ECLI:NL:CBB:2002:AE3757
public
2015-11-10T12:15:24
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AE3757
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2002-05-17
AWB 01/737
Eerste aanleg - enkelvoudig
Eerste en enige aanleg
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2002:AE3757
public
2013-04-04T17:50:15
2002-06-06
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2002:AE3757 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 17-05-2002 / AWB 01/737

-

College van Beroep voor het bedrijfsleven

No. AWB 01/737 17 mei 2002

5135 EG-steunverlening akkerbouwgewassen

Uitspraak in de zaak van:

A, te B, appellant,

gemachtigde: L.J.M. Faase, werkzaam bij B.V. Rentmeesterskantoor Faase, te Ulvenhout,

tegen

de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, te 's-Gravenhage, verweerder,

gemachtigde: mr B.T. Goerdat, werkzaam op verweerders ministerie.

1. De procedure

Op 13 september 2001 heeft het College van appellant een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een op 20 augustus 2001 verzonden besluit van verweerder.

Bij dit besluit heeft verweerder het bezwaar van appellant tegen zijn besluit van 12 december 2000 tot afwijzing van diens aanvraag voor subsidie op grond van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwsubsidies (hierna: de Regeling) ongegrond verklaard.

Op 9 november 2001 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Op 5 april 2002 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Van de zijde van appellant is, met voorafgaand bericht van afwezigheid, niemand ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

2. De grondslag van het geschil

2.1 Bij artikel 4, eerste lid, aanhef en sub a van de Regeling is bepaald dat de producent, onder de voorwaarden die voortvloeien uit de onderliggende E(E)G-verordeningen en deze Regeling, in aanmerking komt voor een subsidie voor percelen akkerland met elk een oppervlakte van tenminste 0.3 ha.

Artikel 11a van de Regeling luidt:

" 1. De in artikel 9 van verordening 3887/92 bedoelde sancties zijn niet van toepassing indien

a. een producent, nadat hij heeft vastgesteld dat zijn aanvraag fouten bevat die tot toepassing van een of meer van de genoemde sancties kunnen leiden, LASER daarvan op eigen initiatief schriftelijk in kennis stelt binnen 10 werkdagen nadat de fouten zijn vastgesteld,

b. de AID de producent niet heeft medegedeeld dat hij voornemens is een controle ter plaatse te verrichten of te laten verrichten,

c. de producent op geen enkele andere wijze kennis heeft kunnen krijgen van het onder b bedoelde voornemen, en

d. LASER, de AID of het productschap de producent nog niet over een of meer fouten als bedoeld in onderdeel a heeft ingelicht.

2. (…)"

Artikel 9, tweede lid, van Verordening (EEG) nr. 3887/92 van de Commissie, houdende uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen, zoals nadien gewijzigd, luidt voorzover hier van belang als volgt:

" Wanneer wordt vastgesteld dat de in de steunaanvraag "oppervlakten" aangegeven oppervlakte groter is dan de geconstateerde oppervlakte, wordt het steunbedrag berekend op basis van de bij de controle feitelijk geconstateerde oppervlakte. Behoudens overmacht wordt de feitelijk geconstateerde oppervlakte echter verlaagd met tweemaal het geconstateerde verschil wanneer dit groter is dan 3% van de geconstateerde oppervlakte of dan 2 ha en niet groter dan 20% van de geconstateerde oppervlakte is.

Er wordt geen aan de oppervlakte gekoppelde steun toegekend wanneer het vastgestelde verschil groter is dan 20% van de geconstateerde oppervlakte."

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Appellant heeft op 1 mei 2000 een "aanvraag oppervlakten 2000" ingediend ter verkrijging van een bijdrage op grond van de Regeling. Daarbij heeft hij voor zes percelen land, ter grootte van respectievelijk 1,41 ha, 0,98 ha, 0,20 ha, 1,32 ha 1,08 ha en 1,12 ha - aangeduid met de volgnummers 1 t/m 6 - akkerbouwsteun aangevraagd. Op de aanvraag heeft appellant bij alle percelen de gewascode 259 (snijmaïs) en de bijdragecode 845 vermeld. Op de aanvraag heeft appellant de volgende aantekening geplaatst:

" de volgnrs 3 en 4 zijn één perceel. Wilt U e.e.a. administratief ook samenvoegen tot één nummer"

- Bij brief van 10 mei 2000 heeft appellant de oppervlakte van perceel 6 gewijzigd in 0.6 ha. Verweerder heeft deze wijziging overgenomen.

- Op 2 oktober 2000 heeft de Algemene Inspectie Dienst (hierna: AID) een controle verricht op het bedrijf van appellant, naar aanleiding waarvan een rapport is opgemaakt. Het rapport vermeldt dat de producent in de gelegenheid is gesteld bij de controle aanwezig te zijn en dat de controleresultaten op 6 oktober 2000 aan de producent/vertegenwoordiger zijn meegedeeld.

