ECLI:NL:CBB:2004:AR8438
public
2015-11-11T08:12:29
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AR8438
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2004-12-17
AWB 04/35
Eerste aanleg - enkelvoudig
Eerste en enige aanleg
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2004:AR8438
public
2013-04-04T21:43:38
2004-12-29
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2004:AR8438 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 17-12-2004 / AWB 04/35

EG-steunverlening akkerbouwgewassen

College van Beroep voor het bedrijfsleven

(zesde enkelvoudige kamer)

AWB 04/35 17 december 2004

5135 EG-steunverlening akkerbouwgewassen

Uitspraak in de zaak van:

Maatschap A, te X, appellante,

gemachtigde: B,

tegen

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. F.S. Cooke, werkzaam bij LASER.

1. De procedure

Appellante heeft bij brief van 10 januari 2004, bij het College binnengekomen op 15 januari 2004, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 17 december 2003.

Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen een besluit op grond van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen.

Bij brief van 26 maart 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Op 12 november 2004 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, alwaar de gemachtigden zijn verschenen en de respectieve standpunten nader hebben toegelicht.

2. De grondslag van het geschil

2.1 Verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (hierna: de Verordening) luidt onder meer als volgt:

" Artikel 12

Verbetering van kennelijke fouten

Onverminderd de voorschriften van de artikelen 6 tot en met 11 kan in geval van een door de bevoegde instantie erkende kennelijke fout, een steunaanvraag te allen tijde na de indiening worden aangepast.

Artikel 13

Te late indiening

1. (…)

2. (…)

Wijzigingen in een steunaanvraag "oppervlakten" worden slechts aanvaard tot de uiterste datum voor de indiening van een steunaanvraag "oppervlakten" in de zin van lid 1. Wanneer deze uiterste datum evenwel vóór of op de in artikel 8, lid 2, bedoelde termijn voor de inzaai valt, worden wijzigingen in een steunaanvraag "oppervlakten" na afloop van deze termijn niet meer aanvaard."

Bij de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling) is, voorzover ten tijde hier van belang, onder meer het volgende bepaald:

" Artikel 3

Aan producenten van akkerbouwgewassen die een aanvraag oppervlakten indienen wordt door de minister jaarlijks ter zake van met akkerbouwgewassen ingezaaide oppervlakten of braakgelegde oppervlakten overeenkomstig de

raadsverordening, verordening 3508/92, verordening 2419/2001, verordening 2316/1999, verordening 2461/1999, deze regeling en het overeenkomstig artikel 3 van de raadsverordening opgestelde regioplan, subsidie verstrekt.

Artikel 9

1. Na sluiting van de aanvraagperiode, doch uiterlijk op de datum die voor de inzaai of overeenkomstig de raadsverordening is vastgesteld, kan de aanvraag oppervlakten worden gewijzigd overeenkomstig artikel 8 van verordening 2419/2001.

(…)

4. In afwijking van het eerste lid kan de aanvraag oppervlakten in geval van een door LASER erkende kennelijke fout na de in het eerste lid bedoelde datum worden verbeterd.

(...)"

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Op 3 mei 2002 heeft verweerders agentschap LASER van appellante ontvangen het formulier "Gecombineerde opgave 2002 voor landbouwtelling, gebruik gewaspercelen en aanvraag oppervlakten".

- Op 23 november 2002 heeft verweerder beslist dat voor appellante 125.89 ha voederareaal is geconstateerd en dat aan appellante geen akkerbouwsteun wordt toegekend, omdat zij daar geen percelen voor heeft opgegeven.

- Appellante heeft bij brief van 20 oktober 2003 bericht dat door haar boekhouder werd geconstateerd dat over het jaar 2002 geen akkerbouwsteun was ontvangen, dat verweerders besluit van 23 november 2002 haar onbekend was en dat zij naar aanleiding van een ontvangen kopie tegen dit besluit bezwaar maakt.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Daartoe is onder meer het volgende overwogen.

" Uit de feiten en omstandigheden die u aanvoert voor het te laat indienen van het bezwaarschrift, is mij gebleken dat het voor u onmogelijk was het bezwaarschrift tijdig in te dienen aangezien u het besluit van 23 november 2002 nooit ontvangen heeft.

(…)

Als producent bent u verantwoordelijk voor het juist invullen van uw eigen aanvraag. De gevolgen van een onjuiste opgave dienen in beginsel voor uw rekening te blijven. Artikel 9, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat de aanvraag oppervlakten na sluiting van de aanvraagperiode kan worden gewijzigd overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG, nr. 2419/2001, doch uiterlijk op de datum die voor de inzaai of overeenkomstig de raadsverordening is vastgesteld. Echter, ingeval van een door LASER erkende kennelijke fout kan de aanvraag ook na deze datum worden verbeterd.

