ECLI:NL:CBB:2004:AQ5840
public
2015-11-10T16:54:28
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AQ5840
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2004-07-08
AWB 03/951
Eerste aanleg - meervoudig
Eerste en enige aanleg
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2004:AQ5840
public
2013-04-04T21:17:01
2004-07-29
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2004:AQ5840 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 08-07-2004 / AWB 03/951

Op 14 augustus 2003 heeft het College van appellante een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 4 juli 2003.

Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen het besluit van verweerder op haar aanvraag om subsidie in het kader van de Subsidieregeling referentieprojecten milieutechnologie 1998 (Stcrt. 1998, 95, zoals nadien gewijzigd, hierna: Subsidieregeling).

College van Beroep voor het bedrijfsleven

AWB 03/951 8 juli 2004

27331 Kaderwet EZ-subsidies

Subsidieregeling referentieprojecten

milieutechnologie 1998

Uitspraak in de zaak van:

Vega Systems B.V., te Oss, appellante,

gemachtigden: ir. E.J. Langkamp en drs. J. Jongerius, verbonden aan Evers & Manders Consult B.V. te Hoevelaken,

tegen

de Minister van Economische Zaken, verweerder,

gemachtigden: mr. C. Cromheecke en R.J. Koornstra, beiden werkzaam bij Senter.

1. De procedure

Op 14 augustus 2003 heeft het College van appellante een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 4 juli 2003.

Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen het besluit van verweerder op haar aanvraag om subsidie in het kader van de Subsidieregeling referentieprojecten milieutechnologie 1998 (Stcrt. 1998, 95, zoals nadien gewijzigd, hierna: Subsidieregeling).

Op 17 september 2003 heeft appellante de gronden van haar beroep aangevoerd.

Bij brief van 22 oktober 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Op 13 mei 2004 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden, waarbij partijen bij monde van hun gemachtigden hun standpunten nader hebben toegelicht. Aan de zijde van appellante is tevens verschenen A, verbonden aan appellante. Aan de zijde van verweerder is voorts verschenen dr. ir. Schwegler, werkzaam bij verweerder.

2. De grondslag van het geschil

2.1 In de Subsidieregeling was ten tijde van belang het volgende bepaald:

“Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. een referentieproject milieutechnologie: een meetprogramma of een eerste praktijktoepassing;

(...)

c. een eerste praktijktoepassing: een samenhangend geheel van activiteiten bestaande uit:

1°. het sluiten van een overeenkomst door de subsidie-ontvanger met een eerste afnemer, niet behorende tot de rechtspersoon van de ondernemer of een met die ondernemer in een groep verbonden ondernemer, ter zake van het leveren door de subsidie-ontvanger van een door hem voor Nederland nieuw ontwikkeld product, nieuw ontwikkeld proces of nieuw ontwikkelde dienst op het gebied van de milieutechnologie aan die eerste afnemer, de definitieve betaling van het geleverde door de eerste afnemer en het meewerken van de subsidie-ontvanger aan de verspreiding van kennis omtrent de resultaten van de praktijktoepassing en

2°. het daadwerkelijk en onverkort uitvoeren van de onder 1° bedoelde overeenkomst.

(...)

Artikel 2

1. De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een ondernemer die een referentieproject milieutechnologie uitvoert.

(...)

Artikel 10

1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:

a. indien de aanvraag niet voldoet aan deze regeling;

(...)”

In de Toelichting bij de Subsidieregeling is het volgende vermeld:

“De doelstelling van een eerste praktijktoepassing is het verkrijgen van een referentie bij een eerste afnemer. Dit houdt in dat de milieutechnologie nog niet eerder in Nederland mag zijn toegepast. Het referentieproject moet geschikt zijn om potentiële nieuwe afnemers de bruikbaarheid van de milieutechnologie te tonen. (...)

Onder een nieuw ontwikkeld product, een nieuw ontwikkeld proces of een nieuw ontwikkelde dienst wordt verstaan een geheel of in overwegende mate nieuwe ontwikkeling dan wel een combinatie van bestaande technologieën waarmee een nog niet bestaande milieutechnologie wordt gerealiseerd.

(...)”

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Bij een daartoe bestemd formulier, bij verweerder binnengekomen op 29 november 2002, heeft appellante in het kader van de Subsidieregeling bij verweerder een aanvraag ingediend ter verkrijging van subsidie voor het project: “Toepassing Geïntegreerde Trommelfilter Warmtewisselaar”. Bij dit formulier is een projectplan gevoegd. Hierin staat onder meer het volgende vermeld:

“Vega Systems heeft een nieuwe technologie ontwikkeld waarmee industriële natwasserijen zeer efficiënt afvalwater kunnen zuiveren, deels hergebruiken en de restwarmte opnieuw benutten. Deze technologie is een geïntegreerde trommelfilter warmtewisselaar.

