ECLI:NL:CBB:2004:AQ6180
public
2015-11-11T08:10:00
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AQ6180
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2004-07-16
AWB 03/1213
Eerste aanleg - enkelvoudig
Eerste en enige aanleg
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2004:AQ6180
public
2013-04-04T21:17:39
2004-08-05
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2004:AQ6180 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 16-07-2004 / AWB 03/1213

Bij brief van 15 april 2003 heeft verweerder appellant bericht dat de door hem toegezonden deelnamemelding, als bedoeld in artikel 2.4a van de Regeling dierlijke EG-premies (hierna: de Regeling), met betrekking tot zijn bedrijf onder UBN 2559164 met ingang van 19 december 2002 is geregistreerd.

College van Beroep voor het bedrijfsleven

(zesde enkelvoudige kamer)

AWB 03/1213 16 juli 2004

5125 Regeling dierlijke EG-premies

Uitspraak in de zaak van:

A, te B, appellant,

tegen

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. M.M.F. Lobles, werkzaam bij verweerders agentschap Laser.

1. Het procesverloop

Bij brief van 15 april 2003 heeft verweerder appellant bericht dat de door hem toegezonden deelnamemelding, als bedoeld in artikel 2.4a van de Regeling dierlijke EG-premies (hierna: de Regeling), met betrekking tot zijn bedrijf onder UBN 2559164 met ingang van 19 december 2002 is geregistreerd.

Bij besluit van 21 augustus 2003 heeft verweerder het hiertegen gericht bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 29 september 2003, bij het College binnengekomen op 1 oktober 2003, beroep ingesteld.

Bij brief van 4 november 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Op 2 juni 2004 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen, appellant in persoon en bijgestaan door C en verweerder bij monde van zijn gemachtigde, hun standpunten hebben toegelicht.

2. De beoordeling van het geschil

2.1 Ingevolge artikel 2.4a van de Regeling dient de producent om in aanmerking te komen voor premie als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van de Regeling een deelnamemelding in en stelt hij indien zich wijzigingen voordoen in de door hem op de deelnamemelding vermelde gegevens, LASER daarvan in kennis door middel van een nieuwe deelnamemelding, welke moet zijn ontvangen binnen veertien dagen nadat de desbetreffende wijziging is opgetreden.

Ingevolge artikel 2.4b, eerste lid, van de Regeling kan de producent een aanvraag voor premie als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van de Regeling uitsluitend indienen na ontvangst van diens deelnamemelding.

2.2 Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat appellant, die op grond van een eerdere deelnamemelding met zijn bedrijf onder UBN 833784 al vanaf 5 januari 2000 aan de slachtpremieregeling deelneemt, geacht moet worden op de hoogte te zijn van de voor de toekenning van slachtpremie geldende voorwaarden met betrekking tot de melding van wijzigingen in deelnamemeldingen. Derhalve ziet hij aanleiding om terug te komen van zijn besluit om de op 19 december 2002 ontvangen deelnamemelding voor het bedrijf onder UBN 2559164 eerst met ingang van die datum te registreren en niet zoals door appellant gevraagd met terugwerkende kracht tot 19 juli 2001.

2.3 Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) moet onder een besluit worden verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Het College is van oordeel dat de brief van 15 april 2003, waarbij verweerder appellant bericht heeft dat de op 19 december 2002 van hem ontvangen deelnamemelding is geregistreerd, geen rechtshandeling is, omdat zij niet op enig rechtsgevolg is gericht. De registratie van een deelnamemelding houdt immers niet meer in dan de administratieve verwerking van de ontvangst van de door appellant afgelegde verklaring dat hij aan de slachtpremieregeling wenst deel te nemen. Op grond daarvan ontstaan geen rechten of verplichtingen. Registratie van de deelnamemelding neemt slechts een administratieve drempel weg voor toekomstige aanvragen op grond van de slachtpremieregeling. Nu de brief van 15 april 2003 niet kan worden aangemerkt als een besluit in bovengenoemde zin, heeft verweerder het bezwaar van appellant ten onrechte ontvankelijk geacht.

Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd. Het College ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien door het bezwaarschrift alsnog niet-ontvankelijk te verklaren en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit. Het College ziet voorts aanleiding te bepalen dat verweerder aan appellant het betaalde griffierecht dient terug te betalen.

Van door appellant gemaakte proceskosten die op grond van artikel 8:75 Awb voor vergoeding in aanmerking komen, is het College niet gebleken.

3. De beslissing

Het College:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het besluit van verweerder van 21 augustus 2003 ;

- verklaart het op 6 mei 2003 door verweerder ontvangen bezwaar alsnog niet-ontvankelijk;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit;

- bepaalt dat aan appellant het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 116 (zegge: honderdzestien euro) wordt

vergoed door de Staat der Nederlanden.

Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard, in tegenwoordigheid van mr. R.P.H. Rozenbrand als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2004.

w.g. W.E. Doolaard w.g. R.P.H. Rozenbrand