ECLI:NL:CBB:2002:AE1413
public
2015-11-16T10:55:59
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AE1413
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2002-04-05
AWB 01/307
Eerste aanleg - meervoudig
Eerste en enige aanleg
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2002:AE1413
public
2013-04-04T17:42:47
2002-04-12
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2002:AE1413 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 05-04-2002 / AWB 01/307

-

College van Beroep voor het bedrijfsleven

No. AWB 01/307 5 april 2002

29010 Wet op de kansspelen/Aanwezigheidsvergunning

Uitspraak in de zaak van:

1. A, te B,

2. C, te D,

appellanten,

gemachtigde: mr J.L. Vissers, advocaat te 's-Hertogenbosch,

tegen

de burgemeester van Haarlemmermeer, verweerder,

gemachtigde: mr A. Hoogeveen, werkzaam bij de gemeente Haarlemmermeer.

1. De procedure

Op 23 april 2001 heeft het College van appellanten een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 14 maart 2001.

Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar dat is gemaakt tegen de afwijzing van de aanvraag om vergunning voor het aanwezig hebben van twee kansspelautomaten als bedoeld in de Wet op de kansspelen (hierna: de Wet).

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend op 3 juli 2001.

Op 4 maart 2002 hebben appellanten een productie aan het College toegezonden.

Op 15 maart 2002 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Bij deze gelegenheid hebben partijen hun standpunten doen toelichten door hun gemachtigden. Appellante sub 1 is tevens in persoon verschenen.

2. De grondslag van het geschil

Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Bij schrijven van 13 juni 2000 is door appellante sub 1 en E gezamenlijk een aanvraag ingediend voor het aanwezig hebben van twee kansspelautomaten voor de periode van 14 juni 2000 tot 15 juni 2001 in de "F" die is gevestigd aan de G te D.

- Bij besluit van 8 november 2000 heeft verweerder de gevraagde vergunning geweigerd.

- Tegen voormeld besluit is tijdig een bezwaarschrift ingediend.

- Na een gehouden hoorzitting heeft verweerder, overeenkomstig het door de vaste commissie voor de bezwaar- en beroepschriften uitgebrachte advies, het bezwaar ongegrond verklaard.

3. De ontvankelijkheid van het beroep

De onderhavige vergunning is gevraagd voor de periode van 14 juni 2000 tot 15 juni 2001. Verweerder heeft ter zitting verklaard het beleid te voeren dat een vergunning voor het aanwezig hebben van kansspelautomaten telkens wordt verleend voor een jaar.

Ter zitting is gebleken dat gedurende genoemde periode - en in aansluiting daarop in ieder geval tot aan de datum van het onderzoek ter zitting - twee kansspelautomaten in de "F" aanwezig waren. Appellanten hebben ter zitting meegedeeld geen schade te hebben ondervonden van het bestreden besluit. Volgens vaste jurisprudentie van het College dient onder deze omstandigheden te worden geconcludeerd dat appellanten geen belang meer hebben bij de beoordeling van hun beroep.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep van appellanten niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

4 De beslissing

Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr D. Roemers, mr C.J. Borman en mr F.W. du Marchie Sarvaas, in tegenwoordigheid van

mr Th.J. van Gessel, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 5 april 2002.

w.g. D. Roemers w.g. Th.J. van Gessel