ECLI:NL:CBB:2002:AE1409
public
2015-11-10T17:36:34
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AE1409
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2002-04-05
AWB 01/640
Eerste aanleg - meervoudig
Eerste en enige aanleg
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2002:AE1409
public
2013-04-04T17:42:47
2002-04-12
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2002:AE1409 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 05-04-2002 / AWB 01/640

-

College van Beroep voor het bedrijfsleven

No. AWB 01/640 5 april 2002

14860 Wet personenvervoer/Dienstregeling

Uitspraak in de zaak van:

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst, appellant,

gemachtigde: A.C.A. de Nijs en A.P.M. Hiel, beiden werkzaam bij de gemeente Hulst,

tegen

Gedeputeerde Staten van Zeeland, verweerders,

gemachtigde: F. Chervet, werkzaam bij de Provincie Zeeland.

1. De procedure

Op 3 augustus 2001 heeft het College van appellant een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerders van 28 juni 2001.

Bij dit besluit hebben verweerders het bezwaar van appellant tegen vaststelling van een busdienstregeling op grond van de Wet personenvervoer ongegrond verklaard.

Op 26 oktober 2001 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2002, alwaar partijen bij monde van hun gemachtigden de wederzijdse standpunten nader hebben toegelicht.

2. De grondslag van het geschil

Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Bij besluit van 23 januari 2001, dat op 31 januari 2001 is bekendgemaakt, hebben verweerders de busdienstregeling interlokaal openbaar vervoer voor het jaar 2001 vastgesteld, waarvoor vóór 1 januari 2001 op grond van de (oude) Wet personenvervoer een voorstel was ingediend. Deze dienstregeling is hierbij uiterlijk tot 31 december 2001 vastgesteld.

- Tegen dit besluit heeft appellant op 12 maart 2001 een bezwaarschrift ingediend.

- Op 22 mei 2001 is appellant ter zake van dit bezwaar gehoord door de commissie bezwaar- en beroepschriften van verweerders.

- Vervolgens hebben verweerders het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit en het standpunt van appellant

Gelet op de hierna volgende beslissing ziet het College er van af het bestreden besluit en het standpunt van appellant hier verder weer te geven.

4. De ontvankelijkheid van het beroep

Het College zal allereerst de vraag te beantwoorden of appellant thans nog processueel belang heeft bij zijn beroep, aangezien de in het geding zijnde dienstregeling inmiddels is verstreken.

Desgevraagd heeft appellant ter zitting verklaard geen schade te hebben geleden ten gevolge van deze door verweerders vastgestelde dienstregeling. Gelet hierop is niet gebleken dat appellant nog enig rechtens te honoreren belang heeft bij een uitspraak over de verstreken dienstregeling. Daarom dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

5. De beslissing

Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr D. Roemers, mr C.J. Borman en mr F.W. du Marchie Sarvaas, in tegenwoordigheid van

mr Th.J. van Gessel, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 5 april 2002.

w.g. D. Roemers w.g. Th.J. van Gessel