In dit project plaatst Vega de eerste commerciële toepassing van de nieuwe technologie vermoedelijk bij CleanLease.

(...)”

- Bij fax van 19 december 2002 heeft appellante ter zake nadere informatie verstrekt. In die fax heeft appellante onder meer het volgende meegedeeld:

“Naar aanleiding van de bevindingen uit het praktijkexperiment zijn de volgende zaken aan de GTW doorontwikkeld (...)

Bovenstaande doorontwikkelingen aan de installatie leiden tot een naar verwachting stabiele, robuuste techniek (...)

De installatie die voor het EDI experiment gebruikt is bleek te functioneren. Op verzoek van het bedrijf waar het experiment is uitgevoerd is daarom besloten het apparaat op de proeflocatie te laten staan en in bedrijf te laten. (...)

De eerder aangevraagde en verkregen EDI (...) subsidie heeft betrekking op een experiment met een prototype op praktijkschaal. Dit experiment heeft niet plaatsgevonden bij CleanLease, maar bij B wasserijen te C (...)

Met het praktijkexperiment zijn resultaten geboekt die voldoende vertrouwen hebben gegeven voor het doorgaan met de verdere ontwikkeling van de GTW. (...)”

- Bij besluit van 14 februari 2003 heeft verweerder de aanvraag om subsidie van appellante afgewezen.

- Tegen dit besluit heeft appellante per fax van 27 maart 2003, aangevuld bij brief van 14 april 2003, bezwaar gemaakt.

- Op 18 juni 2003 is appellante op haar bezwaar gehoord.

- Bij brief van 26 juni 2003 heeft appellante nadere gegevens verstrekt.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Bij het bestreden besluit is, voor zover hier van belang, het volgende overwogen en beslist:

“In onderhavige situatie is het apparaat dat bij afnemer Cleanlease (hierna: apparaat 2) zal worden geplaatst door u aangemerkt als een voor Nederland nieuw ontwikkeld product. Ik ben van mening dat apparaat 2 niet (overwegend) nieuw is voor Nederland.

(...)

Uit de subsidieaanvraag blijkt dat Vega Systems met het onderhavige project de integratie van een trommelfilter met een warmtewisselaar wil realiseren. De integratie is voor het project kenmerkend en staat centraal. Deze integratie is reeds gerealiseerd bij apparaat 1. Dat apparaat 1 een rudimentair apparaat is doet daar niet aan af. Immers, de werking van de techniek om de trommelfilter te integreren met een warmtewisselaar is met apparaat 1 reeds bewezen.

Vega Systems heeft ook Cleanlease benaderd voor het praktijkexperiment met apparaat 1.

Cleanlease was zodoende op de hoogte van dit experiment en heeft, vanaf de zijlijn, het project kunnen volgen. De werking van de techniek was Cleanlease dus bekend en voor haar niet nieuw meer.

Het voorgaande overziend kom ik tot de conclusie dat in onderhavige situatie er onvoldoende sprake is van een voor Nederland nieuw ontwikkeld product. Dit geconcludeerd hebbende kan er geen sprake zijn van een eerste praktijktoepassing in de zin van de Regeling. Ik herzie daarom mijn beslissing van 14 februari 2003 niet.

(...)”

In aanvulling op het bovenstaande heeft verweerder in zijn verweerschrift en ter zitting het volgende aangevoerd.

De doorontwikkeling van het apparaat bij Cleanlease is niet aan te merken als nieuwe technologie of een nieuw product ten opzichte van het prototype dat reeds bij B wordt toegepast. De (kenmerkende) technologie, de combinatie trommelfilter/warmtewisselaar is immers reeds bij B toegepast. Dat die technologie op zich werkt, blijkt uit het feit dat het prototype bij B is blijven staan en in werking is gebleven. Het over de streep trekken van een eerste afnemer is hierdoor niet meer nodig.

De aanvraag voldoet derhalve niet aan de Subsidieregeling en is op grond van artikel 10, eerste lid, onder a, afgewezen.

4. Het standpunt van appellante

Appellante heeft ter ondersteuning van haar beroep, samengevat weergegeven, het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.

Ten onrechte heeft verweerder geconcludeerd dat geen sprake is van een eerste praktijktoepassing op de grond dat geen sprake is van een nieuwe milieutechnologie.

