ECLI:NL:CBB:2005:AT8903
public
2015-11-12T03:17:55
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AT8903
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2005-06-24
AWB 04/28
Eerste aanleg - enkelvoudig
Eerste en enige aanleg
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2005:AT8903
public
2013-04-04T22:29:03
2005-07-08
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2005:AT8903 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 24-06-2005 / AWB 04/28

EG-steunverlening akkerbouwgewassen

College van Beroep voor het bedrijfsleven

(zesde enkelvoudige kamer)

AWB 04/28 24 juni 2005

5135 EG-steunverlening akkerbouwgewassen

Uitspraak in de zaak van:

A C.V., te B, appellante,

vertegenwoordigd door C,

tegen

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. F.S. Cooke, werkzaam bij verweerders ministerie.

1. De procedure

Appellante heeft bij brief van 12 januari 2004, bij het College binnengekomen op 14 januari 2004, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 23 december 2003.

Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen de weigering haar subsidie te verlenen op grond van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling).

Bij brief van 22 juni 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Op 13 mei 2005 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen bij monde van hun gemachtigde hun standpunt nader hebben toegelicht. Ter zitting was tevens aanwezig D, echtgenote van C.

2. De grondslag van het geschil

2.1 In de Regeling is onder meer het volgende bepaald.

“ Artikel 9

1. Na sluiting van de aanvraagperiode, doch uiterlijk op de datum die voor de inzaai of overeenkomstig de raadsverordening is vastgesteld, kan de aanvraag oppervlakten worden gewijzigd overeenkomstig artikel 8 van verordening 2419/2001.

2. (…)

3. (…)

4. In afwijking van het eerste lid kan de aanvraag oppervlakten in geval van een door LASER erkende kennelijke fout na de in het eerste lid bedoelde datum worden verbeterd.

5. De aanvraag oppervlakten kan te allen tijde geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, echter indien LASER, de AID of het productschap de producent in kennis heeft gesteld van:

a. onregelmatigheden in zijn aanvraag oppervlakten, of

b. (…)

mogen de bij de onregelmatigheden betrokken gedeelten van de aanvraag niet worden ingetrokken.”

Verordening (EG) nr. 2419/2001 van de commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen luidt voor zover hier van belang:

“Artikel 12

Onverminderd de voorschriften van de artikelen 6 tot en met 11 kan in geval van een door de bevoegde instantie erkende kennelijke fout, een steunaanvraag te allen tijde na de indiening worden aangepast.

Artikel 14

1. Een steunaanvraag kan te allen tijde geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken. Wanneer echter de bevoegde instantie het bedrijfshoofd reeds in kennis heeft gesteld van onregelmatigheden in zijn steunaanvraag, of van haar voornemen bij hem een controle ter plaatse uit te voeren, waarbij vervolgens onregelmatigheden worden ontdekt, mogen de bij de onregelmatigheden betrokken gedeelten van de aanvraag niet worden ingetrokken.

2. Door de intrekking van de steunaanvraag overeenkomstig lid 1 wordt de aanvrager teruggebracht in de toestand waarin hij zich vóór de indeling van de betrokken aanvraag of van het betrokken gedeelte ervan bevond.

Artikel 31

1. Wanneer de geconstateerde oppervlakte voor een gewasgroep groter is dan de in de steunaanvraag aangegeven oppervlakte, wordt voor de berekening van het steunbedrag de aangegeven oppervlakte in aanmerking genomen.

2. Wanneer de in de steunaanvraag ‘oppervlakten’ aangegeven oppervlakte groter is dan de bij een administratieve controle of een controle ter plaatse voor dezelfde gewasgroep geconstateerde oppervlakte, wordt het steunbedrag, onverminderd overeenkomstig de artikelen 32 tot en met 35 toe te passen kortingen of uitsluitingen, berekend op basis van de geconstateerde oppervlakte voor de betrokken gewasgroep.

