ECLI:NL:CBB:2004:AP1564
public
2015-11-16T15:22:21
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AP1564
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2004-06-04
AWB 03/940
Eerste aanleg - enkelvoudig
Eerste en enige aanleg
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2004:AP1564
public
2013-04-04T21:05:00
2004-06-14
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2004:AP1564 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 04-06-2004 / AWB 03/940

Op 12 augustus 2003 heeft het College van appellant een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 2 juli 2003.

Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar dat appellant heeft gemaakt tegen de beslissing op de aanvraag van appellant op grond van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen.

College van Beroep voor het bedrijfsleven

(zesde enkelvoudige kamer)

No. AWB 03/940 4 juni 2004

5135 EG-steunverlening akkerbouwgewassen

Uitspraak in de zaak van:

A, te B, appellant,

gemachtigde: C,

tegen

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. M.M.F. Lobles, werkzaam bij verweerders ministerie.

1. De procedure

Op 12 augustus 2003 heeft het College van appellant een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 2 juli 2003.

Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar dat appellant heeft gemaakt tegen de beslissing op de aanvraag van appellant op grond van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen.

Verweerder heeft op 27 oktober 2003 een verweerschrift ingediend.

Op 23 april 2004 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden, waarbij partijen hun standpunten nader hebben toegelicht.

2. De grondslag van het geschil

2.1 Verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen luidt voor zover hier van belang:

"Artikel 8

Wijzigingen in de steunaanvraag "oppervlakten"

1. Onverminderd het bepaalde in lid 3, mogen na de uiterste datum voor de indiening van de steunaanvraag "oppervlakten" individuele voor de landbouw gebruikte percelen die nog niet in de steunaanvraag waren aangegeven, worden toegevoegd, en wijzigingen met betrekking tot het gebruik of de steunregeling worden aangebracht, voorzover alle krachtens de op de betrokken steunregeling van toepassing zijnde sectorspecifieke voorschriften geldende voorwaarden in acht worden genomen.

2. De toevoeging van percelen landbouwgrond en wijzigingen als bedoeld in lid 1 moeten schriftelijk aan de bevoegde instantie worden meegedeeld tot uiterlijk de datum die voor de inzaai of overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1251/1999 is vastgesteld.

Het bepaalde in artikel 6, lid 2, derde alinea, van Verordening (EEG) nr. 3508/92 is van overeenkomstige toepassing.

3. (…)

Artikel 12

Verbetering van kennelijke fouten

Onverminderd de voorschriften van de artikelen 6 tot en met 11 kan in geval van een door de bevoegde instantie erkende kennelijke fout, een steunaanvraag te allen tijde na de indiening worden aangepast."

Bij de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling) is, voorzover ten tijde hier van belang, onder meer het volgende bepaald:

" Artikel 3

Aan producenten van akkerbouwgewassen die een aanvraag oppervlakten indienen wordt door de minister jaarlijks ter zake van met akkerbouwgewassen ingezaaide oppervlakten of braakgelegde oppervlakten overeenkomstig de

raadsverordening, verordening 3508/92, verordening 2419/2001, verordening 2316/1999, verordening 2461/1999, deze regeling en het overeenkomstig artikel 3 van de raadsverordening opgestelde regioplan, subsidie verstrekt.

Artikel 9

1. Na sluiting van de aanvraagperiode, doch uiterlijk op de datum die voor de inzaai of overeenkomstig de raadsverordening is vastgesteld, kan de aanvraag oppervlakten worden gewijzigd overeenkomstig artikel 8 van verordening 2419/2001.

(…)

4. In afwijking van het eerste lid kan de aanvraag oppervlakten in geval van een door LASER erkende kennelijke fout na de in het eerste lid bedoelde datum worden verbeterd.

(…)

Artikel 16

1. Een producent neemt per productieregio een zodanige oppervlakte akkerland, die bestaat uit percelen van tenminste 20 meter breed met elk een oppervlakte van tenminste 0,3 hectare, uit productie dat de desbetreffende oppervlakte ten minste 10% uitmaakt van de oppervlakte die wordt gevormd door de som van:

a. de totale oppervlakte van de percelen in de desbetreffende productieregio ingezaaid met akkerbouwgewassen waarvoor de producent subsidie aanvraagt, en

b. de totale door de producent voor de desbetreffende productieregio op grond van deze regeling uit productie genomen oppervlakte aan percelen.

(...)

3. Voor de uit productie genomen oppervlakte die groter is dan waartoe de producent ingevolge het eerste lid verplicht is, heeft de producent aanspraak op subsidie in het kader van deze regeling.

4. In afwijking van het eerste lid geldt de verplichting tot het uit productie nemen van een oppervlakte niet voor een producent wiens aanvraag oppervlakten betrekking heeft op een kleinere oppervlakte dan die volgens de voor de desbetreffende productieregio of productieregio's vastgestelde opbrengsten nodig is om 92 ton graan te produceren, (...)

