ECLI:NL:CBB:2003:AF9616
public
2015-11-12T12:41:39
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AF9616
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2003-05-01
AWB 02/1751
Eerste aanleg - meervoudig
NL
Bestuursrecht
Landbouwkwaliteitsbesluit groenten en fruit 2
Landbouwkwaliteitsbesluit groenten en fruit 3
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2003:AF9616
public
2013-04-04T18:44:25
2003-06-05
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2003:AF9616 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 01-05-2003 / AWB 02/1751

Bij tuchtbeschikking nr. 08/2002, gewezen op 24 september 2002, heeft het Tuchtgerecht appellante een maatregel opgelegd. Het Tuchtgerecht heeft de tuchtbeschikking bij brief van 9 oktober 2002 aan appellante toegezonden.

Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 17 oktober 2002, heeft appellante beroep ingesteld tegen die tuchtbeschikking.

College van Beroep voor het bedrijfsleven

No. AWB 02/1751 1 mei 2003

20220 Landbouwkwaliteitswet

Tuchtgerecht KCB voor groenten en fruit

Uitspraak in de zaak van:

A, statutair gevestigd te X, appellante van een tuchtbeschikking, gewezen door het Tuchtgerecht Kwaliteits-Controle-Bureau voor Groenten en Fruit (verder: Tuchtgerecht),

gemachtigde: B, directeur van appellante.

1. De procedure

Bij tuchtbeschikking nr. 08/2002, gewezen op 24 september 2002, heeft het Tuchtgerecht appellante een maatregel opgelegd. Het Tuchtgerecht heeft de tuchtbeschikking bij brief van 9 oktober 2002 aan appellante toegezonden.

Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 17 oktober 2002, heeft appellante beroep ingesteld tegen die tuchtbeschikking.

De secretaris van het Tuchtgerecht heeft desgevraagd bij brieven van 25 oktober 2002 en 20 december 2002 (met een correctie op 6 januari 2003) aan het College stukken doen toekomen die op de zaak betrekking hebben. Appellante heeft hierop bij brief van 24 januari 2003 gereageerd.

Het College heeft de zaak behandeld ter zitting van 20 maart 2003, waar appellante haar standpunt door haar gemachtigde heeft doen toelichten. Ter zitting zijn voorts inlichtingen verstrekt door drs. C.J.M. Arkesteijn, directeur van het Kwaliteits-Controle-Bureau voor Groenten en Fruit (verder: K.C.B.)

2. De tuchtrechtelijke verklaring

Bij een schriftelijke verklaring van 13 mei 2002 is bij het Tuchtgerecht een zaak, onder nummer 08/2002, tegen appellante aanhangig gemaakt.

Het aan appellante ten laste gelegde feit is daarbij als volgt omschreven:

"het verhandelen (ten verkoop voorhanden hebben) van een partij paprika-mix, groot 390 colli à 10 kleinverpakkingen van elk 500 gram met daarin drie paprika's (een groene, een gele en een rode) en aangeduid als klasse I, terwijl de rode paprika's niet voldeden aan de voorschriften behorende bij de aangeduide klasse."

Dit feit werd, aldus de verklaring, geconstateerd te Venlo op 19 september 2001.

Bij de verklaring is een afschrift gevoegd van een tuchtrechtelijke verklaring, door L. Houben, controleur van het K.C.B.

3. De bestreden tuchtbeschikking

Bij de bestreden tuchtbeschikking heeft het Tuchtgerecht als volgt overwogen en beslist:

"Het tuchtgerecht acht bewezen dat betrokkene het ten laste gelegde feit heeft begaan.

Het bewezen verklaarde feit levert op overtreding van:

·de artikelen 2 en 3 van het Landbouwkwaliteitsbesluit Groenten en Fruit;

·paragraaf 2 onder B van de Bijlage Paprika's van de Verordening PT 1997 Kwaliteitsvoorschriften groenten en fruit.

Het tuchtgerecht is van mening dat de hierna te noemen maatregel in overeenstemming is met de ernst van de gepleegde overtreding en de omstandigheden waaronder deze is begaan. In het bijzonder wordt overwogen:

·artikel 2 van het Landbouwkwaliteitsbesluit groenten en fruit, verbiedt het verhandelen van groenten en fruit, tenzij deze voldoen aan de kwaliteitsvoorschriften;

·artikel 3 van genoemd besluit schrijft voor dat groenten en fruit bestemd voor de consument aan bepaalde eisen en voorschriften moeten voldoen;

·in de paragraaf 2 onder B van de Bijlage Paprika' s van genoemde PT -verordening zijn de voorschriften m.b.t. tot het aanbrengen van de juiste aanduidingen opgenomen;

·de aanduidingen, die bij de producten worden gebruikt, moeten zodanig zijn dat zij de lading dekken. Een product mag niet als klasse I worden aangeduid wanneer het product niet aan de eisen welke voor de klasse I gelden, voldoen.

Het voorkomen van zachte/overrijpe (rotte) vruchten, brandplekken en vormafwijkingen maken dat de paprika' s niet voldoen aan de eisen welke aan de klasse I worden gesteld;

·onjuiste aanduidingen zetten de afnemer op een verkeerd spoor. Het niet aanbrengen van de juiste aanduidingen bemoeilijkt de controle op de naleving van de regels;

·betrokkene tast zodoende een wezenlijk onderdeel van het kwaliteitsbeleid, de controle, aan;

·bij het bepalen van de hoogte van de boete laat het tuchtgerecht meewegen dat betrokkene zich de afgelopen jaren elk jaar wel een keer voor het Tuchtgerecht heeft moeten verantwoorden voor het begaan van een overtreding.