(…)

Artikel 32

1. Wanneer ten aanzien van een gewasgroep de aangegeven oppervlakte groter is dan de geconstateerde oppervlakte in de zin van artikel 31, lid 2, wordt het steunbedrag berekend op basis van de geconstateerde oppervlakte, verminderd met tweemaal het vastgestelde verschil wanneer dit groter is dan 3 % of dan 2 ha, doch niet groter dan 20% van de geconstateerde oppervlakte.

Wanneer het verschil groter is dan 20% van de geconstateerde oppervlakte, wordt voor de betrokken gewasgroep geen aan de oppervlakte gerelateerde steun toegekend.”

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Op 14 mei 2002 heeft appellante de Gecombineerde opgave 2002 voor landbouwtelling, gebruik gewaspercelen en aanvraag oppervlakten ingediend in het kader van de Regeling. Appellante heeft met dit formulier subsidie aangevraagd voor 9.98 hectare zomergerst (percelen 7 en 8) en 6.00 hectare snijmais (perceel 10).

- Bij brief van 9 december 2002 heeft verweerder appellante medegedeeld dat de oppervlakte welke door verweerder is geconstateerd niet overeenkomt met de door appellante en andere aanvragers opgegeven oppervlakten. Verweerder heeft appellante tevens verzocht de reden aan te geven van de overschrijding van de perceelsoppervlakte.

- Bij brief van 23 december 2002 heeft appellante hierop gereageerd, waarbij zij heeft aangegeven dat 4.00 hectare van het perceel met volgnummer 10 uit gebruik is gegeven met een gebruikersverklaring aan de heer E. Per abuis is deze 4.00 hectare te veel opgegeven voor verkrijging van subsidie.

- Bij besluit van 15 januari 2003, verzonden op 20 januari 2003, heeft verweerder beslist op de aanvraag van appellante. Nu het verschil tussen de aangevraagde en geconstateerde oppervlakte 4.00 hectare is, wat neerkomt op een percentage van 33,39 % van de geconstateerde oppervlakte, is de gevraagde subsidie op grond van artikel 32, tweede lid van Verordening (EG) nr. 2419/2001, bij wege van sanctie geheel afgewezen.

- Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 29 januari 2003 bezwaar gemaakt.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Hiertoe heeft hij onder meer het volgende overwogen.

“ Door het aanvraagformulier te ondertekenen heeft u verklaard kennis te hebben genomen van en in te stemmen met de voorwaarden en verplichtingen zoals vermeld in de Regeling. Het opgeven van een perceel dat niet aan de voorwaarden van de Regeling voldoet komt derhalve, gelet op de eigen verantwoordelijkheid van de producent, voor uw eigen rekening en risico.

U geeft aan zich te hebben vergist in uw opgave. Per abuis is voor het perceel met volgnummer 10 een oppervlakte van 4 hectare teveel opgegeven. Dit was namelijk met een grondgebruiksverklaring uit gebruik gegeven aan de heer E.

Artikel 9, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat de aanvraag oppervlakten na sluiting van de aanvraagperiode kan worden gewijzigd overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2419/2001, doch uiterlijk op de datum die voor de inzaai of overeenkomstig de raadsverordening is vastgesteld. Ingevolge artikel 9, vierde lid, van de Regeling kan, in geval er sprake is van een door LASER erkende kennelijke fout, de aanvraag ook na deze datum worden aangepast.

Er is sprake van een duidelijke vergissing in de zin van het werkdocument van de Europese Commissie nr. AGR 49533/2002, indien er een tegenstrijdigheid in de aanvraag zit die wijst op een vergissing en redelijkerwijs is uitgesloten dat ten tijde van de opgave deze conform uw bedoeling was. Er moet derhalve objectief vaststaan dat de gedane opgave kennelijk fout was.

Ik ben van mening dat in uw geval geen sprake is van een duidelijke vergissing. Uw aanvraag is als zodanig niet onlogisch, niet onvolledig noch inconsequent ingevuld. LASER behoefde derhalve geen gerede twijfel te hebben ten aanzien van hetgeen u met uw aanvraag beoogde.

