ECLI:NL:CBB:2004:AP1571
public
2015-11-12T03:56:02
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AP1571
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2004-06-09
AWB 03/1354
Eerste aanleg - enkelvoudig
Eerste en enige aanleg
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2004:AP1571
public
2013-04-04T21:05:02
2004-06-15
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2004:AP1571 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 09-06-2004 / AWB 03/1354

Op 31 oktober 2003 heeft het College van appellant een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 19 september 2003.

Bij dit besluit heeft verweerder de bezwaren van appellant tegen verweerders besluit van 16 december 2002, waarbij hem geen akkerbouwsubsidie op grond van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling) is toegekend, ongegrond verklaard.

College van Beroep voor het bedrijfsleven

(zesde enkelvoudige kamer)

No.AWB 03/1354 9 juni 2004

5135 EG-steunverlening akkerbouwgewassen

Uitspraak in de zaak van:

A, te B, appellant,

gemachtigde: J.A.M.M. Brooijmans,

tegen

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit , verweerder,

gemachtigde: mr. B.T. Goerdat, werkzaam bij verweerder.

1. De procedure

Op 31 oktober 2003 heeft het College van appellant een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 19 september 2003.

Bij dit besluit heeft verweerder de bezwaren van appellant tegen verweerders besluit van 16 december 2002, waarbij hem geen akkerbouwsubsidie op grond van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling) is toegekend, ongegrond verklaard.

Verweerder heeft op 9 december 2003 een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 april 2004, alwaar partijen hun standpunt nader hebben toegelicht.

2. De grondslag van het geschil

2.1 Verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen luidt voor zover hier van belang:

"Artikel 8

Wijzigingen in de steunaanvraag "oppervlakten"

1. Onverminderd het bepaalde in lid 3, mogen na de uiterste datum voor de indiening van de steunaanvraag "oppervlakten" individuele voor de landbouw gebruikte percelen die nog niet in de steunaanvraag waren aangegeven, worden toegevoegd, en wijzigingen met betrekking tot het gebruik of de steunregeling worden aangebracht, voorzover alle krachtens de op de betrokken steunregeling van toepassing zijnde sectorspecifieke voorschriften geldende voorwaarden in acht worden genomen.

2. De toevoeging van percelen landbouwgrond en wijzigingen als bedoeld in lid 1 moeten schriftelijk aan de bevoegde instantie worden meegedeeld tot uiterlijk de datum die voor de inzaai of overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1251/1999 is vastgesteld.

Het bepaalde in artikel 6, lid 2, derde alinea, van Verordening (EEG) nr. 3508/92 is van overeenkomstige toepassing.

3. (…)

Artikel 12

Verbetering van kennelijke fouten

Onverminderd de voorschriften van de artikelen 6 tot en met 11 kan in geval van een door de bevoegde instantie erkende kennelijke fout, een steunaanvraag te allen tijde na de indiening worden aangepast."

Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen luidt voor zover hier van belang:

" Artikel 1

1. Bij deze verordening wordt ten behoeve van producenten van akkerbouwgewassen een stelsel van areaalbetalingen ingesteld.

2. Voor de toepassing van deze verordening:

(...)

- worden als "akkerbouwgewassen" aangemerkt de gewassen die zijn opgenomen in bijlage I.

(...)"

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1251/1999 houdt een omschrijving van producten in, waarin onder meer zijn opgenomen rogge, gerst, haver, maïs, andere granen en suikermaïs.

Bij de Regeling is voor zover hier van belang het volgende bepaald:

" artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

(...)

e. raadsverordening: verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen (PbEG L 160);

(...)

n. akkerbouwgewassen: gewassen die worden genoemd in bijlage I van de raadsverordening;

(...)

artikel 2

1. Nederland heeft één nationaal basisareaal van 441.700 hectare, waarvan een apart basisareaal voor maïs 208.300 hectare beslaat.

2. Op het in het eerste lid genoemde nationale basisareaal wordt in mindering gebracht het met maïs onderscheidenlijk overige akkerbouwgewassen ingezaaide areaal dat wordt gebruikt voor het verzoek om subsidie krachtens verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (PbEG L 160).

