ECLI:NL:CBB:2002:AE7052
public
2015-11-11T04:04:06
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AE7052
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2002-08-16
AWB 02/1441
Voorlopige voorziening
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2002:AE7052
public
2013-04-04T18:01:15
2002-08-30
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2002:AE7052 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 16-08-2002 / AWB 02/1441

-

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Enkelvoudige kamer voor spoedeisende zaken

No.AWB 02/1441 16 augustus 2002

14914 Wet personenvervoer 2000

Vergunning taxivervoer

Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak van:

A, h.o.d.n. B, te C, verzoeker,

tegen

de Minister van Verkeer en Waterstaat, te 's-Gravenhage, verweerder,

gemachtigde: mr M.E.T. Oostveen, werkzaam bij verweerders ministerie.

1. De procedure

Bij besluit van 26 april 2002 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om een vergunning tot het verrichten van taxivervoer als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Wet personenvervoer 2000 afgewezen.

Het bezwaar van verzoeker tegen dit besluit heeft verweerder bij besluit van 22 juli 2002 ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft verzoeker bij beroepschrift van 25 juli 2002 beroep ingesteld, dat is geregistreerd onder nr. AWB 02/1440. Voorts heeft verzoeker bij verzoekschrift van dezelfde datum, binnengekomen op 26 juli 2002, aan de voorzieningenrechter van het College verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Bij faxbericht van 13 augustus 2002 heeft verweerder op de zaak betrekking hebben stukken toegezonden.

De voorzieningenrechter van het College heeft het verzoek behandeld ter zitting van 14 augustus 2002, alwaar verzoeker in persoon en verweerder bij gemachtigde hun standpunten nader hebben toegelicht.

2. De grondslag van het geschil

2.1 In de Wet personenvervoer 2000 (hierna: de Wet) is onder meer het volgende bepaald:

" Artikel 4

(…)

2. Het is verboden taxivervoer te verrichten zonder een daartoe verleende vergunning.

(…)

Artikel 9

1. Een vergunning wordt, behoudens in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen, slechts verleend aan een vervoerder die voldoet aan eisen van betrouwbaarheid, kredietwaardigheid en vakbekwaamheid.

(…)

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:

a. de eisen van betrouwbaarheid, kredietwaardigheid en vakbekwaamheid;

(…)"

In § 6 (artikelen 26 tot en met 29) van het Besluit van 14 december 2000, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Wet personenvervoer 2000 (Besluit personenvervoer 2000, Stb. 2000, 563), zijn regels neergelegd als bedoeld in artikel 9, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Wet.

2.2 Bij de beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.

- Verzoeker heeft door middel van een hiertoe bestemd aanvraagformulier, gedagtekend 25 januari 2002, een aanvraag ingediend voor een taxivergunning ten behoeve van zijn onderneming "B". Volgens opgave in deze - nadien gewijzigde - aanvraag zal de vakbekwaamheid binnen de onderneming worden ingebracht door de procuratiehouder D.

- Omtrent het procuratiehouderschap hebben verzoeker en D een overeenkomst gesloten, gedagtekend 16 maart 2002, waarvan artikel 4 luidt:

" Procuratiehouder verplicht zich jegens Ondernemer om zijn diensten als vakbekwame procuratiehouder in ieder geval op de volgende gebieden te verlenen:

- het nemen van investeringsverplichtingen boven de E 2.275, waaronder het aangaan van lease-contracten inzake andere voertuigen die boven het vastgestelde bedrag komen en als taxi zal worden ingezet;

- de beoordeling van het voeren van de administratie van Ondernemer, waarbij tot de administratie wordt gerekend:

- de financiële administratie;

- de persoonlijke administratie;

- de fiscale aangiften;

- het namens Onder nemer onderhouden van de contracten met de RVI."

- Ten behoeve van de beoordeling van verzoekers vergunningaanvraag heeft D verweerder een ingevuld formulier "verklaring inbreng vakbekwaamheid", gedagtekend 16 april 2002, doen toekomen. Dit formulier bevat onder meer vragen over de door de vakbekwaam leidinggevende binnen de onderneming te verrichten taken, de door de ondernemer te verrichten taken en de taakverdeling tussen hen beiden.

- Blijkens dit formulier houdt de vakbekwame leidinggevende zich naast de ondernemer bezig met toezicht, administratie en financiën, terwijl de ondernemer taxivervoer verricht. De vakbekwame leidinggevende oefent zijn taken uit in overleg met de ondernemer. Hij zal maximaal 8 uur per week werkzaamheden als vakbekwame leidinggevende verrichten.

- Bij besluit van 26 april 2002 heeft verweerder verzoekers aanvraag om een taxivergunning afgewezen, op de grond dat niet gesproken kan worden van daadwerkelijk en permanent leidinggeven door de vakbekwame persoon zodat door de vervoerder niet aan de eis van vakbekwaamheid wordt voldaan.

- Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 22 mei 2002 een bezwaarschrift ingediend.

- Verzoeker is gehoord op 27 juni 2002. Blijkens het verslag van deze hoorzitting heeft D verklaard dat zijn vakbekwaamheid uitsluitend in de onderneming van verzoeker zal worden ingebracht. Verweerders bezwaarschriftencommissie heeft vervolgens geadviseerd om:

" het bezwaar (…) gegrond te verklaren en de gevraagde vergunning te verlenen, tenzij mocht blijken dat D zijn vakbekwaamheid heeft ingebracht in een eigen onderneming en/of ten behoeve van een andere onderneming dan "B"."

- Vervolgens heeft verweerder het besluit genomen ten aanzien waarvan het verzoek om voorlopige voorziening is gedaan.

3. Het besluit ten aanzien waarvan het verzoek om voorlopige voorziening is gedaan en het standpunt van verweerder

Het aan de orde zijnde besluit houdt onder meer het volgende in:

" (…)

D heeft verklaard dat hij voornemens is als vakbekwame leidinggevende werkzaam te zijn in uw onderneming naast zijn werkzaamheden in zijn eigen taxionderneming.

Tevens is de eerdere verklaring bevestigd dat de concrete werkzaamheden van D zullen bestaan uit het houden van controle en toezicht op de administratie, afgezien van hetgeen door de boekhouder aan werkzaamheden wordt verricht op dit gebied.

D heeft echter niet aangegeven hoeveel uur hij chauffeurswerkzaamheden zal verrichten. Ook kon hij niet aangeven welke taakverdeling er is afgesproken tussen u en D.

U heeft verklaard vanwege uw familiaire relatie regelmatig contact te hebben met D, maar u kon niet aangeven op welke tijdstippen zakelijk contact zou plaatsvinden.

U heeft derhalve, ondanks nadere toelichting, niet aannemelijk gemaakt dat de vakbekwame persoon inhoudelijk betrokken zal zijn bij alle wezenlijke beslissingen omtrent de bedrijfsvoering van uw onderneming.

Gezien het voorgaande kan er niet gesproken worden van permanent en daadwerkelijk leidinggeven door de vakbekwame persoon en voldoet u daarmee niet aan de eis van vakbekwaamheid.

Hierbij besluit ik dan ook uw op 20 mei 2002 ingediende bezwaarschrift tegen het besluit van 26 april 2002 (…) ongegrond te verklaren."

Hieraan heeft verweerder ter zitting, samengevat weergegeven en voorzover thans van belang, het volgende toegevoegd.

Aan de heer D is inmiddels een vergunning voor het verrichten van taxivervoer verleend. Nu dit meebrengt dat zijn vakbekwaamheid ook in zijn eigen onderneming wordt ingebracht, zal er minder tijd overblijven om permanent leiding te geven in verzoekers onderneming.

De taakverdeling tussen verzoeker en de heer D, als vakbekwaam leidinggevende, is niet helder, maar lijkt zich te richten op het controleren van de administratie en de financiën. Blijkens de verklaring inzake vakbekwaamheid vinden de daadwerkelijke werkzaamheden in verzoekers onderneming grotendeels in onderling overleg plaats. Taken als klachtenbehandeling en vervoerplanning worden, evenals de verzekeringszaken, door de ondernemer zelfstandig uitgevoerd. De belastingzaken worden uitbesteed aan een accountant. Een duidelijke taakscheiding is niet aangebracht. De ingebrachte gegevens tonen niet aan dat de vakbekwame ook daadwerkelijk leiding geeft aan het onderhavige bedrijf.

4. het standpunt van verzoeker

Verzoeker heeft, samengevat weergegeven, het volgende aangevoerd.

De punten waarop de aanvraag voor een taxivergunning in eerste instantie, bij het besluit van 26 april 2002, was afgewezen, zijn tijdens de hoorzitting uitvoerig aan de orde gekomen. De hoorcommissie was van mening dat aan alle voorwaarden voor vergunningverlening werd voldaan en heeft dan ook een positief advies uitgebracht voor het verlenen van de gevraagde taxivergunning. Desondanks is de aanvraag om een taxivergunning bij het besluit van 22 juli 2002 wederom afgewezen, op dezelfde gronden als de eerdere afwijzing. In feite gaat het hier om een verkapte vergunningenstop. Het drijven van een onderneming door middel van procuratiehouderschap is immers nog steeds toegestaan. Verweerder heeft in het verleden vergunning verleend in geval de procuratiehouder 8 uur per week werkzaamheden verrichtte.

5. De beoordeling van het geschil

5.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) juncto artikel 19, eerste lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie kan, indien, voorzover hier van belang, bij het College beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van het College op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Dienaangaande overweegt de voorzieningenrechter het volgende.