(...)"

In de Regeling vaststelling indieningsperiode 2002 aanvraag oppervlakten ( Stcrt 2002, nr. 60) is als periode voor het indienen van een aanvraag voor een subsidie op grond van de Regeling vastgesteld de periode die loopt van 1 april 2002 tot en met 15 mei 2002."

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Op 7 mei 2002 heeft appellant een formulier "Gecombineerde opgave 2002 voor landbouwtelling, gebruik gewaspercelen en aanvraag oppervlakten" bij verweerders agentschap LASER ingediend. Op het in dit formulier opgenomen overzicht gewaspercelen heeft appellant 18.49 ha wintertarwe en 2.50 ha zomergerst opgegeven voor een bijdrage op grond van de Regeling. Daarnaast heeft hij perceel 8, met een oppervlakte van 2.50 hectare, opgegeven met als gewascode 668 (groene braak) en bijdragecode 999 (geen bijdrage).

- Bij besluit van 25 november 2002 heeft LASER de aanvraag voor akkerbouwsteun gedeeltelijk afgewezen, omdat niet voldaan zou worden aan de in artikel 16, eerste lid, van de Regeling neergelegde verplichting.

- Bij brief van 3 december 2002 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

- Op 11 maart 2003 heeft appellant zijn bezwaar mondeling toegelicht.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Bij het bestreden besluit heeft verweerder onder meer het volgende overwogen.

" Als producent bent u verantwoordelijk voor het juist invullen van uw eigen aanvraag. De gevolgen van een onjuiste opgave dienen in beginsel voor uw rekening te blijven.

Artikel 9, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat de aanvraag oppervlakten na sluiting van de aanvraagperiode kan worden gewijzigd overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG nr. 2419/2001, doch uiterlijk op de datum die voor de inzaai of overeenkomstig de raadsverordening is vastgesteld. Echter, ingeval van een door LASER erkende kennelijke fout kan de aanvraag ook na deze datum worden verbeterd.

Er is sprake van een kennelijke fout in de zin van het werkdocument van de Europese Commissie nr. AGR 49533/2002, indien er een tegenstrijdigheid in de aanvraag zit die wijst op een vergissing en redelijkerwijs is uitgesloten dat ten tijde van de opgave deze conform uw bedoeling was. Objectief moet derhalve vast staan dat de destijds gedane opgave kennelijk fout was.

Ik ben van mening, dat in uw geval geen sprake is van een duidelijke fout. Uw aanvraag is als zodanig niet onlogisch, niet onvolledig noch inconsequent ingevuld. Het staat de producent vrij om voor een perceel - waar mogelijk - al dan niet een subsidie aan te vragen. De combinatie van gewascode 668 en bijdragecode 999 is niet tegenstrijdig. LASER behoefde derhalve geen gerede twijfel te hebben ten aanzien van hetgeen u met uw aanvraag beoogde.

In de beslissing van de teammanager van 25 november 2002 staat vermeld, dat u niet voldoet aan uw braakverplichting. U heeft voor 20,99 hectare overige gewassen subsidie aangevraagd. De oppervlakte braak die minimaal vereist is, is 2,3322 hectare. In uw geval heeft de teammanager geen braak geconstateerd.

Uit de door u ingediende Gecombineerde opgave 2002, door LASER ontvangen op 7 mei 2002, is mij gebleken dat u het gewasperceel met volgnummer 8 opgeeft als zijnde groene braak (tenminste 6 maanden) met een oppervlakte van 2,50 hectare. U vraagt geen subsidie aan voor dit perceel.

Ik ben van mening dat, alhoewel u voor het gewasperceel met volgnummer 8 geen subsidie heeft aangevraagd, de oppervlakte braak wel meegenomen dient te worden in de berekening van de braakverplichting. In uw aanvraag heeft u in totaal 2,50 hectare groene braak opgegeven.

In uw aanvraag geeft u 20,99 hectare overige gewassen op voor een bijdrage. De braak die minimaal vereist is bedraagt 2,3322 hectare. Op grond van het bovenstaande heeft u voldaan aan de braakverplichting. Derhalve dient de subsidiabele oppervlakte overige gewassen te worden herzien. U heeft recht op subsidie voor 20,99 hectare overige gewassen.

Samenvattend stel ik vast dat de bijdragecode van het gewasperceel met volgnummer 8 niet gewijzigd kan worden van code 999 naar code 830. U komt voor dit perceel niet in aanmerking voor subsidie voor groene braak (tenminste 6 maanden). U voldoet echter wel aan uw braakverplichting. Derhalve dient de subsidiabele oppervlakte overige gewassen te worden herzien.

Het bovenstaande geeft mij aanleiding om het besluit van de teammanager gedeeltelijk te herroepen."

