ECLI:NL:CBB:2004:AQ9867
public
2015-11-16T12:29:51
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AQ9867
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2004-07-07
AWB 04/60
Eerste aanleg - enkelvoudig
Eerste en enige aanleg
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
Module Horeca 2004/1360
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2004:AQ9867
public
2013-04-04T21:22:28
2004-09-07
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2004:AQ9867 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 07-07-2004 / AWB 04/60

Appellante heeft bij brief van 23 januari 2004, bij het College binnengekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 18 december 2003.

Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen de afwijzing van haar verzoek om een vergunning op grond van de Wet op de kansspelen voor het aanwezig hebben van twee kansspelautomaten.

College van Beroep voor het bedrijfsleven

(zesde enkelvoudige kamer)

AWB 04/60 7 juli 2004

29010 Wet op de kansspelen

Aanwezigheidsvergunning

Uitspraak in de zaak van:

Seasons Horeca v.o.f., te IJmuiden, appellante,

gemachtigde: mr. G.A. Schimmel, werkzaam bij het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante bedrijf,

tegen

de burgemeester van Velsen, verweerder,

gemachtigden: mr. E. Broere en J. Vermaat, werkzaam bij de gemeente Velsen.

1. De procedure

Appellante heeft bij brief van 23 januari 2004, bij het College binnengekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 18 december 2003.

Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen de afwijzing van haar verzoek om een vergunning op grond van de Wet op de kansspelen voor het aanwezig hebben van twee kansspelautomaten.

Bij brief van 9 maart 2004 heeft appellante de gronden van het beroep aangevuld.

Bij brief van 7 april 2004 heeft verweerder een verweerschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.

Op 26 mei 2004 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen bij monde van hun gemachtigden hun standpunten hebben toegelicht. Aan de zijde van appellante is tevens verschenen de heer A.

2. De grondslag van het geschil

2.1 De Wet op de kansspelen (hierna: de Wet) bevat onder meer de volgende bepalingen.

"Artikel 30

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

(…)

d. hoogdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, waarin rechtmatig het horecabedrijf als bedoeld in dat artikellid wordt uitgeoefend:

1°. waar het café en het restaurantbezoek op zichzelf staat en waar geen andere activiteiten plaatsvinden, waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend en

2°. waarvan de activiteiten in belangrijke mate gericht zijn op personen van 18 jaar en ouder.

e. laagdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld is in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, waarin rechtmatig het horecabedrijf als bedoeld in dat artikellid wordt uitgeoefend, die geen hoogdrempelige inrichting is, of een inrichting waarin horeca-activiteiten worden verricht en waarvan de ondernemer inschrijfplichtig is en ingeschreven is bij het Bedrijfschap Horeca.

Artikel 30b

1. Het is verboden, behoudens het in deze Titel bepaalde, zonder vergunning van de burgemeester een of meer speelautomaten aanwezig te hebben

(…)

b. op voor het publiek toegankelijke plaatsen;

(…)

Artikel 30c

1. De vergunning kan slechts worden verleend, indien zij betreft het aanwezig hebben van een of meer speelautomaten:

a. in een laagdrempelige inrichting;

b. in een hoogdrempelige inrichting;

(…)

2. Bij gemeentelijke verordening wordt het aantal speelautomaten vastgesteld waarvoor per inrichting, als bedoeld in het eerste lid, vergunning wordt verleend, met dien verstande dat:

a. voor een inrichting als bedoeld in het eerste lid, onder a, geen vergunning kan worden verleend voor kansspelautomaten;

b. voor een inrichting als bedoeld in het eerste lid, onder b, het aantal kansspelautomaten waarvoor vergunning kan worden verleend, op twee wordt bepaald.

(…)

Artikel 30e

1. De vergunning wordt geweigerd indien:

a. door het verlenen der vergunning zou worden afgeweken van het bij of krachtens artikel 30c bepaalde;

b. niet wordt voldaan aan de krachtens artikel 30d, vierde lid, geldende eisen.

(…)."

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Appellante exploiteert op het adres Kennemerlaan 93 b te IJmuiden een horecagelegenheid onder de naam ‘Seasons’. Voor deze inrichting is een vergunning verleend ex artikel 3 van de Drank- en Horecawet.

- Bij een op 29 juli 2003 ondertekende aanvraag heeft appellante een vergunning aangevraagd voor het aanwezig hebben van twee speelautomaten.

- Bij besluit van 8 augustus 2003 heeft verweerder appellante een vergunning verleend voor het opstellen van twee behendigheidsautomaten onder gelijktijdige weigering van een vergunning voor twee kansspelautomaten in appellantes inrichting.

