ECLI:NL:CBB:2002:AE3764
public
2015-11-12T09:37:38
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AE3764
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2002-05-17
AWB 01/692
Eerste aanleg - enkelvoudig
Eerste en enige aanleg
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2002:AE3764
public
2013-04-04T17:50:16
2002-06-06
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2002:AE3764 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 17-05-2002 / AWB 01/692

-

College van Beroep voor het bedrijfsleven

No.AWB 01/692 17 mei 2002

5135 EG-steunverlening akkerbouwgewassen

Uitspraak in de zaak van:

Handelsonderneming A B.V., te B, appellante,

gemachtigde: C, te B,

tegen

de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, te 's-Gravenhage, verweerder,

gemachtigde: mr B.T. Goerdat.

1. De procedure

Op 23 augustus 2001 heeft het College van appellante een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een op 13 juli 2001 verzonden besluit van verweerder.

Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar dat appellante heeft gemaakt tegen verweerders beslissing op appellantes aanvraag om steun ingevolge de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewasen (hierna: de Regeling).

Verweerder heeft op 18 oktober 2001 een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2002, waarbij partijen hun standpunten bij monde van hun gemachtigden hebben toegelicht.

Van verweerder is op 15 april 2002 een reactie ontvangen op ter zitting gerezen vragen. Bij brief van 22 april 2002 heeft appellante hierop gereageerd.

Vervolgens heeft het College met instemming van partijen het onderzoek in de zaak gesloten.

2. De grondslag van het geschil

2.1. Bij Verordening (EEG) nr. 3887/92 (hierna: de Verordening), zoals nadien gewijzigd is onder meer het volgende bepaald:

"Artikel 4

(…)

2. a) De steunaanvraag "oppervlakten" mag na de uiterste datum voor de indiening ervan worden gewijzigd op voorwaarde dat de bevoegde autoriteiten de wijzigingen uiterlijk op de data als bedoeld in de artikelen 10, 11 en 12 van Verordening (EEG) nr. 1765/92 van de Raad ontvangen.

Wat de percelen landbouwgrond betreft, mag de steunaanvraag "oppervlakten" slechts worden gewijzigd in bijzondere gevallen die naar behoren zijn gemotiveerd, zoals met name een overlijden, een huwelijk, aan- of verkoop of de sluiting van een pachtovereenkomst. De Lid-Staten stellen de desbetreffende voorwaarden vast. Het is evenwel niet mogelijk een perceel toe te voegen aan de percelen die voor een braaklegging of als voederareaal zijn aangegeven, tenzij het een geval betreft dat overeenkomstig de desbetreffende bepalingen naar behoren is gemotiveerd en op voorwaarde dat dit perceel reeds voor braaklegging of als voederareaal was opgenomen in een steunaanvraag van een ander bedrijfshoofd, welke laatste steunaanvraag dan dienovereenkomstig wordt gecorrigeerd.

b) Met betrekking tot het gebruik of de betrokken steunregeling kunnen in alle gevallen wijzigingen worden aangebracht. Het is evenwel niet mogelijk een perceel toe te voegen aan de percelen die voor een braaklegging zijn aangegeven.

(…)

Artikel 5 bis

Onverminderd de voorschriften van de artikelen 4 en 5 kan een steunaanvraag, in geval van een door de bevoegde instantie erkende klaarblijkelijke fout, na de indiening op elk moment worden aangepast."

In de Regeling is ten tijde hier van belang onder meer het volgende bepaald:

" Artikel 9

1. Na sluiting van de aanvraagperiode doch uiterlijk tot en met 31 mei voorafgaand aan het betrokken verkoopseizoen kan de aanvraag oppervlakten worden gewijzigd in de gevallen bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder a, van verordening 3887/92.

2. In afwijking van het eerste lid kan de aanvraag oppervlakten na 31 mei worden gewijzigd:

a. in geval van een duidelijke fout;

(…)"

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Op 12 mei 2000 heeft appellante bij verweerders uitvoeringsdienst LASER een formulier "aanvraag oppervlakten 2000, aanvraag akkerbouwbijdrage en opgave voederareaal" ingediend. Bij deze aanvraag heeft appellante 43.28 ha "overige granen"opgegeven voor een bijdrage op grond van de Regeling. Daarnaast heeft zij de percelen 18, 19 en 20, met een gezamenlijke oppervlakte van 5,39 ha, opgegeven met als gewascode 667 (zwarte braak) en als bijdragecode 999 (geen bijdrage).

- Bij beslissing van 11 december 2000 heeft LASER, omdat niet voldaan zou zijn aan de in artikel 16, eerste lid van de Regeling neergelegde verplichting om 10% van de oppervlakte waarvoor akkerbouwsteun wordt aangevraagd, braak te leggen, de aanvraag voor akkerbouwsteun afgewezen voorzover de aanvraag betrekking heeft op meer dan 12.99 ha. De aan appellante uit te betalen subsidie wordt vastgesteld op fl. 11.894,54.

- Tegen dit besluit heeft appellante op 22 december 2000 een bezwaarschrift ingediend.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Bij het bestreden besluit verklaart verweerder de bezwaren van appellante gegrond in zoverre dat appellante wel heeft voldaan aan haar braakverplichting en derhalve recht heeft op subsidie voor 43.28 ha overige granen. De aan appellante toekomende subsidie dient vastgesteld te worden op fl. 38.903,65. Aangezien aan appellante reeds fl. 11.894,54 werd uitbetaald komt zij alsnog in aanmerking voor fl. 27.009,11.