(...)

artikel 9

1. Na sluiting van de aanvraagperiode, doch uiterlijk op de datum die voor de inzaai of overeenkomstig de raadsverordening is vastgesteld, kan de aanvraag oppervlakten worden gewijzigd overeenkomstig artikel 8 van verordening 2419/2001.

(…)

4. In afwijking van het eerste lid kan de aanvraag oppervlakten in geval van een door LASER erkende kennelijke fout na de in het eerste lid bedoelde datum worden verbeterd.

(…)"

In de Regeling vaststelling indieningsperiode 2002 aanvraag oppervlakten ( Stcrt 2002, nr. 60) is als periode voor het indienen van een aanvraag voor een subsidie op grond van de Regeling vastgesteld de periode die loopt van 1 april 2002 tot en met 15 mei 2002."

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Op 8 mei 2002 heeft appellant een formulier "Gecombineerde opgave 2002 voor landbouwtelling, gebruik gewaspercelen en aanvraag oppervlakten" bij verweerders agentschap LASER ingediend. Op het in dit formulier opgenomen overzicht gewaspercelen heeft hij onder meer het perceel met volgnummer 2 met een oppervlakte van 2.01 ha. door middel van het invullen van de bijdragecode 805 als voederareaal opgegeven. Als gewascode heeft appellant voor dit perceel 259 opgegeven, hetgeen de code voor snijmaïs is. Daarnaast heeft hij 3 percelen gras met een totale oppervlakte van 4.76 ha door het invullen van de bijdragecode 800 eveneens als voederareaal opgegeven. In de gecombineerde opgave heeft appellant voorts aangegeven op zijn bedrijf 14 stieren te houden.

- Appellant heeft op het formulier tevens onderdeel F ingevuld. Dit onderdeel is van toepassing op bedrijven met akkerbouwgewassen (exclusief snijmaïs).

- Op 16 december 2002 heeft verweerder voor appellant een oppervlakte van 6.77 ha als voederareaal geregistreerd. Bij dit besluit heeft verweerder appellant geen akkerbouwsubsidie toegekend, omdat hij in zijn opgave daarvoor geen percelen heeft opgegeven.

- Op 24 januari 2003 heeft appellant een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit om hem geen akkerbouwsubsidie toe te kennen. Hij heeft hierin aangegeven per abuis bij het perceel 2 de bijdragecode 805 te hebben ingevuld. Hij had de bijdragecode 845 (akkerbouwsteun) willen invullen. Hij verzoekt deze fout alsnog recht te zetten.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Het bestreden besluit houdt onder meer het volgende in.

"Als producent bent u verantwoordelijk voor het juist invullen van uw eigen aanvraag. De gevolgen van een onjuiste opgave dienen in beginsel voor uw rekening te blijven. Artikel 9, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat de aanvraag oppervlakten na sluiting van de aanvraagperiode kan worden gewijzigd overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2419/2001, doch uiterlijk op de datum die voor de inzaai of overeenkomstig de raadsverordening is vastgesteld. Echter, ingeval een door LASER erkende kennelijke fout kan de aanvraag ook na deze datum worden verbeterd.

Er is sprake van een kennelijke fout in de zin van het werkdocument van de Europese Commissie nr. AGR 49533/2002, indien er een tegenstrijdigheid in de aanvraag zit die wijst op een vergissing en redelijkerwijs is uitgesloten dat ten tijde van de opgave deze conform uw bedoeling was. Objectief moet derhalve vast staan dat de destijds gedane opgave kennelijk fout was.

Ik ben van mening dat in uw geval geen sprake is van een kennelijke fout. Uw aanvraag is als zodanig niet onlogisch, niet onvolledig noch inconsequent ingevuld. In uw Gecombineerde opgave 2002 heeft u dieren opgegeven waarvoor eventueel voederareaal benodigd is. LASER behoefde derhalve geen gerede twijfel te hebben ten aanzien van hetgeen u met uw aanvraag beoogde."