(…)

Tot slot merk ik nog op dat de toegepaste sanctie rechtstreeks voortvloeit uit de Europese verordening. LASER heeft, behoudens de situatie van overmacht, niet de mogelijkheid hiervan af te wijken. Van overmacht is mij in uw situatie niet gebleken.”

4. Het standpunt van appellante

Appellante heeft in beroep aangevoerd niet met opzet een foute opgave te hebben gedaan. Zij heeft verwezen naar de brief van 23 december 2003 waarin zij had aangegeven per abuis 4.00 hectare maïs, die in bruikleen waren uitgegeven, teveel voor subsidie te hebben opgegeven.

Ter zitting heeft appellante verklaard dat bij het in bruikleen geven van het betreffende stuk grond een misverstand is ontstaan met de gebruiker, zijnde de heer E, waardoor zowel appellante als de heer E subsidie voor het betreffende stuk grond heeft aangevraagd. Nadat verweerder appellante bij brief van 9 december 2003 had medegedeeld dat voor 4.00 hectare maïs dubbele premie was aangevraagd, heeft appellante verzocht de aanvraag in te mogen trekken.

Tot slot heeft appellante verklaard dat de steunaanvraag voor de agrariër complex is en dat de door verweerder opgelegde sanctie niet in verhouding staat met de overtreding die zij heeft begaan.

5. De beoordeling van het geschil

In geschil is of verweerder de gevraagde akkerbouwpremie terecht heeft geweigerd. Het College beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt hiertoe als volgt.

Bij brief van 23 december 2003 heeft appellante verzocht een oppervlakte van 4 hectare van de aangevraagde oppervlakte van 6 hectare maïs in te mogen trekken. Intrekking is, gelet op artikel 9, vijfde lid van de Regeling, echter niet meer mogelijk. Appellante heeft voornoemd verzoek tot intrekking eerst gedaan na een administratieve controle door verweerder waarbij onregelmatigheden in de aanvraag oppervlakten waren geconstateerd, hetgeen aan appellante bij brief van 9 december 2003 was medegedeeld.

Verweerder stelt zich voorts op goede gronden op het standpunt dat aan het bezwaar van appellante slechts tegemoet kan worden gekomen en dus uitsluitend alsnog maïspremie kan worden toegekend, indien appellante bij haar Aanvraag oppervlakten in 2002 een kennelijke fout heeft gemaakt. Uitsluitend in dat geval is ingevolge het bepaalde in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 en artikel 9, vierde lid van de Regeling ook na afloop van de uiterste datum voor indiening van een aanvraag een wijziging daarvan mogelijk. Deze dwingendrechtelijke bepalingen staan er aan in de weg dat verweerder na deze datum op andere gronden wijziging van een aanvraag accepteert.

Naar vaste rechtspraak van het College kan verweerder het beleid voeren dat aan de hand van de door de Europese Commissie gegeven richtsnoeren in het werkdocument nr. AGR 49533/2001 slechts wordt aangenomen dat sprake is van een kennelijke fout in de zin van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 indien objectief vaststaat dat de opgave kennelijk fout was, hetgeen eigenlijk uitsluitend het geval is wanneer uit de aanvraag oppervlakten zelf blijkt dat de gedane opgave niet juist kan zijn.

Naar het oordeel van het College heeft verweerder in het onderhavige geval kunnen oordelen dat geen sprake is van een kennelijke fout in voornoemde zin. Appellantes aanvraag was immers niet onlogisch of onbegrijpelijk ingevuld, zodat er bij verweerder geen gerede twijfel behoefde te bestaan over hetgeen appellante met haar aanvraag beoogde.

Met betrekking tot appellantes betoog dat haar niets te verwijten valt, merkt het College op dat appellante, door grond aan een derde in bruikleen te geven en zelf subsidie voor die grond aan te vragen, wel degelijk verantwoordelijk is voor de ontstane situatie. Dat appellante stelt niet opzettelijk te hebben gehandeld, doet daaraan niet af.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.

Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Vazquez Muñoz als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2005.

w.g. W.E. Doolaard w.g. M.H. Vazquez Muñoz