- Het rapport vermeldt voorzover hier van belang de volgende controleresultaten:

" perceel opgegeven gecontroleerd areaal verschil

1 1,41 1.33 -0.08

2 0.98 0.38 -0.15

0.45

3 0.20 0.15 -0.05

4 1.32 1.08 -0.24

5 1.08 0.97 -0.11

6 0.60 0.40 -0.20"

- Onder het kopje opmerkingen vermeldt het rapport:

" Perceel 2 ligt in twee delen; gescheiden door een sloot.

Perceel 3 is kleiner dan 30 are."

- Bij besluit van 12 december 2000 heeft verweerder de aanvraag van appellant geheel afgewezen, omdat totaal voor 5.59 ha is aangevraagd en voor 4.61 ha is geconstateerd. Hierdoor bedraagt het verschil tussen de totaal aangevraagde en de totaal geconstateerde oppervlakte meer dan 20 % van de geconstateerde oppervlakte. Bij het besluit wordt het volgende overzicht van de geconstateerde afwijkingen gegeven:

" Volgnr Gewasgroep aang gec reden

---------------------------------------------------------------------------

1 mais 1,41 1,33 te groot opgeveven

3 mais 0,20 0,00 te groot opgegeven

4 mais 1,32 1,08 te groot opgegeven

5 mais 1,08 0,97 te groot opgegeven

6 mais 0,60 0,40 te groot opgegeven"

- Appellant heeft op 10 januari 2001 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

- Nadat de gemachtigde van appellant telefonisch heeft meegedeeld geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid om naar aanleiding van het bezwaar te worden gehoord, heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

- Bij brief van 25 maart 2002 heeft de gemachtigde van appellant meegedeeld niet ter zitting van het College te zullen verschijnen.

3. Het bestreden besluit en het standpunt van verweerder

Het bestreden besluit houdt onder meer het volgende in.

" Op 2 oktober 2000 heeft de Algemene inspectiedienst (AID) een fysieke controle uitgevoerd op uw bedrijf. De controle heeft de volgende resultaten opgeleverd:

o het perceel met volgnummer 2, perceelsnummer 151.44.395.78. U heeft 1,41 hectare aangevraagd, terwijl 1,33 hectare geconstateerd is. Dat is een verschil in oppervlakte van 0,08 hectare.

o het perceel met volgnummer 2, perceelsnummer 151.86.395.19. Het perceel bestaat uit twee delen. U heeft 0,98 hectare aangevraagd, terwijl twee oppervlakten van respectievelijk 0,38 hectare en 0,45 hectare geconstateerd zijn. Dat is een verschil in totale oppervlakte van 0,15 hectare.

o het perceel met volgnummer 3, perceelsnummer 151.94.395.24. U heeft 0,20 hectare aangevraagd, terwijl 0,15 hectare geconstateerd is. Dat is een verschil in oppervlakte van 0,05 hectare.

o het perceel met volgnummer 4, perceelsnummer 151.94.395.16. U heeft 1,32 hectare aangevraagd, terwijl 1,08 hectare geconstateerd is. Dat is een verschil in oppervlakte van 0,24 hectare.

o het perceel met volgnummer 5, perceelsnummer 152.06.395.16. U heeft 1,08 hectare aangevraagd, terwijl 0,97 hectare geconstateerd is. Dat is een verschil in oppervlakte van 0,11 hectare.

o het perceel met volgnummer 6, perceelsnummer 152.19.395.82. U heeft 0,60 hectare aangevraagd, terwijl 0,40 hectare geconstateerd is. Dat is een verschil in oppervlakte van 0,20 hectare.

De totaal door u aangevraagde oppervlakte is 5,59 hectare aan snijma?s. De AID heeft een totale oppervlakte van 4,76 hectare geconstateerd.

Hierover merk ik het volgende op.

Volgens het rapport van de AID ligt het perceel met volgnummer 3, perceelsnummer 151.94.395.24, los van perceel met volgnummer 4, perceelsnummer 151.94.395.16, waardoor de percelen met de volgnummers 3 en 4 geen aaneengesloten oppervlakte vormen (artikel 1, onder m, van de Regeling). U heeft 0,20 hectare aangevraagd voor het perceel met volgnummer 3, terwijl 0,15 hectare geconstateerd is. Het perceel met volgnummer 3 voldoet niet aan de voorwaarde genoemd in artikel 4, lid 1, onder a, van de Regeling: een perceel akkerland dient een oppervlakte te hebben van tenminste 0,3 hectare. In de beslissing van de teammanager d.d. 12 december 2000 is derhalve de oppervlakte op 0,00 hectare gesteld.

