ECLI:NL:CBB:2005:AU1460
public
2015-11-12T16:05:34
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AU1460
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2005-06-30
AWB 05/416
Voorlopige voorziening
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2005:AU1460
public
2013-04-04T22:36:15
2005-08-24
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2005:AU1460 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 30-06-2005 / AWB 05/416

Wet toezicht effectenverkeer 1995

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Enkelvoudige kamer voor spoedeisende zaken

AWB 05/416 30 juni 2005

21500 Wet toezicht effectenverkeer 1995

Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak van:

1. de vennootschap naar het recht van Luxemburg Franklin Templeton Investment Funds, te Luxemburg (Groot Hertogdom van Luxemburg),

2. de vennootschap naar het recht van de staat Maryland Franklin Mutual Series Fund Inc., te Short Hills (Verenigde Staten van Amerika),

3. de vennootschap naar het recht van de staat Massachusetts Franklin Templeton Variable Insurance Products Trust, te San Mateo (Verenigde Staten van Amerika),

4. de vennootschap naar het recht van Canada Mutual Discovery Fund, te Toronto (Canada),

verzoeksters,

gemachtigden van verzoeksters: mr. A.A.H.J. Huizing en mr. J. Mouthaan, advocaten te Amsterdam,

tegen

de Autoriteit Financiële Markten, te Amsterdam, verweerster (hierna: AFM),

gemachtigde: mr. H.J. Sachse, advocaat te Amsterdam.

Waaraan voorts als partij deelnemen:

Bergson Holdings N.V., te Curaçao (hierna: Bergson),

gemachtigden: mr. D.C. Meerburg, mr. H.J. de Kluiver en mr. C.J.C. de Brauw, advocaten te Amsterdam,

Hunter Douglas N.V., te Curaçao (hierna: Hunter Douglas),

gemachtigde: mr. P.D. Olden, advocaat te Amsterdam.

1. Procesverloop

Op 20 juni 2005 heeft het College van verzoeksters een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen (-) de, naar verzoeksters stellen, goedkeuring door AFM van de proportionele aanvaardingssystematiek inzake het voorgenomen tenderbod door Bergson in het aandelenkapitaal van Hunter Douglas, zoals deze goedkeuring blijkt uit een gezamenlijk persbericht van 1 juni 2005 van Hunter Douglas en Bergson en is vervat in een brief van AFM van 26 mei 2005, alsmede tegen (-) een schrijven van 13 juni 2005 van AFM aan verzoeksters, waarin AFM heeft meegedeeld dat zij geen gronden aanwezig acht actie te ondernemen in verband met een voorgenomen tenderbod door Bergson.

Tevens hebben verzoeksters zich bij faxbericht van 20 juni 2005 tot de voorzieningenrechter van het College gewend. Hierbij hebben verzoeksters de voorzieningenrechter van het College onder meer verzocht, bij wege van voorlopige voorziening, de hiervoor genoemde, naar verzoeksters stellen, besluiten, te schorsen, en te bepalen dat AFM overgaat tot het treffen van maatregelen ten aanzien van Hunter Douglas en Bergson op grond van artikel

28 Wte.

Het College heeft het beroep van appellanten, hier: verzoeksters, behandeld ter zitting van 28 juni 2005.

2. De grondslag van het geschil en standpunten van partijen

Voor de grondslag van het geschil en de standpunten van partijen kan worden verwezen naar het daaromtrent gestelde in de aan partijen bekende uitspraak van het College van heden, 30 juni 2005, 15.30 uur, gegeven op het beroep van verzoeksters (appellanten in dat beroep), geregistreerd onder het nummer AWB 05/415.

3. De beoordeling van het verzoek

3.1 Ingevolge artikel 8:81 Awb juncto artikel 19, eerste lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie kan, indien tegen een besluit, voorzover thans van belang, beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van het College op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

3.2 De voorzieningenrechter constateert dat het College bij uitspraak van heden op het connexe beroep van appellanten (hier verzoeksters) heeft beslist. Hun verzoek om voorlopige voorziening is deswege zonder voorwerp geraakt. Mitsdien moet het worden afgewezen. Aldus zal worden beslist.

3.3 De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 Awb.

4. De beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.

Aldus gewezen door mr. R.R. Winter, in tegenwoordigheid van mr. I.K. Rapmund, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2005.

w.g. R.R. Winter w.g. I.K. Rapmund