ECLI:NL:CBB:2002:AE6028
public
2015-11-11T02:42:20
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AE6028
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2002-07-12
AWB 01/937
Eerste aanleg - enkelvoudig
Eerste en enige aanleg
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2002:AE6028
public
2013-04-04T17:57:52
2002-07-31
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2002:AE6028 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 12-07-2002 / AWB 01/937

-

College van Beroep voor het bedrijfsleven

(zesde enkelvoudige kamer)

No.AWB 01/937 12 juli 2002

29010 Wet op de kansspelen

Aanwezigheidsvergunning

Uitspraak in de zaak van:

A, te Doesburg, appellant,

gemachtigden: B, te Lochem, alsmede C,

tegen

de burgemeester van Doesburg, verweerder,

gemachtigde: D, werkzaam bij de gemeente Doesburg.

1. De procedure

Op 7 december 2001 heeft het College van appellant een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 30 oktober 2001.

Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het door appellant gemaakte bezwaar tegen een besluit van 7 mei 2001, waarbij verweerder het verzoek om vergunning voor het aanwezig hebben van twee kansspelautomaten als bedoeld in de Wet op de kansspelen heeft afgewezen.

Op 30 januari 2002 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend en aangegeven van de mogelijkheid tot het indienen van een separaat verweerschrift geen gebruik te maken.

Op 5 juli 2002 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Bij deze gelegenheid hebben partijen hun standpunten doen toelichten door hun gemachtigden.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Appellant exploiteert een horeca-gelegenheid onder de naam "A" aan de E te Doesburg.

- Door indiening van aanvraagformulieren, gedateerd 2 november 2000 alsmede 5 januari 2001, heeft appellant een aanvraag ingediend voor het in zijn inrichting aanwezig hebben van twee kansspelautomaten voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2001.

- Bij besluit van 7 mei 2001 heeft verweerder de gevraagde vergunning geweigerd.

- Tegen voormeld besluit is tijdig een bezwaarschrift ingediend.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. De ontvankelijkheid van het beroep

Aan de orde is allereerst of appellant belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep. Het College overweegt in verband hiermee als volgt.

Appellant heeft ter zitting verklaard dat gedurende geheel 2001 in zijn inrichting twee kansspelautomaten hebben gestaan en in bedrijf zijn geweest.

Appellant heeft voorts ter zitting aangegeven dat het belang bij een beoordeling van het besluit met betrekking tot het onderhavige tijdvak enkel gelegen is in de betekenis die overwegingen van het College terzake kunnen hebben voor de beoordeling van een door verweerder met betrekking tot een later tijdvak mogelijk in zijn besluitvorming te betrekken standpunt. Volgens vaste jurisprudentie van het College dient onder deze omstandigheden te worden geconcludeerd dat appellant geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep van appellant niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

4 De beslissing

Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. C.J. Borman, in tegenwoordigheid van mr. L. van Duuren, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2002.

w.g. C.J. Borman w.g. L. van Duuren