ECLI:NL:CBB:2004:AR6200
public
2015-11-16T15:23:26
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AR6200
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2004-11-18
AWB 03/1481
Eerste aanleg - enkelvoudig
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2004:AR6200
public
2013-04-04T21:36:43
2004-11-23
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2004:AR6200 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 18-11-2004 / AWB 03/1481

Wet personenvervoer 2000

Vergunning taxivervoer

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Vijfde enkelvoudige kamer

AWB 03/1481 18 november 2004

14914 Wet personenvervoer 2000

Vergunning taxivervoer

Uitspraak in de zaak van:

A, te B, appellant,

gemachtigde: H.A. de Carpentier, werkzaam bij Administratiekantoor Finad te Amsterdam,

tegen

Minister van Verkeer en Waterstaat, verweerder,

gemachtigde: mr. W.E. van Haveren, werkzaam bij verweerder.

1. De procedure

Appellant heeft bij brief van 19 december 2003, bij het College binnengekomen op 22 december 2003, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 10 november 2003, verzonden op 14 november 2003.

Bij dit besluit heeft verweerder het bezwaar van appellant, gericht tegen de intrekking van zijn vergunning tot het verrichten van taxivervoer, ongegrond verklaard.

Bij brief van 16 maart 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Op 21 oktober 2004 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Appellant en zijn gemachtigde zijn, zonder kennisgeving, niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door voornoemde gemachtigde.

2. De grondslag van het geschil

2.1 De Wet personenvervoer 2000 (hierna: de Wet) bevat onder meer de volgende bepalingen:

"Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

(…)

j. taxivervoer: personenvervoer per auto, anders dan bedoeld in onderdeel h, tegen betaling;

k. vervoerder: degene die (…) taxivervoer verricht, niet in de hoedanigheid van bestuurder van een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig;

(…)

Artikel 4

(…)

2. Het is verboden taxivervoer te verrichten zonder een daartoe verleende vergunning.

(…)

Artikel 6

(..)

2. Een vergunning kan worden (…) ingetrokken (…)

Artikel 9

1. Een vergunning wordt, behoudens in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen, slechts verleend aan een vervoerder die voldoet aan eisen van betrouwbaarheid, kredietwaardigheid en vakbekwaamheid.

(…)

Artikel 99

Het bestuursorgaan dat een vergunning heeft verleend, kan een vergunning volgens bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen regels, wijzigen, schorsen of intrekken:

a. indien is gehandeld in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde;

b. indien niet langer wordt voldaan aan een van de in artikel 9, eerste lid, bedoelde eisen, tenzij een ontheffing als bedoeld in het tweede lid van dat artikel is verleend.

(…)."

Artikel 26 van het Besluit personenvervoer 2000 (hierna: het Besluit) bepaalt onder meer het volgende:

"1. De vervoerder die (…) taxivervoer verricht, moet aan de eis van vakbekwaamheid voldoen.

2. Degene die permanent en daadwerkelijk leiding geeft aan het vervoer, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de eis, bedoeld in het eerste lid, of, indien deze leiding bij meer personen berust, tenminste een van hen.

(…)"

In de Nota van toelichting (hierna: de toelichting) bij artikel 26 van het Besluit is het begrip permanent en daadwerkelijk leidinggeven op de volgende wijze nader toegelicht:

"De eis van vakbekwaamheid beoogt door inbreng van de vakbekwame persoon een goede bedrijfsgang in de vervoersonderneming te waarborgen. Het predikaat "permanent" moet worden opgevat als een continue betrokkenheid bij het leidinggeven. De betrokkenheid mag niet incidenteel zijn. Indien het leidinggeven door de aard of grootte van de onderneming een voltijdse aangelegenheid is, betekent dit dat de vakbekwame niet slechts een gedeelte van de werktijd met daadwerkelijke leiding kan zijn belast. "Daadwerkelijk" geeft aan dat het om een inhoudelijke betrokkenheid bij het leidinggeven gaat. De functie van leidinggevende kan niet louter een formele status inhouden.