4. Het standpunt van appellant

Appellant heeft ter ondersteuning van het beroep - samengevat - het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.

Maïsperceel 2 is jarenlang voor akkerbouwsteun in aanmerking is gebracht. Aangezien de situatie op het bedrijf niet is veranderd, valt niet in te zien waarom verweerder heeft aangenomen dat dit jaar voor dit perceel geen akkerbouwsteun zou worden gevraagd.

Ten onrechte legt verweerder een verband tussen het feit dat hij in de opgave dieren heeft opgegeven waarvoor eventueel voederareaal benodigd is en het feit dat voederareaal werd opgegeven. Het aantal opgegeven stieren is immers zo klein dat daarmee geen 15 gve's worden benut, zodat er helemaal geen voederareaal vereist is.

Ter zitting heeft appellant hieraan toegevoegd dat hij op de aanvraag het onderdeel F heeft ingevuld. Dit onderdeel is blijkens de bewoordingen daarvan alleen van toepassing op bedrijven met akkerbouwgewassen. Op die grond moet verweerder erkennen dat de aanvraag innerlijk tegenstrijdig is, aangezien de kennelijke teelt van akkerbouwgewassen zich niet verdraagt met het overzicht gewaspercelen, waar hij alleen voederareaal heeft opgegeven. Er is derhalve sprake van een kennelijke fout.

5. De beoordeling van het geschil

Hetgeen partijen verdeeld houdt is of in het geval van appellant sprake is van een kennelijke fout, welke na de indiening van de aanvraag op elk moment kan worden aangepast.

Zoals het College reeds eerder heeft overwogen, is slechts sprake van een kennelijke fout indien objectief vast kan worden gesteld dat de aanvankelijk gedane opgave kennelijk fout was. Zulks is het geval wanneer uit de aanvraag oppervlakten zelf blijkt dat de gedane opgave niet juist kan zijn.

Verweerder heeft zich in het onderhavige geval ten onrechte op het standpunt gesteld dat de aanvraag geen ongerijmdheden bevat.

Het College overweegt allereerst dat verweerder zich tot op heden op het standpunt stelt dat alle onderdelen van de Gecombineerde Opgave tot de aanvraag om akkerbouwsteun behoren en dat alle daarin opgenomen gegevens in principe dienen te worden betrokken bij de vraag of de aanvraag om akkerbouwsteun logisch en consistent is ingevuld.

Appellant heeft in de Gecombineerde Opgave 2002 onderdeel F ingevuld. Dit onderdeel dient blijkens zijn bewoordingen te worden ingevuld door producenten die op hun bedrijven akkerbouwgewassen verbouwen, behalve indien het snijmaïs betreft. Uit de door appellant gedane opgaaf in onderdeel F kan derhalve op zichzelf niet anders worden afgeleid dan dat er kennelijk sprake is van de teelt van een akkerbouwgewas anders dan snijmaïs. Deze opgaaf is evenwel in tegenspraak met het door appellant ingevulde overzicht gewaspercelen, waar appellant slechts percelen grasland en één perceel snijmaïs heeft opgegeven.

Verweerders in het bestreden besluit neergelegde oordeel dat de aanvraag als zodanig niet onlogisch, niet onvolledig noch inconsequent is ingevuld, is derhalve onjuist. Daarom kan dit besluit niet in stand blijven en moet het beroep gegrond worden verklaard.

Verweerder zal zich alsnog dienen te beraden over de aard en mogelijke gevolgen van deze tegenstrijdigheid in de aanvraag. Gelet op artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, op grond waarvan alleen de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen, acht het College geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. De beslissing

Het College:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit van 19 september 2003;

- bepaalt dat verweerder opnieuw op het bezwaarschrift van appellant beslist;

- bepaalt dat aan appellant het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 116,- (zegge: honderd en zestien euro)

wordt vergoed door de Staat der Nederlanden.

Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard in tegenwoordigheid van mr. R.P.H. Rozenbrand, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2004.

w.g. W.E. Doolaard w.g. R.P.H. Rozenbrand