ECLI:NL:CBB:2004:AP1573
public
2015-11-16T08:41:13
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AP1573
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2004-06-09
AWB 03/1058
Eerste aanleg - enkelvoudig
Eerste en enige aanleg
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2004:AP1573
public
2013-04-04T21:05:02
2004-06-15
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2004:AP1573 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 09-06-2004 / AWB 03/1058

Op 29 augustus 2003 heeft het College van appellant een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 18 juli 2003.

Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen verweerders besluit van 17 december 2002 waarbij hem geen akkerbouwsteun op grond van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling) is toegekend.

College van Beroep voor het bedrijfsleven

(zesde enkelvoudige kamer)

No. AWB 03/1058 9 juni 2004

5135 EG-steunverlening akkerbouwgewassen

Uitspraak in de zaak van:

A, te B, appellant,

gemachtigde: C,

tegen

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. M.M.F. Lobles, werkzaam bij verweerders agentschap LASER.

1. De procedure

Op 29 augustus 2003 heeft het College van appellant een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 18 juli 2003.

Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen verweerders besluit van 17 december 2002 waarbij hem geen akkerbouwsteun op grond van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling) is toegekend.

Op 5 december 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Op 12 mei 2004 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Bij die gelegenheid hebben partijen bij monde van hun gemachtigden hun standpunt toegelicht.

2. De grondslag van het geschil

2.1 Verordening (EG) nr. 2419/2001 van de commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen luidt voor zover hier van belang:

"artikel 8

Wijzigingen in de steunaanvraag "oppervlakten"

1. Onverminderd het bepaalde in lid 3, mogen na de uiterste datum voor de indiening van de steunaanvraag "oppervlakten" individuele voor de landbouw gebruikte percelen die nog niet in de steunaanvraag waren aangegeven, worden toegevoegd, en wijzigingen met betrekking tot het gebruik of de steunregeling worden aangebracht, voorzover alle krachtens de op de betrokken steunregeling van toepassing zijnde sectorspecifieke voorschriften geldende voorwaarden in acht worden genomen.

2. De toevoeging van percelen landbouwgrond en wijzigingen als bedoeld in lid 1 moeten schriftelijk aan de bevoegde instantie worden meegedeeld tot uiterlijk de datum die voor de inzaai of overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1251/1999 is vastgesteld.

Het bepaalde in artikel 6, lid 2, derde alinea, van Verordening (EEG) nr. 3508/92 is van overeenkomstige toepassing.

3. (…)

Artikel 12

Verbetering van kennelijke fouten

Onverminderd de voorschriften van de artikelen 6 tot en met 11 kan in geval van een door de bevoegde instantie erkende kennelijke fout, een steunaanvraag te allen tijde na de indiening worden aangepast."

Artikel 9 van de Regeling luidt voor zover hier van belang:

"1. Na sluiting van de aanvraagperiode, doch uiterlijk op de datum die voor de inzaai of overeenkomstig de raadsverordening is vastgesteld, kan de aanvraag oppervlakten worden gewijzigd overeenkomstig artikel 8 van verordening 2419/2001.

2.(…)

4. In afwijking van het eerste lid kan de aanvraag oppervlakten in geval van een door LASER erkende kennelijke fout na de in het eerste lid bedoelde datum worden verbeterd.

5(…)"

In de Regeling vaststelling indieningsperiode 2002 aanvraag oppervlakten ( Stcrt 2002, nr. 60) is als periode voor het indienen van een aanvraag voor een subsidie op grond van de Regeling vastgesteld de periode die loopt van 1 april 2002 tot en met 15 mei 2002.

De Europese Commissie heeft in een werkdocument nr. AGR 49533/2001 richtsnoeren gegeven omtrent de interpretatie van het begrip “kennelijke fout” in de zin van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2419/2001.

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Met het op 15 mei 2002 bij LASER ingediende formulier 'Gecombineerde opgave 2002 landbouwtelling, gebruik gewaspercelen en aanvraag oppervlakten" heeft appellant registratie als voederareaal verzocht van vier percelen gras en één perceel maïs.

- Op 30 september 2002 heeft de Algemene Inspectie Dienst op het bedrijf van appellant een controle uitgevoerd. Tijdens deze controle is appellant gebleken dat hij per abuis het perceel maïs als voederareaal heeft opgegeven, terwijl hij hiervoor akkerbouwsteun had willen vragen.

