periode van 28 mei 2000 tot 10 juni 2001.

- Bij brief van 13 juli 2000 heeft Hermes aan verweerder verzocht de dienstregeling te wijzigen ingaande 22 oktober 2000 overeenkomstig het hiertoe door haar ingediende voorstel.

- Bij besluit van 26 september 2000 heeft verweerder dit verzoek ingewilligd.

- Op 6 oktober 2000 is van het besluit van 26 september 2000 kennis gegeven in de Staatscourant en in een aantal regionale dagbladen.

- Bij brieven van 26 oktober 2000 hebben appellanten bezwaar gemaakt tegen het besluit van 26 september 2000.

- Bij brief van 2 november 2000 hebben appellanten hun bezwaar aangevuld.

- Op 14 december 2000 hebben appellanten hun bezwaar toegelicht op een hoorzitting van de Awb-commissie GS-bezwaarschriften van de provincie Limburg.

- Eveneens op 14 december 2000 heeft vermelde commissie advies uitgebracht over het door verweerder te nemen besluit.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Bij het bestreden besluit heeft verweerder appellanten niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaarschrift.

4. Het standpunt van appellanten

Appellanten hebben ter ondersteuning van hun beroep - samenvattend weergegeven - het volgende aangevoerd.

Door de wijziging van de dienstregeling kwam buslijn 7 door de straat van appellanten te rijden. Doordat ook bus 7 - die één keer per uur stopt - gebruik ging maken van de halte Sint Janscollege bij appellanten voor de deur en inrit, zijn er nu zeven stops per uur bij deze halte. Mede doordat passagiers deze halte gebruiken als overstaphalte, ontstaat voor appellanten veel hinder en overlast.

Het recent gereedkomen van het busoverstapstation bij het Emmaterrein heeft er, anders dan de bedoeling van de provincie was, niet toe geleid dat de halte voor de woning van appellanten niet meer wordt gebruikt als overstapstation. Voormelde hinder en overlast bestaan nog steeds.

De woning van appellanten is in waarde gedaald door de bouw van flats aan de overkant van de straat. Door de bushalte daalt de waarde nog sterker. Een taxateur van de belastingdienst heeft jaren geleden de woning fl. 100.000,-- lager getaxeerd dan de waarde voor de onroerende zaakbelasting, zulks tengevolge van het bestaan van de bushalte, het gebruik hiervan als overstapplaats en de aanwezigheid van flats.

5. De beoordeling van het geschil

De wijziging van de dienstregeling waartegen het beroep zicht richt, gold van 22 oktober 2000 tot 10 juni 2001 en heeft dus geen werking meer. Een gegrondverklaring van het beroep kan derhalve niet meer leiden tot een aanpassing van de dienstregeling.

Ter zitting is gebleken dat de voor de opvolgende periode vastgestelde dienstregeling op het door appellanten bestreden onderdeel niet afwijkt van de in geding zijnde dienstregeling. Tevens is komen vast te staan dat appellanten tegen de opvolgende dienstregeling geen bezwaar hebben gemaakt.

Voorts overweegt het College dat de aanwezigheid van enige concreet door appellanten specifiek tengevolge van de gelding van de dienstregeling van 22 oktober 2000 tot 10 juni 2001 geleden schade, gesteld noch gebleken is.

Gelet op het vorenstaande moet de slotsom zijn dat appellanten thans geen belang meer hebben bij de beoordeling van hun beroep.

Het beroep dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr D. Roemers, mr C.J. Borman en mr W.E. Doolaard, in tegenwoordigheid van mr F.W. du Marchie Sarvaas, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 7 november 2001.

w.g. D. Roemers w.g. F.W. du Marchie Sarvaas