Met betrekking tot de subsidie voor de braakgelegde percelen 18, 19 en 20 wordt het volgende overwogen:

" Als producent bent u verantwoordel;ijk voor het juist invullen van uw eigen aanvraag. De gevolgen van een onjuiste opgave dienen in beginsel voor uw rekening te blijven, behalve in het geval er sprake is van een duidelijke fout. Er is sprake van een duidelijke fout, indien redelijkerwijs is uitgesloten dat ten tijde van de aanvraag die opgave conform uw bedoeling was. Objectief moet vast staan dat de destijds gedane opgave kennelijk fout was.

Er is sprake van een duidelijke vergissing in de zin van het werkdocument van de Europese Commissie van 18 januari 1999, indien er een tegenstrijdigheid in de aanvraag zit die wijst op een vergissing.

Met betrekking tot het foutief invullen van de bijdragecode van percelen 18, 19 en 20 merk ik het volgende op. Uw aanvraag is als zodanig niet onlogisch, niet onvolledig en consequent ingevuld. Het staat de producent vrij om voor een perceel -waar mogelijk- al dan niet een subsidie aan te vragen. LASER behoefde derhalve geen gerede twijfel te hebben ten aanzien van hetgeen u met uw aanvraag beoogde.

Uit het vorenstaande volgt dat er geen sprake is van een duidelijke fout als bedoeld in het werkdocument van de commissie, zodat uw aanvraag ten aanzien van de vermelde code voor de percelen 18, 19 en 20 niet gewijzigd kan worden. U komt niet in aanmerking voor een braakbijdrage voor deze percelen."

4. Het standpunt van appellante

Appellante heeft ter ondersteuning van het beroep - samengevat - het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.

Het aanvraagformulier werd ingevuld om subsidie aan te vragen. Dan is het niet logisch om voor percelen met een gewascode voor zwarte braak, die op zich in aanmerking komen voor een subsidie, in te vullen dat men daarvoor geen subsidie wenst. Daarom is er wel degelijk sprake van een duidelijke vergissing.

Als de aanvraag inderdaad niet onlogisch, niet onvolledig en consequent was ingevuld had LASER reeds op de aanvraag voor 43.28 ha subsidie moeten toekennen en niet pas na bezwaar.

5. De beoordeling van het geschil

Het geschil beperkt zich tot de vraag of verweerder terecht de percelen 18, 19 en 20, met als gewascode zwarte braak, niet voor subsidie in aanmerking heeft gebracht.

Het College stelt voorop dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt stelt dat slechts aan het bezwaar van appellante tegemoet zou kunnen worden gekomen indien zou moeten worden geoordeeld dat door appellante bij haar aanvraag oppervlakten een klaarblijkelijke fout is gemaakt. Immers alleen in dat geval is het blijkens artikel 5bis van Verordening (EEG) nr. 3887/92 ook na afloop van de uiterste indieningsdatum van een aanvraag mogelijk die aanvraag te wijzigen.

Zoals het College reeds eerder heeft overwogen, is slechts sprake van een klaarblijkelijke fout indien objectief vaststaat dat de aanvankelijke opgave kennelijk fout was. Dit is het geval wanneer uit de aanvraag oppervlakten zelf blijkt dat de gedane opgave niet juist kan zijn.

Hiervan is in het onderhavige geval geen sprake. De aanvraag bevat geen ongerijmdheden. Het staat een producent vrij om hem moverende redenen een of meer percelen niet voor subsidie in aanmerking te brengen of minder subsidie te vragen dan mogelijk zou zijn. Het is niet de taak van verweerder zich in de motieven van de aanvrager te verdiepen of te beoordelen, of een aanvrager door wijziging van de aanvraag niet een hoger bedrag aan steun zou kunnen verwerven.

Gelet op het vorenstaande kan niet geoordeeld worden, dat verweerder gehouden was om met betrekking tot de percelen 18, 19 en 20 anders te beslissen dan hij heeft gedaan.

Het bestreden besluit houdt in dat appellante voor 43.28 ha beteeld met "overige granen" in aanmerking komt voor akkerbouwsteun. Uitgaande van het voor het jaar 2000 geldende subsidiebedrag per ha "overige granen" in productieregio 1 van fl. 915,35 zou de aan appellante toe te kennen subsidie derhalve 43,28 x fl. 915.38 = fl. 39.617,65 moeten bedragen. Bij het bestreden besluit kent verweerder echter slechts fl. 38.903, 65 toe.

Ter zitting is verweerder gevraagd of hier mogelijk sprake is van een rekenfout. In reactie hierop heeft verweerder bij brief van 11 april 2002 meegedeeld dat dit inderdaad het geval is en dat appellante bij het bestreden besluit derhalve fl. 714.- te weinig aan subsidie is toegekend.

Het voorgaande leidt het bestreden besluit voor zover het betrekking heeft op de hoogte van het subsidiebedrag niet in stand kan blijven

Het beroep is derhalve gegrond.

Het College acht het aangewezen om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht terzake zelf in de zaak te voorzien.

6. De beslissing

Het College:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit voor zover dit inhoudt dat de aan appellante toekomende subsidie fl. 38.903,65 bedraagt;

- bepaalt dat de aan appellante toe te kennen subsidie fl. 39.617,65 bedraagt;

- bepaalt dat aan appellante het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 204.20 (zegge: twee honderd en vier euro en

twintig eurocent) wordt vergoed door de Staat der Nederlanden;

- wijst af het meer of anders gevorderde.

Aldus gewezen door mr M.A. van der Ham, in tegenwoordigheid van mr F.W. du Marchie Sarvaas, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2002.

w.g. M.A. van der Ham w.g. F.W. du Marchie Sarvaas