Zo kan een bestuurder van een rechtspersoon die als vervoerder geldt de vakbekwaamheid niet inbrengen indien de leiding over het vervoer feitelijk bij een ander berust. De werkzaamheden in het kader waarvan leiding wordt gegeven betekenen dat de vakbekwame inhoudelijk betrokken moet zijn bij beslissingen inzake uitbreiding van het bedrijf, het aangaan van financiële verplichtingen, het aan- en verkoopbeleid, de aansturing van personeel, het dagelijkse ondernemersbeleid, de relaties met de overheid, maar ook de strategie van het bedrijf op de vervoersmarkt. De uitleg van het begrip permanent leidinggeven vergt tevens dat de vakbekwame ten aanzien van deze werkzaamheden naar buiten vertegenwoordigingsbevoegd is.

Zonder een volmacht of mandaat om namens de vervoerder op te treden, kan de facto geen sprake zijn van leidinggeven als bedoeld in het onderhavige artikel."

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Appellant heeft een, op 19 oktober 2001 door verweerder ontvangen, aanvraag ingediend voor een vergunning voor het verrichten van taxivervoer.

- Verweerder heeft de gevraagde vergunning bij besluit van 4 februari 2002 voor onbepaalde tijd verleend. Blijkens de bij het besluit behorende bijlage wordt binnen de onderneming de vakbekwaamheid ingebracht door C als procuratiehouder.

- Bij brief van 5 maart 2003 heeft verweerder via appellant C aangeschreven en verzocht om in het kader van een onderzoek naar de inbreng van vakbekwaamheid het formulier Onderzoek Verklaring inbreng vakbekwaamheid (hierna: het onderzoeksformulier) in te vullen en terug te sturen.

- Op 27 maart 2003 heeft verweerder het ingevulde onderzoeksformulier, ondertekend door appellant en C, ontvangen. In dit formulier zijn de hierna aangehaalde vragen als volgt beantwoord:

"3. Welke taken worden uitsluitend door u als vakbekwaam leidinggevende persoon binnen deze onderneming verricht? (…).

Als procuratiehouder bestaat het werk uit controle van de administratie, het geven van advies. Bij eventuele onvolkomenheden geef ik aan wat er dient te gebeuren.

(…)

7.Voert u als vakbekwaam leidinggevende persoon overleg met de ondernemer/vennoten? Zo ja, welke onderwerpen worden in dit overleg besproken? Stuur bewijsstukken mee.

Het betreft controle van de administratie, overleg met betrekking tot formulieren welke ingevuld dienen te worden en diverse zaken welke in de taxiwereld op dat moment actueel zijn (hiervan worden geen notulen gemaakt).

(…)

18. Hoeveel uren per week en op welke dagen verricht u als vakbekwaam leidinggevende persoon chauffeurswerkzaamheden in uw eigen onderneming of andere ondernemingen?

32 uur per week verschillende dagen."

- Bij brief van 31 maart 2003 heeft verweerder appellant medegedeeld dat hij voornemens is de verleende vergunning in te trekken nu niet langer wordt voldaan aan de eis van vakbekwaamheid. Hierbij is appellant in de gelegenheid gesteld schriftelijk dan wel mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen.

- Bij besluit van 1 mei 2003 heeft verweerder de vergunning met ingang van 24 juli 2003 ingetrokken.

- Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 12 mei 2003 bezwaar gemaakt. Bij zijn bezwaarschrift heeft appellant afschriften van door C getekende weekstaten en overzichten van werkbesprekingen met C gevoegd.

- Op 21 augustus 2003 is appellant gehoord op zijn bezwaarschrift.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

