ECLI:NL:CBB:2003:AF4097
public
2015-11-11T18:11:18
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AF4097
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2003-01-22
AWB 02/1067
Eerste aanleg - meervoudig
Eerste en enige aanleg
Proceskostenveroordeling
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2003:AF4097
public
2013-04-04T18:25:56
2003-02-07
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2003:AF4097 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 22-01-2003 / AWB 02/1067

-

College van Beroep voor het bedrijfsleven

No. AWB 02/1067 22 januari 2003

29010 Wet op de kansspelen

Aanwezigheidsvergunning

Uitspraak in de zaak van:

A, te B, appellant,

gemachtigde: mr. I.J. Verbaan, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,

tegen

de Burgemeester van Heerlen, verweerder,

gemachtigde: J.L.P. Heijboer, werkzaam bij de gemeente Heerlen.

1. De procedure

Op 3 juni 2002 heeft het College van appellant een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een op 16 april 2002 gedateerd, en op 22 april 2002 verzonden, besluit van verweerder.

Bij dit besluit heeft verweerder het bezwaar van appellant tegen verweerders, op 19 juni 2001 verzonden, besluit om aan Biljartcentrum Matchpoint B.V. te Heerlen

(hierna: Matchpoint B.V.) een aanwezigheidsvergunning voor 1 kansspelautomaat te weigeren, ongegrond verklaard.

Op 14 juni 2002 heeft appellant een aanvulling op zijn beroepschrift ingediend.

Verweerder heeft op 12 juli 2002 meegedeeld, dat het beroepschrift hem geen aanleiding gaf verweer te voeren en dat hij volstond met verwijzing naar het bestreden besluit.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2002. Aldaar is de gemachtigde van appellant, met voorafgaand bericht van verhindering, niet verschenen. Ter zitting heeft appellant zijn standpunt in persoon nader toegelicht. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

2. De grondslag van het geschil

Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Bij besluit van 3 mei 2001 hebben burgemeester en wethouders van Heerlen aan Matchpoint B.V. een vergunning verleend voor het uitoefenen van het horecabedrijf in de inrichting gevestigd op het adres Oranje Nassaustraat 33 te Heerlen. In deze vergunning is onder meer appellant als leidinggevende vermeld.

- Bij een op 7 juli 2000 door appellant ondertekend aanvraagformulier heeft Matchpoint B.V. een aanwezigheidsvergunning aangevraagd voor één kansspelautomaat in de door haar geëxploiteerde inrichting. Naar verweerders gemachtigde in het verweerschrift en ter zitting heeft verklaard zou de vergunning, indien deze zou zijn verleend, een looptijd gehad hebben tot 1 april 2003.

- Bij een op 19 juni 2001 verzonden, aan Matchpoint B.V. gericht, besluit heeft verweerder de gevraagde aanwezigheidsvergunning geweigerd.

- Tegen deze weigering is door appellant een op 20 juli 2001 gedateerd bezwaarschrift ingediend In het door de toenmalig gemachtigde van appellant opgestelde bezwaarschrift wordt appellant aangeduid als "A van Biljartcentrum Matchpoint B.V."

- In zijn brief van 27 juli 2001, waarin de gemachtigde verweerder verzoekt om een aanvullende termijn voor het indienen van de gronden voor het bezwaar, verklaart deze op te treden namens Brasserie en Biljartcentrum Matchpoint.

- Verweerder reageert daarop in zijn brief van 2 augustus 2001 onder meer met de zinsnede:

"Met betrekking tot uw brief van 27 juli 2001 delen wij u mee dat wij u als gemachtigde van Brasserie en Biljartcentrum Matchpoint beschouwen. (…)"

- Bij brief van 15 augustus 2001 vult de gemachtigde van appellant de gronden voor het bezwaar aan. In deze brief vermeldt hij onder meer.

"(…) Bij brief van 2 augustus jl. heeft u mij als gemachtigde van A ( hierna: cliënt), in de gelegenheid gesteld om … (…)"

- Vervolgens heeft verweerder, na een op 11 oktober 2001 gehouden hoorzitting, het thans bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Het thans bestreden besluit houdt, voor zover gelet op het hierna volgende van belang, onder meer het volgende in.