5.2 Ingevolge artikel 27, tweede lid, van het per 1 januari 2001 vervallen Besluit personenvervoer diende de vakbekwame persoon binnen een vervoersonderneming permanent en daadwerkelijk met de leiding te zijn belast. Hoewel zodanige eis in het Besluit personenvervoer ten aanzien van taxivervoer niet uitdrukkelijk wordt gesteld, zijn in de totstandkomingsgeschiedenis van de Wet en het Besluit personenvervoer 2000 geen aanwijzingen te vinden dat evenbedoelde eis voor taxivervoer niet meer zou gelden. Voorshands gaat de voorzieningenrechter er op grond van artikel 9 van de Wet dan ook vanuit dat thans nog steeds geldt dat de vakbekwame persoon binnen een taxionderneming permanent en daadwerkelijk met de leiding moet zijn belast.

In de Nota van toelichting bij het Besluit deregulering taxivervoer (Stb. 1999, 560), is de eis van permanent en daadwerkelijk leidinggeven nader toegelicht. De desbetreffende passage, die grotendeels overeenkomt met hetgeen is opgemerkt in de Nota van toelichting bij artikel 26 van het Besluit personenvervoer 2000, luidt als volgt:

" Hetgeen onder permanent en daadwerkelijk leiding geven moet worden verstaan valt niet bij voorbaat scherp aan te geven. (…) Daadwerkelijk geeft aan dat het om een inhoudelijke betrokkenheid bij het leiding geven gaat. De functie van leidinggevende kan niet louter een formele status inhouden. (…) De werkzaamheden in het kader waarvan leiding wordt gegeven betekent dat de vakbekwame inhoudelijk betrokken moet zijn bij beslissingen inzake uitbreiding van het bedrijf, het aangaan van financiële verplichtingen, het aan en verkoopbeleid, de aansturing van personeel, het dagelijkse ondernemersbeleid, de relaties met de overheid, maar ook de strategie van het bedrijf op de vervoermarkt. (…)"

5.3 Op het in rubriek 2.2 genoemde formulier "verklaring inbreng vakbekwaamheid" heeft D, na te hebben vermeld dat de vakbekwaam leidinggevende binnen verzoekers onderneming een toezichthoudende en controlerende functie heeft, onder meer aangegeven:

- dat hij als vakbekwaam leidinggevende persoon binnen verzoekers onderneming de volgende taken verricht: administratie, financiën, toezicht, eventueel taxivervoer;

- dat tussen hem en de ondernemer (verzoeker) de volgende taakverdeling binnen deze onderneming is afgesproken: taxivervoer door ondernemer; toezicht, administratie en financiën door zowel de procuratiehouder als de ondernemer;

- dat hij binnen verzoekers onderneming leiding geeft in overleg met de ondernemer;

- dat als leidinggevende aangelegenheden specifiek aan hem, als vakbekwaam persoon binnen deze onderneming, zijn voorbehouden: toezicht en controle, alsmede de financiële huishouding;

- dat de hoogte van taxitarieven in gezamenlijk overleg wordt bepaald, over de aanschaf van voertuigen in onderling overleg wordt beslist, eventueel binnengekomen klachten worden behandeld door de ondernemer, de ondernemer zich tevens bezighoudt met de vervoerplanning, de administratie en de boekhouding en met verzekeringszaken en belastingzaken worden verzorgd door de accountant.

Tijdens de behandeling ter zitting van het onderhavige verzoek om voorlopige voorziening heeft verzoeker, gevraagd naar de concrete taakverdeling tussen hem en D en het toezicht en overleg, in het bijzonder verklaard dat zij samen weekstaten zullen gaan opstellen en de btw berekenen. Dit alles zal dan, aldus verzoeker, maandelijks worden aangeleverd bij de accountant, die de belastingaangiftes zal verzorgen.

Blijkens deze verklaring en hetgeen D heeft verklaard op het hiervoor genoemde formulier zal laatstgenoemde binnen verzoekers onderneming hoofdzakelijk (mede) met (financiële) administratie belast worden, zal hij voorts de daarmee samenhangende werkzaamheden samen met verzoeker verrichten en zullen zijn overige taken in overleg worden afgehandeld. Van een duidelijke en daadwerkelijke taakverdeling tussen verzoeker en D is derhalve, naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter, geen sprake. Voorshands moet dan ook worden aangenomen dat D binnen verzoekers onderneming niet daadwerkelijk leiding geeft, op de in Nota van toelichting bij het Besluit deregulering taxivervoer beschreven wijze.

5.4 Gelet op het vorenstaande komt de voorzieningenrechter tot de, voorlopige, conclusie dat verweerder op goede gronden heeft geoordeeld dat in het onderhavige geval niet is voldaan aan de vakbekwaamheidseis. Dit betekent dat het verzoek om een voorlopige voorziening reeds hierom moet worden afgewezen.

6. De beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Aldus gewezen door mr D. Roemers in tegenwoordigheid van mr W.F. Claessens, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2002.

w.g. D. Roemers w.g. W.F. Claessens