De berekening van de oppervlakte snijma?s in produktieregio II wordt als volgt:

¦ U heeft aangevraagd: 5,59 hectare.

¦ Er is geconstateerd: 4,61 hectare (4,76 hectare minus 0,15 hectare)

¦ Verschil: 0,98 hectare.

het verschil uitgedrukt in percentage van de geconstateerde oppervlakte is:

(0,98 / 4,61) x 100 = 21,26.

Als het verschil tussen de aangevraagde en geconstateerde oppervlakte groter is dan 20% van de geconstateerde oppervlakte, dan vervalt geheel het recht op een subsidie (artikel 9, lid 2 van EG-verordening 3887/92)

Bij het nemen van een besluit is het uitgangspunt dat wordt uitgegaan van gegevens die de AID heeft vastgesteld. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen, namelijk indien de resultaten van het AID-onderzoek zelf aanleiding geven te veronderstellen dat deze niet juist zijn, dan wel het door of namens de aanvrager aangevoerde daartoe aanleiding geeft, wordt van dit uitgangspunt afgeweken."

In het verweerschrift heeft verweerder hieraan toegevoegd:

" Door een omissie in de beslissing in eerste aanleg was voor appellant de afwijking van het het perceel met volgnummer 2 niet direct kenbaar, aangezien perceel 2 niet was opgenomen in de lijst van percelen met een afwijking. Dat ook ten aanzien van perceel 2 een afwijking was geconstateerd is echter wel af te leiden uit de totalen van aangevraagde oppervlakte en geconstateerde oppervlakte in de beslissing in eerste aanleg van 12 december 2000."

4. Het standpunt van appellant

Appellant heeft ter ondersteuning van het beroep onder meer het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.

" Ons bezwaar richt zich tegen het feit dat LASER onze aanvrage afwijst omdat uit een AID controle zou blijken dat de geconstateerde oppervlakte ingezaaide maïs meer dan 20% zou afwijken van de aangevraagde oppervlakte.

Als bijlagen wordt meegezonden een overzicht van de percelen waarin de afwijkingen zijn geconstateerd. Het betreft hier de percelen 1-3-4-5 en 6 waaruit geconcludeerd moet worden dat perceel 2 conform de aanvrage is ingezaaid. Uit dit overzicht blijkt dat er totaal 0,83 ha te weinig is ingezaaid casu quo niet is meegeteld omdat het perceel niet aan de wettelijke minimumoppervlakte voldeed. In ons bezwaarschrift aan LASER hebben wij betoogd dat de afwijking met 14,85% onder de 20% lag en onze aanvrage diende te worden gehonoreerd.

Per 20 augustus j.l. deelt LASER ons bij haar beslissing mede dat er kennelijk aan perceel nr 2 ook nog 15 are heeft ontbroken.

Dat nu achten wij niet acceptabel aangezien een en ander ons niet blijkt uit de door de AID geconstateerde gegevens en fysieke controle door onszelf op dat tijdstip niet meer mogelijk was: de gewasresten zijn immers niet meer aanwezig."

5. De beoordeling van het geschil

Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder bij het bestreden besluit zijn standpunt, inhoudend dat aan appellant op grond van het bepaalde in artikel 9, tweede lid, van Verordening (EEG) nr. 3887/92 geen aan oppervlakte gekoppelde steun kan worden toegekend, terecht heeft gehandhaafd.

Dienaangaande stelt het College voorop dat appellant de in het bestreden besluit vermelde, op het AID-rapport gebaseerde, constatering met betrekking tot de oppervlakte van het door hem met volgnummer 2 in de aanvraag opgegeven perceel inhoudelijk niet betwist.

Voorzover appellant beoogt te stellen dat hij pas door het bestreden besluit van de constatering met betrekking tot perceel 2 bekend is geworden en daardoor in zijn rechtsbeschermingspositie is geschaad, wijst het College er op dat appellant blijkens het AID-rapport reeds op 6 oktober 2000 van de controleresultaten op de hoogte is gesteld, terwijl het hem bovendien uit het in het primaire besluit opgenomen overzicht van de totale aangevraagde en geconstateerde oppervlakte duidelijk kon zijn dat ook met betrekking tot de aanvraag voor het onderhavige perceel tekortkomingen geconstateerd zijn.

Gelet op het vorenstaande faalt de grief van appellant.

Nu het verschil tussen de aangevraagde en geconstateerde oppervlakte meer dan 20 % bedraagt en zich geen geval voordoet als bedoeld in artikel 11a van de Regeling, was verweerder gehouden de aanvraag af te wijzen.

Het beroep is derhalve ongegrond.

Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gewezen door M.A. van der Ham in tegenwoordigheid van mr F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2002.

w.g. M.A. van der Ham w.g. F.W. du Marchie Sarvaas