ECLI:NL:CBB:2005:AU1633
public
2015-11-12T12:21:13
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AU1633
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2005-08-09
AWB 04/687
Eerste aanleg - enkelvoudig
Eerste en enige aanleg
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2005:AU1633
public
2013-04-04T22:36:44
2005-08-29
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2005:AU1633 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 09-08-2005 / AWB 04/687

Kaderwet EZ-subsidies

Besluit subsidies energieprogramma's

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Vijfde enkelvoudige kamer

AWB 04/687 9 augustus 2005

27314 Kaderwet EZ-subsidies

Besluit subsidies energieprogramma's

Uitspraak in de zaak van:

Universiteit Twente, te Enschede, appellante,

gemachtigde: prof.dr.ir. J.A.M. Kuipers, werkzaam bij de faculteit Technische Natuurwetenschappen van appellante,

tegen

Minister van Economische Zaken, verweerder,

gemachtigde: mr. drs. R.F. Jassies, werkzaam bij verweerders agentschap SenterNovem.

1. De procedure

Appellante heeft bij brief van 16 augustus 2004, bij het College binnengekomen op 17 augustus 2004, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 9 juli 2004.

Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante gericht tegen het besluit tot subsidievaststelling op grond van het Besluit subsidies energieprogramma's (Stb. 1997, 623).

Bij brief van 14 oktober 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.

Op 21 juli 2005 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij de gemachtigden van partijen zijn verschenen.

2. De grondslag van het geschil

Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Bij formulier gedagtekend 28 september 2000 heeft appellante subsidie aangevraagd voor het onderzoeks- of ontwikkelingsproject "Proof of principle van gepulste reformings reactor" (hierna: project).

- Bij besluit van 6 oktober 2000 heeft verweerder voor het project subsidie verleend.

- Op 30 september 2003 heeft appellante een verzoek tot vaststelling van de subsidie op € 156.100,39 opgemaakt.

- Op 28 november 2003 heeft KPMG Accountants N.V. inzake de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een accountantsverklaring afgegeven.

- Op 12 december 2003 heeft appellante het vaststellingsformulier en bijbehorende accountantsverklaring bij verweerder ingediend en nog niet vergoede kosten ter hoogte van € 31.347,58 gedeclareerd.

- Bij brief van 13 januari 2004 heeft verweerder appellante verzocht bepaalde bij de vaststellingsaanvraag aangeleverde gegevens nader toe te lichten en erop gewezen dat indien appellante de aanvullende gegevens niet uiterlijk 3 februari 2004 aanlevert, een beslissing zal worden genomen op basis van de beschikbare gegevens.

- Bij besluit van 1 april 2004 heeft verweerder het definitieve subsidiebedrag vastgesteld op € 107.541,00 en appellante verzocht het bedrag van € 17.339,31 aan onverschuldigd betaalde voorschotten terug te betalen.

- Bij brief van 28 april 2004 heeft appellante hiertegen bezwaar gemaakt en de door verweerder gevraagde toelichting en specificaties aangeleverd.

- Appellante heeft afgezien van een hoorzitting.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaart en daartoe onder meer het volgende overwogen.

Appellante heeft binnen de genoemde termijn geen nadere specificatie van de gevraagde gegevens verstrekt. Dit leidde ertoe dat de vaststellingsbeschikking genomen werd op basis van de op dat moment beschikbare gegevens, als gevolg waarvan een aantal kostenposten als niet subsidiabel is aanmerkt. De naderhand verstrekte informatie kan niet meer worden meegewogen. De informatie was reeds voorhanden of had voorhanden moeten zijn ten tijde van het indienen van het vaststellingsverzoek. De bezwaarprocedure is niet bestemd voor het oprekken van termijnen voor het aanleveren van de benodigde informatie. Dat er communicatiestoornissen zouden zijn geweest tussen de betrokken faculteiten doet niet af aan de verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger om op tijd een compleet en onderbouwd vaststellingsverzoek in te dienen.

4. Het standpunt van appellante

Appellante heeft als verontschuldiging voor de late aanlevering van de informatie aangevoerd dat het project gaande de uitvoering is overgedragen naar een andere faculteit en dat hierbij communicatieproblemen zijn opgetreden. Appellante meent dat verweerder van de door appellante alsnog aangereikte informatie kennis had moeten nemen.

5. De beoordeling van het geschil

5.1 In geschil is of verweerder bij het bestreden besluit terecht de in bezwaar aangeleverde specificatie en onderbouwing van het verzoek tot vaststelling van de subsidie buiten beschouwing heeft gelaten.

Ingevolge artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vindt, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging plaats. Het heroverwegingskarakter van de bezwaarprocedure brengt met zich mee dat daarbij in beginsel de op dat moment bekende relevante feiten en omstandigheden moeten worden betrokken. Bij het bestreden besluit dient derhalve in beginsel te worden uitgegaan van de situatie ten tijde van het bezwaar.

Dit in aanmerking nemende is het College van oordeel dat verweerder in dit geval de door appellante in bezwaar verstrekte aanvullende informatie had moeten meewegen bij zijn beslissing op bezwaar. Niet is gebleken dat in verband met het verzoek tot vaststelling van de subsidie een fatale termijn of vaste peildatum gold of dat anderszins belemmeringen zouden bestaan de informatie die in de bezwaarfase door appellante is verstrekt alsnog in aanmerking te nemen. Het door verweerder ter zitting genoemde belang van een tijdige en ordelijke administratieve afhandeling van het vaststellingsverzoek is in ieder geval zonder nadere concretisering naar het oordeel van het College onvoldoende grond om de met het bezwaarschrift verstrekte informatie buiten beschouwing te mogen laten.

5.2 Uit het vorenoverwogene volgt dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit wordt vernietigd. Verweerder wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.

Nu niet is gebleken van kosten die daarvoor in aanmerking komen bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. De beslissing

Het College

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;

- bepaalt dat de Staat der Nederlanden aan appellante het door haar betaalde griffierecht, te weten € 273,00 vergoedt.

Aldus gewezen door mr. M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van mr. A. Graefe als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2005.

w.g. M.A. Fierstra w.g. A. Graefe