Regeling dierlijke EG-premies
College van Beroep voor het bedrijfsleven
(zesde enkelvoudige kamer)
No. AWB 04/760 1 juni 2005
5125 Regeling dierlijke EG-premies
Uitspraak in de zaak van:
Maatschap A en B, te C, appellante,
gemachtigde: F. Keurhorst, werkzaam bij DLV Adviesgroep N.V., te Deventer,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. F.S. Cooke, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellante heeft bij brief van 1 september 2004, bij het College binnengekomen op 2 september 2004, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 26 juli 2004.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen verweerders besluit van 31 december 2003 op grond van de Regeling dierlijke EG-premies.
Bij brief van 22 november 2004 heeft appellante aanvullende informatie ingestuurd.
Bij brief van 10 december 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 18 mei 2005 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij namens appellante A, bijgestaan door de gemachtigde, is verschenen en verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. De grondslag van het geschil
2.1 In Verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (Pb L 327, blz.11 e.v., hierna: de Verordening) was onder meer bepaald:
“Artikel 8
Wijzigingen in de steunaanvraag “oppervlakten”
1. Onverminderd het bepaalde in lid 3, mogen na de uiterste datum voor de indiening van de steunaanvraag “oppervlakten” individuele voor de landbouw gebruikte percelen die nog niet in de steunaanvraag waren aangegeven, worden toegevoegd, en wijzigingen met betrekking tot het gebruik of de steunregeling worden aangebracht, voorzover alle krachtens de op de betrokken steunregeling van toepassing zijnde sectorspecifieke voorschriften geldende voorwaarden in acht worden genomen.
2. De toevoeging van percelen landbouwgrond en wijzigingen als bedoeld in lid 1 moeten schriftelijk aan de bevoegde instantie worden meegedeeld tot uiterlijk de datum die voor de inzaai of overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1251/1999 is vastgesteld.
(…)
Artikel 12
Verbetering van kennelijke fouten
Onverminderd de voorschriften van de artikelen 6 tot en met 11 kan in geval van een door de bevoegde instantie erkende kennelijke fout, een steunaanvraag te allen tijde na de indiening worden aangepast.
Artikel 13
Te late indiening
2. (…)
Wijzigingen in een steunaanvraag “oppervlakten” worden slechts aanvaard tot de uiterste datum voor de indiening van een steunaanvraag “oppervlakten” in de zin van lid 1. Wanneer deze uiterste datum evenwel vóór of op de in artikel 8, lid 2, bedoelde termijn voor de inzaai valt, worden wijzigingen in een steunaanvraag “oppervlakten” na afloop van deze termijn niet meer aanvaard.”
Bij de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen was, voorzover ten tijde hier van belang, onder meer het volgende bepaald:
“Artikel 6
1. Om voor een subsidie in aanmerking te komen dient de producent bij LASER een aanvraag oppervlakten in.
2. Een aanvraag oppervlakten heeft betrekking op alle percelen die behoren tot het bedrijf van de producent.
Artikel 7
1. Voor een aanvraag oppervlakten of mededeling in het kader van deze regeling maakt de producent gebruik van een door LASER vastgesteld formulier dat door de producent volledig en naar waarheid is ingevuld, ondertekend en gedagtekend.
4. LASER is belast met de uitvoering van deze regeling waaronder begrepen het uitreiken van formulieren, alsmede met het wederom in ontvangst nemen van de formulieren met bijbehorende bescheiden.
Artikel 9
1. Na sluiting van de aanvraagperiode, doch uiterlijk op de datum die voor de inzaai of overeenkomstig de raadsverordening is vastgesteld, kan de aanvraag oppervlakten worden gewijzigd overeenkomstig artikel 8 van verordening 2419/2001.
4. In afwijking van het eerste lid kan de aanvraag oppervlakten in geval van een door LASER erkende kennelijke fout na de in het eerste lid bedoelde datum worden verbeterd.”
In artikel 4.2a, eerste lid, van de Regeling dierlijke EG-premies was destijds bepaald dat de producent, om voor het extensiveringsbedrag in aanmerking te komen, zulks aanvraagt in zijn aanvraag oppervlakten. Blijkens artikel 1.1 van deze Regeling wordt onder extensiveringsbedrag verstaan: extra bedrag dat overeenkomstig artikel 13 van verordening 1254/1999 wordt toegekend.