- Tegen dit besluit heeft appellante bezwaar gemaakt.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. In het bestreden besluit is onder meer het volgende overwogen.

“ In opdracht van de gemeente Velsen heeft Verispect b.v. de onderhavige inrichting onderzocht in het licht van de Wet op de Kansspelen en het daarbij horende Speelautomatenbesluit en de inrichting als laagdrempelig aangemerkt. Verispect heeft op 15 november 2001 geconstateerd dat de onderneming bestaat uit twee bargedeelten, een volledig ingerichte discotheek met licht, mengpanelen etc. Verder is een dansvloer aanwezig, welke ook dienst doet als dartbanen (3). Er is vastgesteld dat men hier komt om te drinken en te dansen.

Gelet op tijdstip waarop Verispect het onderzoek heeft verricht, heb ik een aanvullend advies gevraagd aan de politie. De politie heeft op 27 oktober 2003 schriftelijk advies uitgebracht naar aanleiding van een bezoek aan de inrichting. Het volgende is geconstateerd:

- er is sprake van versterkte muziek

- er vinden optredens plaats door artiesten of DJ’s

- de gehele vloer is dansvloer, als het niet te druk is (geen aparte dansvloer)

- de geschatte oppervlakte is ongeveer 150m²

- er is een stagepodium aanwezig,

- zitjes zijn aanwezig door middel van krukken.

Op 4 december 2003 heb ik met een medewerker van afdeling burgerzaken een bezoek gebracht aan de inrichting van Seasons. Net als de politie heb ik geconstateerd dat er sprake is van een grote ruimte zonder losse tafels en stoelen. Daarnaast heb ik een grote discobal, andere discolampen en apparaten voor het maken van sneeuw en mist opgemerkt. Tevens heb ik twee speelautomaten zien staan. Op mijn vraag aan de heer A of deze automaten kansspelautomaten zijn, antwoordde hij bevestigend.

(...)

Met betrekking tot het vereiste dat het café of restaurantbezoek op zichzelf dient te staan en er geen andere activiteiten mogen plaatsvinden waaraan zelfstandige betekenis kan worden toegekend merken wij het volgende op. Op Horecalink.nl is een discolink aanwezig waarin Seasons wordt aangegeven als een muziekcafe en discotheek. Daarnaast blijkt uit de foto’s, die zijn geplaatst op de website van Seasons, dat veelvuldig dj’s spelen en dat optredens plaatsvinden. Dit blijkt tevens uit de agenda die geplaatst is op de website. De agenda noemt onder andere 5 years school party op 16-10-2003, de Sinterklaas kindermiddag op 29 november 2003, Seasons feest 10-daagse van 18 december tot en met 27 december 2003, de opening van het winterseizoen met een live-optreden van Rob Ronalds op 31 oktober 2003, Seasons wildavond met live Eddy Walsh op 21 december 2003 en op 20 december 2003 het optreden van dj’s etc.

Hoewel het cafébezoek een belangrijk onderdeel van de bedrijfsvoering vormt, dient aan de dancingactiviteiten een zelfstandige betekenis te worden toegekend. De inrichting beschikt naast de ruimte om te dansen over een professionele geluid- en lichtinstallatie en er worden dj’s ingezet en regelmatig live optredens verzorgd. Gelet op het bevenstaande staat het cafébezoek niet op zichzelf, maar vinden er (discotheek)activiteiten – onder andere het verschaffen van gelegenheid tot dansen – plaats die een zelfstandige stroom van bezoekers trekt. Uit de jurisprudentie blijkt dat een bar-dancing als een laagdrempelige inrichting moet worden aangemerkt.

Er wordt derhalve niet voldaan aan het bepaalde in artikel 30 aanhef, en onder d, ten eerste, van de Wet op de Kansspelen. De inrichting moet reeds uit dien hoofde als laagdrempelig worden gekwalificeerd. Aldus behoeft niet meer te worden getoetst of al dan niet is voldaan aan het tweede, cumulatief gestelde vereiste om ingevolge artikel 30 aanhef en onder d, ten tweede, van de Wet op de Kansspelen een inrichting als hoogdrempelig te laten kwalificeren, te weten dat de activiteiten in belangrijke mate moeten zijn gericht op personen van 18 jaar en ouder.”

4. Het standpunt van appellante

Appellante heeft onder meer het volgende aangevoerd.

In de inrichting is sprake van versterkte muziek en is door de gehele zaak feestverlichting aangebracht. Dit komt echter voor bij elk café van enige omvang en duidt volgens appellante niet reeds op het zijn van een discotheek.

