ECLI:NL:CBB:2005:AU2848
public
2015-11-11T02:34:13
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AU2848
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2005-08-30
AWB 04/934
Eerste aanleg - meervoudig
Eerste en enige aanleg
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2005:AU2848
public
2013-04-04T22:40:32
2005-09-19
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2005:AU2848 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 30-08-2005 / AWB 04/934

Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees

College van Beroep voor het bedrijfsleven

No. AWB 04/934 30 augustus 2005

20312 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees

Uitspraak in de zaak van:

A en B, te X, handelend in maatschapsverband, appellanten van een tuchtbeschikking van 5 oktober 2004 van het Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees, kamer primaire sector (hierna: tuchtgerecht).

1. De procedure

Bij uitspraak met kenmerk TPVV 32/2004 van 5 oktober 2004 heeft het tuchtgerecht aan appellanten een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Bij brief van 12 november 2004, ingekomen ter griffie op 16 november 2004, hebben appellanten beroep ingesteld tegen die tuchtbeslissing.

De secretaris van het tuchtgerecht heeft bij brief van 13 deember 2004 de stukken aan het College doen toekomen.

Het College heeft de zaak behandeld ter zitting van 19 juli 2005, alwaar A is verschenen namens appellanten. Ter zitting zijn inlichtingen verstrekt door mr. R.B.R. Henke, werkzaam bij het gemeenschappelijk secretariaat van de Productschappen Vee, Vlees en Eieren (hierna: het Productschap).

2. De bestreden tuchtbeslissing

Bij de bestreden tuchtbeslissing heeft het tuchtgerecht bewezen verklaard dat appellanten van de in de periode van 3 juni 2003 tot en met 16 december 2003 op hun bedrijf opgelegde 1920 vleesvarkens tenminste 699 vleesvarkens niet hebben laten vaccineren tegen de ziekte van Aujeszky, hetgeen overtreding oplevert van:

- artikel 2, eerste en derde lid, van de Verordening bestrijding ziekte van Aujeszky 2002 (hierna: de Verordening) en artikel 3 van het Besluit vaststelling entschema Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky 2002 (hierna: het Besluit);

- artikel 3, eerste en derde lid, van de Verordening.

Wegens deze overtredingen is appellanten als maatregel een geldboete van € 760,-- opgelegd. Bij de bepaling van de hoogte van de boete heeft het tuchtgerecht rekening gehouden met de omvang van het bedrijf, het aantal niet geënte vleesvarkens en de aldus bespaarde kosten. Tevens heeft het tuchtgerecht meegewogen dat de betrokkenen ten aanzien van de ernst van de overtreding een enigszins laconieke houding hebben laten blijken.

3. De beoordeling van het beroep

3.1 Appellanten hebben het bewezenverklaarde feit van het achterwege laten van de vaccinaties niet betwist en ook voor het College staat vast dat het tuchtgerecht terecht tot de bewezenverklaring van overtreding van artikel 2, eerste en derde lid, van de Verordening juncto artikel 3 van het Besluit is gekomen.

Indien varkens niet worden gevaccineerd, beschikt de betreffende varkenshouder niet over vaccinatiebonnen die hij zou kunnen opsturen. Hieruit volgt dat het tuchtgerecht ten onrechte bewezen heeft verklaard dat appellanten na de vaccinaties die bonnen niet tijdig aan de Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren heeft gezonden, zodat appellanten van overtreding van artikel 3, eerste en derde lid, van de Verordening moeten worden vrijgesproken.

De uitspraak van het tuchtgerecht dient in zoverre te worden vernietigd.

3.2 Appellanten stellen zich op het standpunt dat de boete te hoog is in verhouding tot de ernst van de overtreding. Daartoe voeren zij aan dat zij vanwege de door hen op hun bedrijf getroffen maatregelen als één van de voorlopers in de vermeerderingssector op 10 december 1996 het Aujeszky-vrij Certificaat hebben ontvangen en hen mitsdien ten onrechte een laconieke houding ten aanzien van de entplicht wordt verweten. Daarnaast valt niet in te zien dat de gevaarzetting van hun bedrijf groter is dan bij de bedrijven die een ontheffing van de entplicht hebben gekregen. Voorts heeft het bedrijf extra kosten moeten maken om de opschorting van het Aujeszky-vrij Certificaat te doen beëindigen en zijn daartoe alle varkens op het bedrijf opnieuw geënt, zodat er geen sprake van een besparing door het niet enten is geweest. Bovendien gaat het in de varkenshouderij momenteel financieel slecht.

3.3 Op grond van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie en de Verordening kan voor overtreding van de Verordening een boete van maximaal € 4500,-- worden opgelegd. Op grond van de ten tijde van belang kennelijk door het tuchtgerecht gehanteerde richtsnoeren gold voor overtreding van artikel 2 van de Verordening een boete variërend tussen

€ 0,57 en € 0,68 per niet gevaccineerd varken. Deze bedragen zijn gerelateerd aan de besparing als gevolg van het achterwege laten van de vaccinatie. Het aldus verkregen bedrag wordt vermenigvuldigd met een factor 2, teneinde het bestraffende karakter te onderstrepen.

3.4 Het tuchtgerecht heeft een geldboete opgelegd van € 760,--. Het College acht deze boete, die afgerond naar beneden iets lager uitkomt dan de minimale boete van € 0,57 per niet gevaccineerd varken en vermenigvuldigd met de factor 2, gezien de ernst en de omvang van de overtreding passend en geboden. Kennelijk heeft het tuchtgerecht de overtreding van artikel 3, eerste en derde lid, van de Verordening niet meegewogen bij de strafmaat en ook het College ziet hiertoe geen aanleiding, gezien de vrijspraak van deze overtreding. In de door appellanten genoemde omstandigheden ziet het College geen reden voor verlaging van de boete.

Mitsdien wordt als volgt beslist.

4. De beslissing

Het College

- verklaart het beroep gegrond voor zover betrekking hebbend op overtreding van artikel 3, eerste en derde lid, van de

Verordening bestrijding ziekte van Aujeszky 2002;

- vernietigt de uitspraak van het tuchtgerecht van 5 oktober 2004 voor zover daarin bewezen is verklaard de overtreding van

artikel 3, eerste en derde lid, van de Verordening bestrijding ziekte van Aujeszky 2002;

- verklaart dat deze uitspraak met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in zoverre in

de plaats treedt van het vernietigde deel van de tuchtuitspraak van 5 oktober 2004;

- verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H.C. Cusell, mr. F. Stuurop en mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir, in tegenwoordigheid van mr. I.K. Rapmund, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2005.

w.g. H.C. Cusell w.g. I.K. Rapmund