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellante heeft met een door haar op 29 april 2002 ondertekend formulier “Gecombineerde opgave 2002” een aanvraag oppervlakten ingediend, waarin 13,57 hectare snijmaïs (gewascode 259), 33,04 hectare blijvend grasland (gewascode 265), en 258,24 hectare natuurlijk grasland (gewascode 270) wordt opgegeven als voederareaal. Op het formulier is het hokje dat moet worden aangekruist indien betrokkene in aanmerking wil komen voor het extensiveringsbedrag, niet aangekruist.
- Bij brief van 11 december 2002 heeft verweerder meegedeeld dat de Aanvraag Oppervlakten 2002 is beoordeeld.
- Op 8 juli 2003 heeft LASER een brief van appellante, gedateerd 30 juni 2003, ontvangen. Daarin heeft appellante aangegeven enkele weken daarvoor de brief van LASER te hebben ontvangen omtrent de goedkeuring van de stierenpremie, verkoopseizoen 2002. In de brief heeft appellante niets gelezen over goedkeuring of korting van de extensiveringspremie. Appellante heeft hierop met LASER gebeld en geïnformeerd naar de extensiveringspremie. Twee medewerkers hebben appellante vervolgens meegedeeld dat er geen extensiveringspremie is aangevraagd. Een medewerkster heeft appellante geadviseerd een brief te schrijven aan LASER en daarin het probleem aan te kaarten.
- Bij besluit van 31 december 2003 heeft verweerder het verzoek dat in de op 8 juli 2003 ontvangen brief was vervat om alsnog in aanmerking te komen voor het extensiveringsbedrag, afgewezen.
- Bij brief van 8 januari 2004 heeft appellante hiertegen bezwaar gemaakt.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Daartoe is onder meer het volgende overwogen:
“De aanmelding voor het extensiveringsbedrag maakt onderdeel uit van de Aanvraag oppervlakten. Deze moet ingevolge de Regeling vaststelling indieningsperiode 2002 aanvraag oppervlakten worden ingediend tussen 1 april 2002 en 9 juni 2002. U heeft eerst bij brief van 30 juni 2003 een extensiveringsbijdrage aangevraagd. Dit verzoek is afgewezen bij brief van
31 december 2002.
Als producent bent u verantwoordelijk voor het juist invullen van uw eigen aanvraag. De gevolgen van een onjuiste opgave dienen in beginsel voor uw rekening te blijven. Artikel 9, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat de aanvraag oppervlakten na sluiting van de aanvraagperiode kan worden gewijzigd overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2419/2001, doch uiterlijk op de datum die voor de inzaai of overeenkomstig de raadsverordening is vastgesteld. Echter, ingeval van een door LASER erkende kennelijke fout kan de aanvraag ook na deze datum worden verbeterd.
Er is sprake van een kennelijke fout in de zin van het werkdocument van de Europese Commissie nr.AGR 49533/2002, indien er een tegenstrijdigheid in de aanvraag zit die wijst op een vergissing en redelijkerwijs is uitgesloten dat ten tijde van de opgave deze conform uw bedoeling was. Objectief moet derhalve vast staan dat de destijds gedane opgave kennelijk fout was.
Ik ben van mening dat er in uw geval geen sprake is van een kennelijke fout. Uw aanvraag is met betrekking tot het aanvragen van het extensiveringsbedrag noch onlogisch, noch onvolledig, noch inconsequent ingevuld. Uw aanvraag bevat ten aanzien van de vraag betreffende het extensiveringsbedrag geen tegenstrijdigheid. Het staat de producent vrij om al dan niet het extensiveringsbedrag aan te vragen. LASER behoefde derhalve geen gerede twijfel te hebben ten aanzien van hetgeen u dienaangaande met uw aanvraag beoogde. Het is namelijk niet aan LASER om zich in de motieven van de aanvrager te verdiepen.
(…)
In 2002 werd de Landbouwtelling toegevoegd aan de gecombineerde opgave voor de aanvraag oppervlakten en gebruik gewaspercelen. Er kwam een gehele nieuwe opzet van de formulierenset: een overzicht gewaspercelen en daarnaast het boekje waar de producent tekent voor zijn opgave voor alle drie de regelingen. De informatie die in dit boekje gevraagd wordt, heeft met name betrekking op de landbouwtelling. Slechts een paar vragen hebben te maken met de aanvraag oppervlakten.