- Bij brief van 30 september 2002 heeft appellant daarom verzocht zijn aanvraag oppervlakten te mogen wijzigen door bij het perceel maïs de per abuis gebruikte bijdragecode 805 (voederareaal) te vervangen door de bijdragecode 845 (akkerbouwsteun).

- Bij brief van 29 oktober 2002 heeft verweerder meegedeeld niet tot de gevraagde wijziging te zullen overgaan.

- Bij besluit van 17 december 2002 heeft verweerder meegedeeld dat voor appellant 29.98 ha voederareaal is geregistreerd. Tevens is appellant bericht dat hem geen akkerbouwsteun is toegekend, omdat hij daarvoor geen percelen heeft opgegeven.

- Op 13 januari 2003 heeft appellant een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit om hem geen akkerbouwsteun toe te kennen.

- Vervolgens heeft verweerder, na een op 22 mei 2003 gehouden hoorzitting, het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Het bestreden besluit houdt onder meer het volgende in:

"Als producent bent u verantwoordelijk voor het juist invullen van uw eigen aanvraag. De gevolgen van een onjuiste opgave dienen in beginsel voor uw rekening te blijven. Artikel 9, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat de aanvraag oppervlakten na sluiting van aanvraagperiode kan worden gewijzigd overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2419/2001, doch uiterlijk op de datum die voor inzaai of overeenkomstig de raadsverordening is vastgesteld.

Ingevolge Verordening (EG) nr. 2419/2001, artikel 13, eerste en tweede lid, wordt een indiening van een wijziging slechts aanvaard tot en met 9 juni 2002. U heeft uw wijziging ingediend op 3 oktober 2002. Derhalve wordt uw wijziging niet meer aanvaard. Echter, ingeval van een door LASER erkende kennelijke fout kan de aanvraag ook na deze datum worden verbeterd.(…)

Er is sprake van een kennelijke fout in de zin van het werkdocument van de Europese Commissie nr. AGR 49533/2001, indien er een tegenstrijdigheid in de aanvraag zit die wijst op een vergissing en redelijkerwijs is uitgesloten dat ten tijde van de opgave deze conform uw bedoeling was. Objectief moet derhalve vast staan dat de destijds gedane opgave kennelijk fout was.

Ik ben van mening, dat in uw geval geen sprake is van een kennelijke fout. Uw aanvraag is als zodanig niet onlogisch, niet onvolledig noch inconsequent ingevuld.

In uw gecombineerde opgave 2002 heeft u dieren opgegeven waarvoor voederareaal benodigd is. Tevens heeft u aangegeven dat u in aanmerking wenst te komen voor het extensiveringsbedrag. LASER behoefde derhalve geen gerede twijfel te hebben ten aanzien van hetgeen u met uw aanvraag beoogde. Uw stelling dat u nooit maïs opgeeft als voederareaal, kan u hierbij niet baten."

4. Het standpunt van appellant

Appellant heeft ter ondersteuning van het beroep, samengevat, het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.

Er is wel degelijk sprake van een kennelijke vergissing. Verweerder gaat er ten onrechte van uit, dat uit het feit dat dieren zijn opgegeven waarvoor voederareaal is gewenst en uit het feit dat een extensiveringsbedrag werd gevraagd, zou blijken dat beoogd is extra voederaal aan te vragen. Aangezien slechts een klein aantal stieren wordt aangehouden bestaat er helemaal geen noodzaak extra veel voederareaal aan te houden.

Nu het verzoek tot wijziging is gedaan nog voor verweerder tot het oordeel kwam dat er geen sprake was van een kennelijke fout en er bij de AID controle geen onregelmatigheden zijn geconstateerd, is het onbegrijpelijk en onredelijk dat het verzoek tot wijziging is afgewezen. In dit verband wordt verwezen naar het gestelde op pagina 27 van verweerders “toelichtingsboekje gecombineerde opgave 2002”. Het verzoek om de gemaakte fout te herstellen had in redelijkheid niet mogen worden afgewezen en had moeten worden gehonoreerd.

Tenslotte zal het het niet toekennen van akkerbouwsteun in 2002 ook in de jaren nadien nog gevolgen hebben. Dat is zeer onredelijk nu er sprake is van een vergissing bij het invullen van de aanvraag.