De op te leggen maatregel is gegrond op:

·de artikelen 6, 8 en 9 van de Statuten van de Stichting "Kwaliteits-Controle-Bureau voor Groenten en Fruit"

·de artikelen 7 en 8, eerste lid van het Reglement op de Tuchtrechtspraak van de Stichting KCB;

·artikel 2, eerste lid van het Controlereglement KCB.

(…)

oordeelt dat betrokkene deswege strafbaar is;

legt aan betrokkene de volgende maatregel op:

een geldboete van € 3.000,-- (zegge: drieduizend euro) onvoorwaardelijk."

4. De beoordeling

4.1 De eerste grief van appellante houdt in dat in de tuchtbeschikking wordt gesproken over 390 colli, maar dat de directeur van het K.C.B. blijkens het proces-verbaal ter zitting van het Tuchtgerecht heeft verklaard dat sprake was van 1950 colli.

Bij brief van 20 december 2002 (herziening van 6 januari 2003) heeft de voorzitter van het Tuchtgerecht het College medegedeeld dat bij het opstellen van het proces-verbaal en de tuchtbeschikking een fout is gemaakt; in het proces-verbaal staan abusievelijk 1.950 colli vermeld, wat moet zijn: 1.950 kg (390 colli à 10 kleinverpakkingen van elk

500 gram).

Het College stelt vast dat inderdaad sprake is van een fout in het proces-verbaal. De tuchtbeschikking zelf bevat echter geen onjuistheden; het Tuchtgerecht is bij de bepaling van de opgelegde maatregel klaarblijkelijk uitgegaan van 390 colli en 1.950 kg.

Deze grief is dan ook vergeefs voorgesteld.

4.2 De tweede grief luidt dat de boete in geen enkele verhouding staat tot de overtreding. Appellante heeft daartoe aangevoerd (-) dat de overtreding niet bewust is gepleegd, (-) dat een partij van 390 colli gering is, gelet op de omvang waarin zij dit product verhandelt, (-) dat het prijsverschil tussen categorie 2 en 1 niet in verhouding staat tot de boete, en (-) dat zij weliswaar enkele keren eerder is veroordeeld, maar dat dit in de omvang waarin zij opereert niets voorstelt, terwijl enkele van die veroordelingen hebben plaatsgevonden op leveringen aan haar van derden.

Het College stelt dienaangaande voorop dat hetgeen door appellante is aangevoerd betwisting inhoudt van het door het Tuchtgerecht bewezen verklaarde, namelijk dat appellante een partij paprika-mix, groot 390 colli à 10 kleinverpakkingen, als klasse I heeft verhandeld (ten verkoop voorhanden heeft gehad), terwijl de rode paprika's niet voldeden aan de voorschriften voor de klasse I. Ook overigens is niet gebleken dat het Tuchtgerecht ten onrechte dit ten laste gelegde feit bewezen heeft verklaard.

Het is het College gebleken dat het Tuchtgerecht bij de bepaling van de hoogte van de geldboete onder meer rekening heeft gehouden met het economisch voordeel dat appellante had kunnen behalen wanneer zij partijen die niet voldeden aan de voorschriften voor klasse I toch als klasse I zou hebben verkocht, en dat het het aldus bepaalde bedrag heeft verdubbeld om daarmee het boete-element tot uitdrukking te brengen. Het College acht dit een rechtens aanvaardbare wijze van sanctionering. Ter zitting heeft de directeur van het K.C.B. meegedeeld dat het prijsverschil ten tijde van de overtreding ƒ 1,65 per kg bedroeg. Hiervan uitgaande acht het College de opgelegde boete van € 3.000,- een passende maatregel.

Het College overweegt voorts dat de aangevoerde omstandigheden dat het om relatief kleine hoeveelheden gaat en om betrekkelijk weinig overtredingen, geen aanleiding vormen om tot een lagere boete te besluiten. De overtredingen staan immers vast, bij de hoogte van de boete is al acht geslagen op de grootte van de betreffende partij, terwijl eveneens onomstreden is dat bij controle bij het bedrijf van appellante de afgelopen jaren meermalen overtredingen van de ter zake geldende voorschriften is geconstateerd. Een dergelijke recidive zal eerder redengevend kunnen zijn voor een verhoging van de strafmaat. Daaraan doet niet af dat partijen mogelijk afkomstig zijn van leveranciers, aangezien appellante er zelf verantwoordelijk voor is dat de producten die zij als klasse I verhandelt, aan de daartoe gestelde eisen voldoen.

Ook deze grief treft derhalve geen doel.

4.3 Op grond van het bovenstaande dient het beroep te worden verworpen.

Deze uitspraak steunt, behalve op de in de tuchtbeschikking genoemde bepalingen, op artikel 13 van de Landbouwkwaliteitswet en titel IV van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie.

5. De beslissing

Het College verwerpt het beroep.

Aldus gewezen door mr. H.C. Cusell, mr. J.A. Hagen en mr. M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van mr. B. van Velzen, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2003.

w.g. H.C. Cusell w.g. B. van Velzen