De gasten bezoeken de inrichting voornamelijk om te feesten. Dit feesten bestaat uit het drinken van alcohol en praten met elkaar. Dat hierbij af en toe wordt gedanst wordt door appellante niet ontkend, maar dit gebeurt in vrijwel elk café waar regelmatig jongeren komen.

De inrichting onderscheidt zich van een reguliere discotheek doordat in de regel geen entree wordt gevraagd voor de toegang tot de inrichting. Appellante is afhankelijk van de opbrengst uit het reguliere cafébezoek. Appellante heeft nimmer beoogd met de dansactiviteiten een zelfstandige stroom (betalende) bezoekers te trekken. De exploitatie is dan ook afgestemd op inkomsten uit consumpties.

In haar reclame-uitingen profileert appellante zich als feestcafé en niet als discotheek. Een feestcafé onderscheidt zich van een regulier café doordat regelmatig voor amusement voor de bezoekers wordt gezorgd. Dit amusement geschiedt in de vorm van optredens van artiesten. Deze optredens hebben louter een ondersteunende functie voor het cafébezoek. Ze hebben een positieve werking op de gemiddelde besteding per bezoeker. Zowel voor de bezoekers als voor de exploitatie van de inrichting zijn de optredens louter als ondersteuning van het cafébezoek aan te merken.

Verweerder heeft nagelaten het feitelijk gebruik van de inrichting te onderzoeken. Hij heeft op basis van de in de inrichting aanwezige apparatuur geoordeeld dat het hier om een discotheek ging. Verweerder heeft de inrichting buiten de openingstijden bezocht en dus niet geconstateerd hoe de inrichting gedurende openingstijden wordt gebruikt.

Appellante hanteert een deurbeleid waarbij personen van 18 jaar en ouder worden binnengelaten. Alleen bij scholierenfeesten worden personen jonger dan 18 jaar toegelaten. Bij een dergelijk feest wordt geen sterke drank geschonken en worden de kansspelautomaten uit de zaak verwijderd. Deze feesten vinden incidenteel plaats.

5. De beoordeling van het geschil

Niet in geschil is dat de horecagelegenheid van appellante een inrichting is als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet.

Om een inrichting als hoogdrempelig te kunnen aanmerken, is ingevolge artikel 30, aanhef en onder d, ten eerste, van de Wet vereist dat in de desbetreffende inrichting naast het cafébezoek geen andere activiteiten plaatsvinden, waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend.

Uit de beschikbare stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat appellante haar inrichting als feestcafé profileert, hetgeen inhoudt dat in appellantes inrichting voor de bezoekers met regelmaat voor entertainment wordt gezorgd. Dit entertainment bestaat vooral uit het organiseren van optredens van artiesten en/of dj’s en andere feesten. Voorts beschikt de inrichting over de benodigde geluidsapparatuur en verlichting en biedt de inrichting- er is sprake van een open ruimte zonder losse tafels of stoelen- gelegenheid tot dansen.

Gelet op voorgaande heeft verweerder terecht aangenomen dat voornoemde activiteiten gericht op het entertainen, niet als ondersteunend aan het cafébezoek kunnen worden beschouwd, maar activiteiten zijn die een zelfstandige stroom bezoekers trekken. Immers, door frequent optredens en andere feesten te organiseren wordt een zelfstandige stroom bezoekers getrokken die naar de inrichting komen om te komen kijken naar de betreffende artiesten en eventueel om te dansen. Dit beeld wordt overigens bevestigd door de foto’s die in de inrichting zijn gemaakt.

Reeds hierom is appellantes inrichting terecht als laagdrempelig gekwalificeerd.

Dat appellante stelt meestal geen entree te heffen op de avonden dat er optredens en/of feesten worden georganiseerd, maar voornamelijk alleen inkomsten uit de drankomzet worden gegenereerd, leidt niet tot een ander oordeel.

Het College deelt het standpunt van appellante, dat geen voldoende onderzoek naar de feitelijke exploitatie van de inrichting is verricht, niet. Naast het door Verispect verrichte onderzoek, is er nadien tevens gecontroleerd door de politie. Daarnaast heeft ook verweerder zelf de inrichting bezocht. Een nader onderzoek tijdens openingsuren is, zoals appellante stelt, derhalve niet vereist.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep van appellante ongegrond te worden verklaard.

Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gewezen door mr. E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Vazquez Muñoz, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2004.

w.g. mr. E.J.M. Heijs w.g. mr. M.H. Vazquez Muñoz