Er is sprake van een kennelijke fout in de zin van het werkdocument van de Europese Commissie nr. AGR 49533/2002, indien er een tegenstrijdigheid in de aanvraag zit die wijst op een vergissing en redelijkerwijs is uitgesloten dat ten tijde van de opgave deze conform uw bedoeling was. Objectief moet derhalve vast staan dat de destijds gedane opgave kennelijk fout was.

Ik ben van mening, dat in uw geval geen sprake is van een duidelijke fout. Uw aanvraag is als zodanig niet onlogisch, niet onvolledig noch inconsequent ingevuld. In uw gecombineerde opgave 2002 heeft u dieren opgegeven waarvoor voederareaal benodigd is. LASER behoefde derhalve geen gerede twijfel te hebben ten aanzien van hetgeen u met uw aanvraag beoogde. Het enkele feit dat u voorgaande jaren maïspremie heeft aangevraagd en heeft ontvangen is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat u ook in premiejaar 2002 heeft beoogd akkerbouwsubsidie voor de maïspercelen en het perceel zomergerst aan te vragen

(…)."

4. Het standpunt van appellante

Appellante heeft in haar beroepschrift – samengevat en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd.

Appellante verbouwt al sedert 30 jaren maïs. Het is onredelijk om haar af te straffen omdat één verkeerde code is gebruikt. Deze codes wijzigen ook regelmatig.

Verweerder stelt dat appellante als producent verantwoordelijk is voor de juiste invulling van de aanvraag. Appellante mag evenwel van verweerder verwachten dat bij de controle van de aanvragen wordt nagedacht als na zoveel jaren maïspremie in één keer geen premie meer wordt aangevraagd.

Daarnaast neemt Brussel de jaren 2001, 2002 en 2003 als referentiejaren voor de toekomstige gewaspremie. Het niet toekennen van premie voor het jaar 2002 heeft derhalve verstrekkende gevolgen.

5. De beoordeling van het geschil

Verweerder stelt zich op goede gronden op het standpunt dat aan het bezwaar van appellante slechts tegemoet kan worden gekomen en dat uitsluitend alsnog maïspremie kan worden toegekend, indien moet worden geoordeeld dat appellante bij haar Aanvraag oppervlakten in 2002 een kennelijke fout heeft gemaakt. Uitsluitend in dat geval is ingevolge het bepaalde in artikel 12 en 13 van de Verordening ook na afloop van de uiterste datum voor indiening van een aanvraag een wijziging daarvan mogelijk. Deze dwingendrechtelijke bepalingen staan er aan in de weg dat verweerder na deze datum op andere gronden wijziging van een aanvraag accepteert.

Naar vaste rechtspraak van het College kan verweerder het beleid voeren dat aan de hand van de door de Europese Commissie gegeven richtsnoeren in het werkdocument nr. AGR 49533/2001 slechts wordt aangenomen dat sprake is van een kennelijke fout in de zin van artikel 12 van de Verordening indien objectief vaststaat dat de opgave kennelijk fout was, hetgeen uitsluitend het geval is wanneer uit de aanvraag oppervlakten zelf blijkt dat de gedane opgave niet juist kan zijn.

Naar het oordeel van het College heeft verweerder in het onderhavige geval kunnen oordelen dat geen sprake is van een kennelijke fout in voornoemde zin. Appellantes aanvraag was immers niet onlogisch of onbegrijpelijk ingevuld, zodat er bij LASER geen gerede twijfel behoefde te bestaan over hetgeen appellante met haar aanvraag beoogde. Dat appellante in het verleden premie heeft aangevraagd en ontvangen voor maïs doet daar niet af. LASER is niet gehouden een ingediende aanvraag te vergelijken met eventuele eerdere aanvragen.

Gelet op de in deze procedure voorliggende toetsing zijn de mogelijke gevolgen van eventuele toekomstige regelgeving in het kader van de herstructurering van het systeem van landbouwsubsidies hier niet aan de orde.

Verweerder heeft dan ook terecht en op goede gronden besloten om zijn besluit van 23 november 2002 na heroverweging in bezwaar te handhaven. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.J. Kuiper in tegenwoordigheid van mr. R. Meijer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 17 december 2004.

w.g. M.J. Kuiper w.g. R. Meijer