Weliswaar is bij B een geïntegreerd trommelfilter/warmtwisselaarapparaat geplaatst, doch bij wijze van praktijkexperiment. Het betrof een prototype dat zich bevond in een ontwikkelstadium. De bedoeling was om de functionaliteit van de werking aan te tonen. Het apparaat is slechts een rudimentair exemplaar, dat in de praktijk verschillende tekortkomingen bleek te hebben.

De resultaten van het praktijkexperiment bij B zijn gebruikt voor een doorontwikkeling naar uitgebreidere en nieuwe functionaliteiten. Het doorontwikkelde apparaat dat bij Cleanlease zal worden geplaatst, is aan te merken als nieuwe technologie ten opzichte van het prototype dat reeds bij B wordt toegepast. Het resultaat van de aanpassingen aan dit prototype is uiteindelijk een voor Nederland nieuwe milieutechnologie. Een vergelijkbaar product of proces was immers nog niet op de markt.

Dat het apparaat bij B is blijven staan en in werking is gebleven doet hier niet aan af. Het apparaat is slechts blijven staan, omdat dit een goedkopere optie is dan het verwijderen daarvan.

Dat Cleanlease (zijdelings) op de hoogte was van het ontwikkelen van een dergelijk product/proces doet hieraan evenmin af. Derhalve bestaat onzekerheid over het daadwerkelijk presteren van de technologie bij Cleanlease en gaat het hier om het over de streep trekken van een eerste afnemer.

5. De beoordeling van het geschil

5.1 Aan de orde is of verweerder bij het bestreden besluit zijn eerdere afwijzing van de subsidieaanvraag van appellante, omdat de voorgenomen activiteiten in het kader van het project “Toepassing Geïntegreerde Trommelfilter Warmtewisselaar” niet zijn aan te merken als een eerste praktijktoepassing in de zin van artikel 1, aanhef en onder c, van de Subsidieregeling op goede gronden heeft gehandhaafd.

Dienaangaande overweegt het College als volgt.

Gelet op hetgeen partijen hebben aangevoerd, spitst het geschil zich toe op de vraag of verweerder terecht heeft geoordeeld dat met het onderhavige apparaat zoals geplaatst bij Cleanlease in onvoldoende mate sprake is van een voor Nederland nieuw ontwikkeld product of nieuw ontwikkeld proces op het gebied van de milieutechnologie.

Het College beantwoordt die vraag bevestigend.

Het College heeft bij zijn oordeelsvorming betrokken de door appellante verstrekte gegevens, hierboven in rubrieken 2.2 en 4 weergegeven. Hieruit valt niet de conclusie te trekken dat sprake is van activiteiten die zien op een door appellante voor Nederland nieuw ontwikkeld product of nieuw ontwikkeld proces op het gebied van de milieutechnologie, zoals - ook blijkens de in rubriek 2.1 aangehaalde toelichting - bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, voornoemd. Veeleer komt hieruit naar voren dat de betreffende milieutechnologie reeds eerder door appellante in Nederland is toegepast. Appellante heeft immers zelf te kennen gegeven dat de hier aan de orde zijnde nieuwe milieutechnologie, de geïntegreerde trommelfilter/warmtewisselaar is. Voorts heeft appellante te kennen gegeven dat een apparaat met deze milieutechnologie reeds eerder in de praktijk, bij B wasserijen, is toegepast, bleek te functioneren en aldaar nog steeds in werking is. Ook komt uit de door appellante verstrekte gegevens naar voren dat de daarin genoemde activiteiten slechts zijn gericht op het doorontwikkelen en aanpassen van die reeds bestaande en bij B in de praktijk toegepaste geïntegreerde trommelfilter/warmtewisselaar. Dergelijke doorontwikkelings- en aanpassingsactiviteiten aan reeds in Nederland bestaande en toegepaste milieutechnologie zijn echter niet aan te merken als activiteiten bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van de Subsidieregeling.

5.2 Uit het voorafgaande volgt dat verweerder op goede gronden heeft geoordeeld dat de activiteiten in het kader van het project “Toepassing Geïntegreerde Trommelfilter Warmtewisselaar” niet zijn aan te merken als een eerste praktijktoepassing.

Gelet hierop heeft verweerder de aanvraag op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Subsidieregeling terecht afgewezen.

5.3 Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot het oordeel dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.

Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.A. van der Ham, mr. M.A. Fierstra en mr. J.L.W. Aerts, in tegenwoordigheid van mr. I.K. Rapmund als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2004.

w.g. M.A. van der Ham w.g. I.K. Rapmund