In het bestreden besluit heeft verweerder zijn standpunt, ingenomen in het primaire besluit, gehandhaafd. Daartoe heeft verweerder het volgende aangevoerd. De vakbekwame persoon, C, is reeds als vakbekwame leidinggevende werkzaam in zijn eigen onderneming en verricht in die onderneming tevens 32 uren per week chauffeurswerkzaamheden. Voorts is C werkzaam als vakbekwaam leidinggevende in twee andere taxiondernemingen, waaronder die van appellant. Gelet op de tijd die deze werkzaamheden in beslag zullen nemen, acht verweerder een juiste inbreng van vakbekwaamheid en een continue betrokkenheid bij de bedrijfsvoering niet aannemelijk. Ook de beloning van C van € 189,-- per maand duidt niet op een substantiële inbreng. Er zijn voorts geen bewijsstukken overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat de vakbekwame persoon betrokken is geweest bij wezenlijke beslissingen omtrent de bedrijfsvoering. De bij het bezwaarschrift overgelegde kopieën van werkbesprekingen beschouwt verweerder niet als bewijsstukken, nu in het onderzoeksformulier is verklaard dat van werkbesprekingen geen notulen worden gemaakt. De werkzaamheden van C, die bestaan uit het controleren van de administratie en het geven van advies, kunnen niet worden gezien als inhoudelijke betrokkenheid bij wezenlijke beslissingen betreffende de bedrijfsvoering van appellant. De wezenlijke beslissingen worden door appellant zelf genomen, zodat hij degene is die leiding geeft aan de onderneming. Gelet op deze omstandigheden kan er geen sprake zijn van permanent en daadwerkelijk leidinggeven door de vakbekwame procuratiehouder.

4. Het standpunt van appellant

Appellant heeft ter onderbouwing van zijn beroep het volgende aangevoerd. De vergunning is verleend omdat aan alle vereisten was voldaan. De werkzaamheden van de procuratiehouder zijn sedertdien niet verminderd maar eerder uitgebreid. Verweerder kan niet op de vergunningverlening terugkomen. Het kan niet zo zijn dat een ondernemer op basis van een verleende vergunning investeringen doet in zijn onderneming en dat de regels nadien zodanig worden aangepast dat hij zijn bedrijf niet meer kan uitoefenen.

5. De beoordeling van het geschil

5.1 Het College is allereerst van oordeel dat verweerder niet de bevoegdheid kan worden ontzegd, nadat hij op aanvraag een vergunning heeft verleend, op een later tijdstip te onderzoeken of de invulling van de werkzaamheden in de praktijk in overeenstemming is met het bij de aanvraag geschetste beeld en, als dat niet het geval is, de verleende vergunning in te trekken.

De stelling van appellant dat verweerder niet op de vergunningverlening terug kan komen faalt derhalve. Voorts is, anders dan appellant stelt, geen sprake van een situatie, waarin de verleende vergunning wordt ingetrokken omdat de regels nadien zijn veranderd.

5.2 Naar het oordeel van het College heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat, gelet op de verklaringen van C op het onderzoeksformulier, geen sprake is van permanent en daadwerkelijk leidinggeven door hem als bedoeld in artikel 26 van het Besluit en de toelichting daarop.

Dat de werkzaamheden van C volgens appellant niet zijn verminderd maar uitgebreid wordt niet ondersteund door bedoelde verklaringen van C. Immers, de werkzaamheden beperken zich tot controle van de administratie en het geven van advies, terwijl hij volgens zijn verklaring 32 uur per week als chauffeur in zijn eigen onderneming werkt en daarnaast zowel in die onderneming als in een derde onderneming als vakbekwame leiding geeft. Bovendien zijn er geen stukken overgelegd waaruit het permanent en daadwerkelijk leidinggeven kan worden afgeleid. Aan de overgelegde kopieën van notulen van werkbesprekingen heeft verweerder terecht geen waarde gehecht, nu gezien de verklaring van C op het onderzoeksformulier dat geen notulen van werkbesprekingen worden gemaakt, niet onaannemelijk is dat die notulen eerst nadien en zonder dat de inhoud geacht kan worden de werkelijkheid weer te geven, zijn opgemaakt.

5.3 Gelet op het vorenoverwogene heeft verweerder kunnen besluiten de vergunning in te trekken nu geen sprake is van permanent en daadwerkelijk leidinggeven door de procuratiehouder.

Het beroep van appellant dient derhalve ongegrond te worden verklaard.

Het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.A. van der Ham, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Beishuizen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 18 november 2004.

w.g. M.A. van der Ham w.g. P.M. Beishuizen