ECLI:NL:CBB:2001:AD5548
public
2015-11-12T03:01:29
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AD5548
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2001-11-07
AWB 01/187
Eerste aanleg - meervoudig
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2001:AD5548
public
2013-04-04T17:22:44
2001-11-15
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2001:AD5548 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 07-11-2001 / AWB 01/187

-

College van Beroep voor het bedrijfsleven

No. AWB 01/187 7 november 2001

14860

Uitspraak in de zaak van:

A en B, te C, appellanten,

tegen

Het college van gedeputeerde staten van Limburg, verweerder,

gemachtigden: mr drs. S.M.D. van de Wiel en J.W.M. Hamakers, beiden werkzaam bij verweerder.

1. De procedure

Op 20 maart 2001 heeft het College van appellanten een, blijkens het poststempel op 18 maart 2001 verzonden, beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 30 januari 2001, verzonden

5 februari 2001.

Op 8 juni 2001 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 12 juni 2001 heeft het College Hermes Openbaar Vervoer B.V. te Weert (hierna: Hermes) in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen.

Hermes heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

Op 3 oktober 2001 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Appellanten zijn hierbij na bericht niet verschenen. Verweerder heeft zijn standpunt ter zitting nader toegelicht bij monde van zijn gemachtigden.

2. De grondslag van het geschil

Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Bij besluit van 2 mei 2000 heeft verweerder de dienstregeling van Hermes voor interlokaal openbaar vervoer in de provincie Limburg vastgesteld voor de periode van 28 mei 2000 tot 10 juni 2001.

- Bij brief van 13 juli 2000 heeft Hermes aan verweerder verzocht de dienstregeling te wijzigen ingaande 22 oktober 2000 overeenkomstig het hiertoe door haar ingediende voorstel.

- Bij besluit van 26 september 2000 heeft verweerder dit verzoek ingewilligd.

- Op 6 oktober 2000 is van het besluit van 26 september 2000 kennis gegeven in de Staatscourant en in een aantal regionale dagbladen.

- Bij brief van 13 november 2000 hebben appellanten bezwaar gemaakt tegen het besluit van 26 september 2000.

- Bij brief van 21 december 2000 hebben appellanten hun bezwaar aangevuld.

- Eveneens op 21 december 2000 heeft de Awb-commissie GS-bezwaarschriften van de provincie Limburg advies uitgebracht over het door verweerder te nemen besluit.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard, voorzover het is gericht tegen de vastgestelde dienstregeling en niet-ontvankelijk verklaard, voor zover het betrekking heeft op de situering, de toegankelijkheid en de (on)veiligheid van de halten.

4. Het standpunt van appellanten

Appellanten zijn het niet eens met de wijziging van de oude lijn 25 in de huidige lijn 6. Zij hebben aangegeven dat een goede verbinding met Eygelshoven voor hen belangrijk is. Tevens hebben zij een alternatief traject voor lijn 6 voorgesteld.

5. De beoordeling van het geschil

De wijziging van de dienstregeling waartegen het beroep zicht richt, gold van 22 oktober 2000 tot 10 juni 2001 en heeft dus geen werking meer. Een gegrondverklaring van het beroep kan dus niet meer leiden tot een aanpassing van de dienstregeling.

Ter zitting is gebleken dat de voor de opvolgende periode vastgestelde dienstregeling op het door appellanten bestreden onderdeel niet afwijkt van de in geding zijnde dienstregeling. Voorts is komen vast te staan dat appellanten tegen de opvolgende dienstregeling geen bezwaar hebben gemaakt.

Gelet op het vorenstaande en nu door appellanten niet is gesteld dat zij door het bestreden besluit schade hebben geleden, moet de slotsom zijn dat appellanten thans geen belang meer hebben bij de beoordeling van hun beroep.

Het beroep dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr D. Roemers, mr C.J. Borman en mr W.E. Doolaard, in tegenwoordigheid van mr F.W. du Marchie Sarvaas, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 7 november 2001.

w.g. D. Roemers w.g. F.W. du Marchie Sarvaas