Omdat de producenten die in aanmerking kunnen komen voor het extensiveringsbedrag, voor de Landbouwtelling zeker langs de rubriek dieren komen (stieren en zoogkoeien), is daar ook de vraag over het extensiveringsbedrag geplaatst met het waarschuwingsbordje erbij. Uw argument dat de vraag op een verkeerde plaats staat, treft dan ook geen doel.
Tenslotte merk ik nog op dat het feit dat u in 2001 en 2003 wel het extensiveringsbedrag heeft aangevraagd, niets afdoet aan het feit dat het u vrij staat in uw Aanvraag oppervlakten 2002 geen extensiveringsbedrag aan te vragen.”
4. Het standpunt van appellante
Appellante heeft in haar beroepschrift - samengevat en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd.
Er is sprake van een kennelijke fout bij de opgave van de extensiveringspremie 2002.
De verandering van de opgave van de extensiveringspremie naar de brochure van de Landbouwtelling in 2002 en het feit dat er zowel in 2001 als in 2003 extensiveringspremie is aangevraagd, tonen aan dat het hier gaat om een kennelijke fout. Bovendien is de bedijfsvoering van appellante in de jaren 2001 tot en met 2003 niet wezenlijk veranderd. Dat appellante bedoeld heeft ook in 2002 het extensiveringsbedrag aan te vragen, blijkt ook uit een brief van 3 mei 2002 die haar adviseur aan haar bank heeft gestuurd, waarin met de opbrengst van EUR 56.000,00 rekening is gehouden.
Daarnaast gaat het jaar 2002 als referentiejaar meetellen in de plannen voor de hervorming van het landbouwbeleid. Het niet toekennen van de extensiveringspremie voor het jaar 2002 heeft derhalve verstrekkende gevolgen.
5. De beoordeling van het geschil
Verweerder stelt zich op goede gronden op het standpunt dat aan het bezwaar van appellante slechts tegemoet kan worden gekomen en dat uitsluitend alsnog het extensiveringsbedrag kan worden toegekend, indien moet worden geoordeeld dat appellante bij haar Aanvraag oppervlakten in 2002 een kennelijke fout heeft gemaakt. Uitsluitend in dat geval is ingevolge het bepaalde in artikel 12 en 13 van de Verordening ook na afloop van de uiterste datum voor indiening van een aanvraag een wijziging daarvan mogelijk. Deze dwingendrechtelijke bepalingen staan er aan in de weg dat verweerder na deze datum op andere gronden wijziging van een aanvraag accepteert.
Naar vaste rechtspraak van het College kan verweerder het beleid voeren dat aan de hand van de door de Europese Commissie gegeven richtsnoeren in het werkdocument nr. AGR 49533/2002 slechts wordt aangenomen dat sprake is van een kennelijke fout in de zin van artikel 12 van de Verordening indien objectief vaststaat dat de opgave kennelijk fout was, hetgeen uitsluitend het geval is wanneer uit de aanvraag oppervlakten zelf blijkt dat de gedane opgave niet juist kan zijn.
Naar het oordeel van het College heeft verweerder in het onderhavige geval kunnen oordelen dat er geen sprake is van een kennelijke fout in voornoemde zin. Appellantes aanvraag was immers niet onlogisch of onbegrijpelijk ingevuld, zodat er bij LASER geen gerede twijfel behoefde te bestaan over hetgeen appellante met haar aanvraag beoogde. Dat appellante in het verleden het extensiveringsbedrag heeft aangevraagd en ontvangen doet daar niet aan af. LASER is niet gehouden een ingediende aanvraag te vergelijken met eventuele eerdere aanvragen. Voor de beoordeling is evenmin van belang dat de gemaakte fout door appellante zelf als een kennelijke fout wordt gezien en dat het, gelet op haar bedrijfsvoering, in de rede lag dat zij het extensiveringsbedrag zou aanvragen. Dit alles maakt namelijk niet dat de gedane opgave niet juist kan zijn.
Gelet op de in deze procedure voorliggende toetsing zijn de mogelijke gevolgen van eventuele toekomstige regelgeving in het kader van de hervorming van het landbouwbeleid hier niet aan de orde.
Verweerder heeft dan ook terecht en op goede gronden besloten om zijn besluit van 31 december 2003 te handhaven. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J.A. Hagen in tegenwoordigheid van mr. S. van Noordt, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2005.
w.g. J.A. Hagen w.g. S. van Noordt