4. Het standpunt van appellant

Appellant heeft ter ondersteuning van het beroep - samengevat - het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.

Het had voor verweerder duidelijk moeten zijn dat er sprake was van een kennelijke fout.

Uit de oppervlakte van het braakperceel blijkt dat hij het perceel in aanmerking wilde brengen voor subsidie. Indien hij immers bewust zou hebben afgezien van akkerbouwsteun voor dit perceel, zou hij hebben kunnen volstaan met een aanmerkelijk kleinere oppervlakte om te voldoen aan zijn braakleggingsverplichting. Het gebruik van code 999 bij braak bij percelen van enige omvang is onlogisch. Landbouw is een economische aangelegenheid. Niemand legt een relatief groot perceel braak zonder dat er een vergoeding tegenover staat.

Bij het invullen van het aanvraagformulier heeft appellant onbewust een foutieve bijdragecode ingevuld. Het is onredelijk om hem aan deze foutieve opgaaf te houden, te meer nu LASER in de loop van het onderhavige besluitvormingsproces zelf ook fouten heeft gemaakt. Verweerder heeft appellant bij zijn beslissing op bezwaar immers gedeeltelijk gelijk moeten geven. Voorts heeft verweerder ook in het bestreden besluit weer een fout gemaakt, waar hij ten onrechte overweegt dat appellant bij een opgaaf van 20.99 ha akkerbouwgewassen, zonder vergoeding voor het braakperceel, verplicht zou zijn om 2.3322 ha. braak te leggen. Indien door beide partijen fouten worden gemaakt, bestaat er naar het oordeel van appellant wel reden tot coulance en moet verweerder hem op grond van redelijkheid toestaan de aanvraag te wijzigen.

5. De beoordeling van het geschil

Het geschil beperkt zich tot de vraag of verweerder terecht het perceel 8, met als gewascode groene braak (668), niet voor braaksubsidie in aanmerking heeft gebracht

Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat aan het bezwaar van appellant op dit punt slechts tegemoet kan worden gekomen en derhalve alsnog akkerbouwsteun overeenkomstig de aanvraag kan worden toegekend, indien moet worden geoordeeld dat appellant bij de aanvraag oppervlakten door het invullen van de bijdragecode 999 bij perceel 8 een kennelijke fout heeft gemaakt.

Immers in dat geval is blijkens het bepaalde in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 ook na afloop van de uiterste datum voor indiening van een aanvraag een wijziging daarvan mogelijk.

Voormelde dwingendrechtelijke bepaling staat er aan in de weg dat verweerder na deze datum op andere gronden wijziging van een aanvraag accepteert. De omstandigheid dat verweerder in zijn besluit van 25 november 2002 een fout gemaakt heeft, maakt niet dat met betrekking tot vergissingen van de zijde van appellant niet volgens het geldende wettelijke regime zou moeten worden besloten.

Anders dan appellant meent, bestaat er overigens geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder bij de berekening van de minimaal verplichte oppervlakte braak is uitgegaan van een onjuiste berekening. Immers, ook indien voor deze oppervlakte geen braakpremie wordt gevraagd, moet de oppervlakte die wordt gebruikt om aan de braakleggingsverplichting te voldoen, op grond van artikel 16, eerste lid, onder b, van de Regeling in de berekening betrokken te worden.

Verweerder heeft er terecht op gewezen dat de aanvraag geen ongerijmdheden bevat.

Van een producent die voor akkerbouwsteun op grond van de algemene regeling in aanmerking wil komen, wordt niet geëist wordt dat hij ook subsidie aanvraagt voor de voor braak opgegeven percelen. Het is voldoende dat de bewuste percelen voldoen aan de voorwaarden voor braak. Uit dien hoofde bestond er voor verweerder geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de opgave van appellant, dat hij voor perceel 8 geen bijdrage wenste.

Appellant heeft betoogd dat het afzien van een bijdrage voor genoemd perceel 8 door verweerder aanstonds als een kennelijke vergissing had dienen te worden opgemerkt omdat niemand een dergelijk relatief groot perceel braak legt zonder dat daar een vergoeding tegenover staat. Het College overweegt dienaangaande evenwel dat het een producent vrij staat om hem moverende redenen één of meer percelen niet voor subsidie in aanmerking te brengen of minder subsidie te vragen dan mogelijk zou zijn. Het is niet de taak van verweerder zich in de motieven van de aanvrager te verdiepen of te beoordelen, of een aanvrager door wijziging van de aanvraag niet een hoger bedrag aan steun zou kunnen verwerven.

Het beroep moet derhalve ongegrond worden verklaard.

Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond

Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard in tegenwoordigheid van mr. R.P.H. Rozenbrand, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2004.

w.g. W.E. Doolaard w.g. R.P.H. Rozenbrand