"Het bestreden besluit is gericht aan Biljartcentrum Matchpoint B.V. Onder deze benaming is de onderneming ook ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van koophandel en Fabrieken voor Zuid-Limburg. Uw cliënt is blijkens deze inschrijving bestuurder van de B.V. met als titel directeur. Als zodanig is hij aan te merken als belanghebbende bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht.

4. Het standpunt van appellant

Appellant heeft ter ondersteuning van het beroep - samengevat - het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.

Ten onrechte is verweerder voorbijgegaan aan het specifieke karakter van de brasserie. Bezoekers zullen deze zeker niet beschouwen als ondergeschikt aan de in het pand aanwezige biljartruimten.

Verder is de opstelling van de kansspelautomaat naast de bar in de brasserie zodanig dat een goed toezicht op eventueel misbruik is gewaarborgd. Tenslotte staat ook de jarenlange ervaring van A in het casinowezen er voor garant dat gok- en alcoholverslaving zullen worden bestreden.

5. De beoordeling van het geschil

Op de door Matchpoint B.V. ingediende aanvraag om een vergunning is door verweerder afwijzend beslist in een aan Matchpoint B.V. gericht besluit van 19 juni 2001. Op grond van de onder de feiten weergegeven correspondentie tussen de gemachtigden van appellant en verweerder kan het College slechts tot de conclusie komen dat het daartegen gerichte bezwaar is ingediend namens appellant en niet namens Matchpoint B.V. De gemachtigde bevestigt dit nog eens uitdrukkelijk in zijn brief van 15 augustus 2001 aan verweerder waarin de gemachtigde zich als optredend namens A, die hij aanduidt als zijn cliënt, afficheert. Ook verweerder heeft het bezwaar, getuige de onder rubriek 3 van deze uitspraak geciteerde passage uit het bestreden besluit, als ingediend door appellant beschouwd.

Ten onrechte heeft verweerder appellant vervolgens als belanghebbende bij het primaire besluit van 19 juni 2001 aangemerkt. Als belanghebbende dient immers ingevolge artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden aangemerkt degene wiens belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken. In dit geval is dat Matchpoint B.V., die houder is van de vergunning ingevolge de Drank- en Horecawet en die ook de aanvraag voor de aanwezigheidsvergunning heeft gedaan. Het belang dat appellant als directeur van Matchpoint B.V. bij het primaire besluit van 19 juni 2001 heeft is afgeleid van dat van de B.V., en derhalve niet rechtstreeks bij dat besluit betrokken. Verweerder had het bezwaar van appellant dus niet-ontvankelijk moeten verklaren.

Appellant is wel degene ten aanzien van wie het thans bestreden besluit is genomen. Daarom is zijn beroep tegen het thans bestreden besluit ontvankelijk.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond moet worden verklaard en dat het thans bestreden besluit moet worden vernietigd.

Verweerder zal opnieuw beslissend op het bezwaar niet anders dan tot een niet-ontvankelijkverklaring daarvan kunnen komen nu er geen sprake van is dat appellant als belanghebbende bij het primaire besluit van 19 juni 2001 kan worden aangemerkt. Het College zal daarom met toepassing van artikel 8:72 van de Awb zelf in de zaak voorzien.

Het College overweegt tenslotte dat het door appellant betaalde griffierecht door verweerder dient te worden vergoed, alsmede dat termen aanwezig zijn verweerder onder toepassing van artikel 8:75 Awb te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van appellant, zijnde de kosten van de door zijn gemachtigden beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Met inachtneming van het Besluit bestuurskosten procesrecht worden deze kosten vastgesteld op € 322,-- (1 punt voor het beroepschrift).

Derhalve dient te worden beslist zoals hierna vermeld.

6. De beslissing

Het College:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 322.00 (zegge: drie honderd en tweeëntwintig

euro), onder aanwijzing van de gemeente Heerlen als rechtspersoon die deze kosten aan appellant dient te vergoeden;

- bepaalt dat de gemeente Heerlen het griffierecht ad € 109.00 (zegge: honderd en negen euro) aan appellant vergoedt.

Aldus gewezen door mr. M.J. Kuiper, mr. W.E. Doolaard en mr. F.W. du Marchie Sarvaas, in tegenwoordigheid van mr. R.P.H.Rozenbrand, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2003.

w.g. M.J. Kuiper w.g. R.P.H. Rozenbrand