5. De beoordeling van het geschil

Het College heeft in vaste jurisprudentie aanvaard dat verweerder het beleid voert dat hij, met betrekking tot de interpretatie van het begrip kennelijke fout in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2419/2001, de door de Europese Commissie gegeven richtsnoeren in het werkdocument nr. AGR 49533/2001 als uitgangspunt neemt.

Gelet hierop is het college van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat slechts aan het bezwaar van appellant tegemoet zou kunnen worden gekomen indien zou moeten worden geoordeeld dat door appellant bij zijn aanvraag oppervlakten een duidelijke fout is gemaakt. Immers, alleen in dit geval is het blijkens artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 2419/2001, juncto artikel 9 van de Regeling, ook na afloop van de uiterste indieningsdatum van een aanvraag mogelijk die aanvraag te wijzigen.

Volgens vaste jurisprudentie van het College is slechts sprake van een zodanige fout indien objectief vaststaat dat de aanvankelijke opgave kennelijk fout was, hetgeen het geval is wanneer uit de aanvraag oppervlakten zelf blijkt dat de gedane opgave niet juist kan zijn.

Naar het oordeel van het College heeft verweerder zich bij het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat appellants aanvraag geen tegenstrijdigheden bevat en dat deze aanvraag als zodanig niet onlogisch, niet onvolledig en niet inconsequent is ingevuld. Hierbij dient in het bijzonder in aanmerking te worden genomen dat appellant op het formulier "Gecombineerde aanvraag 2002" heeft aangegeven dieren aan te houden waarvoor voederareaal benodigd is. Reeds hierdoor kon verweerder niet begrijpen dat het niet de bedoeling van appellant kon zijn om - naast de als voederareaal opgegeven graspercelen - ook het maïsperceel als voederareaal op te geven. Het is niet de taak van verweerder om bij het beoordelen van de aanvraag te onderzoeken of het aangevraagde voederareaal mogelijk te ruim is in verhouding tot het door appellant aan te houden aantal dieren. Dit is bovendien onmogelijk op grond van het feit dat verweerder niet weet hoeveel dieren appellant in de loop van het jaar wenst te gaan houden.

Hier doet niet aan af dat appellant in het verleden nooit een bijdrage heeft aangevraagd voor een perceel maïs. Verweerder mag immers bij de beoordeling van een aanvraag - in beginsel - uitgaan van de informatie op het aanvraagformulier en is niet gehouden hierbij eventuele eerdere aanvragen te betrekken.

Evenmin kan het beroep dat appellant doet op het gestelde op pagina 27 van het toelichtingsboekje hem baten. In dit verband overweegt het College het volgende.

Appellant wenst kennelijk een beroep te doen op de volgende passage uit toelichtingsboekje: “U kunt uw aanvraag wel geheel of gedeeltelijk intrekken. Echter, als u in kennis bent gesteld van onregelmatigheden in uw aanvraag of een fysieke controle is aangekondigd (waarbij vervolgonregelmatigheden worden vastgesteld), mogen de bij de onregelmatigheden betrokken gedeelten van de aanvraag niet worden gewijzigd of ingetrokken”.

De ingewikkelde regelgeving is in het toelichtingsboekje misschien niet maximaal helder weergegeven, maar toch wel in die mate, dat uit de tekst in redelijkheid geen onbeperkt wijzigingsrecht kan worden gelezen behoudens voor het geval dat een onregelmatigheid is geconstateerd. Uit de andere passages in het toelichtingsboekje blijkt duidelijk dat een wijziging als door appellant gewenst in beginsel slechts tot en met 9 juni 2002 - en dus zeker niet meer per oktober 2002 - mogelijk is.

Het College merkt tenslotte op dat in deze procedure ter toetsing de vraag voorligt of verweerder op goede gronden tot het oordeel is gekomen dat de aanvraag niet meer gewijzigd kan worden omdat hier geen sprake is van een kennelijke fout. Dit betekent dat de eventuele gevolgen van toekomstige regelgeving in het kader van de herstructurering van het systeem van landbouwsubsidies hier niet aan de orde zijn.

Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.

Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2004.

w.g. W.E. Doolaard w.g. F.W. du Marchie Sarvaas