ECLI:NL:CBB:2005:AU5155
public
2015-11-12T10:22:02
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AU5155
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2005-10-18
AWB 04/598
Eerste aanleg - meervoudig
Proceskostenveroordeling
NL
Bestuursrecht
Algemene wet bestuursrecht 3:2
Besluit subsidies energieprogramma's 1
Besluit subsidies energieprogramma's 2
Besluit subsidies energieprogramma's 4
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2005:AU5155
public
2013-04-04T22:47:59
2005-10-28
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2005:AU5155 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 18-10-2005 / AWB 04/598

Kaderwet EZ-subsidies

Besluit subsidies energieprogramma's

College van Beroep voor het bedrijfsleven

AWB 04/598 18 oktober 2005

27314 Kaderwet EZ-subsidies

Besluit subsidies energieprogramma's

Uitspraak in de zaak van:

Dubotechniek B.V., te Zaltbommel, appellante,

gemachtigde: ir. F.T.P. de Vries, werkzaam bij Advries subsidie-advies, te Stiphout,

tegen

de Minister van Economische Zaken, verweerder,

gemachtigde: mr. M.W. Schilperoort, werkzaam bij SenterNovem.

1. De procedure

Appellante heeft bij brief van 12 juli 2004, bij het College ingekomen op 14 juli 2004, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 3 juni 2004.

Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag om verlening van subsidie op grond van het Besluit subsidies energieprogramma's.

Bij brief van 14 september 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.

Bij brief van 17 augustus 2005 heeft verweerder nadere stukken overgelegd.

Op 6 september 2005 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij de gemachtigden van partijen zijn verschenen. Aan de zijde van appellante is tevens verschenen A, directeur van appellante.

2. De grondslag van het geschil

2.1 In het Besluit subsidies energieprogramma's (hierna: BSE) is onder meer het volgende bepaald:

"Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

(…)

g. kennisoverdrachtproject: een samenhangend geheel van activiteiten, gericht op het overdragen van kennis en informatie aan een bestaande doelgroep;

(…)

Artikel 2

1. Onze Minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan degene die in Nederland een project uitvoert, dat past in een energieprogramma en naar het oordeel van Onze Minister het beste bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van het programma.

2. Onze Minister stelt bij ministeriële regeling de energieprogramma's vast. Een energieprogramma bevat een beschrijving van met elkaar samenhangende doelstellingen en soorten projecten, gericht op het bereiken van energiebesparing, de inzet van duurzame energie of de toepassing van energietechnieken die tot een geringere belasting van het milieu leiden.

(…)

Artikel 4

1. Als projectkosten worden uitsluitend in aanmerking genomen:

a. de volgende rechtstreeks aan het project toe te rekenen en door de subsidie-ontvanger in de bij de subsidieverlening vermelde periode gemaakte en betaalde kosten:

1°. loonkosten (…)

2°. kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen (…)

3°. de kosten van aanschaf van machines en apparatuur (…)

4°. aan derden verschuldigde kosten ter zake van door hen verleende diensten en ter zake van de verwerving van kennis en intellectuele eigendomsrechten alsmede ter zake van de bescherming van die rechten (…)

5°. reis- en verblijfkosten (…)

b. een opslag voor algemene kosten (…)

(…)"

Op grond van artikel 2, tweede lid, BSE is vastgesteld de Uitvoeringsregeling BSE-2003 duurzame energie (hierna: Uitvoeringsregeling), waarin onder meer het volgende is bepaald:

"Artikel 2

1. Als energieprogramma als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Besluit subsidies energieprogramma's, wordt vastgesteld het energieprogramma opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage.

(…)"

De in artikel 1 van de Uitvoeringsregeling bedoelde bijlage (hierna: Bijlage) luidt onder meer als volgt:

"B. Beoordeling

1. Aanvragen die niet voldoen aan het Besluit subsidies energieprogramma's en het gestelde in onderdeel A van dit programma, worden door de minister afgewezen.

2. Aanvragen betreffende haalbaarheids- en kennisoverdrachtprojecten, die voldoen aan de voorschriften van het Besluit subsidies energieprogramma's en het gestelde in onderdeel A van dit programma, worden door de minister getoetst aan de voorwaarden van onderdeel C van dit programma.

(…)

C. Voorwaarden

Geen subsidie wordt verstrekt:

(…)

4. indien een kennisoverdrachtproject niet gericht is op het overdragen van kennis en informatie inzake de toepassing van technologieën op het gebied van duurzame energie aan een doelgroep met bijzondere betrokkenheid bij het onderwerp van de kennisoverdracht, op een wijze die aansluit bij de doelgroep van de over te dragen kennis;

(…)

Toelichting

(…)

Ad 4. Een kennisoverdrachtproject is een samenhangend geheel van activiteiten gericht op het overdragen van kennis en informatie op het terrein van duurzame energie. Het gaat in het kader van dit programma om projecten waarbij bepaalde doelgroepen met een bijzondere betrokkenheid bij het onderwerp van de kennisoverdracht systematisch worden gewezen op de concrete mogelijkheden van de toepassing van technologieën op het gebied van duurzame energie aan de hand van voorbeelden en methodieken. Het moet gaan om daadwerkelijk en actief overdragen van informatie. Hierbij kan worden gedacht aan het organiseren van voorlichtingsdagen, workshops, presentaties, cursussen en dergelijke. Het enkel genereren van kennis of ter beschikking stellen van informatie is niet voldoende om voor een subsidie in aanmerking te komen.

(…)"

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Bij daartoe bestemd formulier, gedagtekend 11 september 2003, heeft appellante subsidie aangevraagd voor het project "Dubo Trade Centre" op grond van het in de Bijlage bij de Uitvoeringsregeling opgenomen programma duurzame energie. Blijkens de projectbeschrijving is het Dubo Trade Centre een voorlichtings- en kenniscentrum, waar de marktpartijen die voorop lopen bij de ontwikkeling en toepassing van duurzame energiesystemen, worden bijeenbracht en waar zij hun kennis en producten aan belangstellenden presenteren. Daarnaast zullen lezingen worden georganiseerd en zal informatiemateriaal worden uitgegeven. Doel van het project is het bevorderen van afzet, innovatie en kennis van duurzame energiesystemen.

- Bij brief van 19 september 2003 heeft verweerder appellante verzocht ontbrekende gegevens te leveren.

- Bij besluit van 24 december 2003 heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag op de grond dat de eigenlijke kennisoverdracht een beperkt deel is van het totale project en dat het project daarom niet voldoet aan de eisen van artikel 1, aanhef en onderdeel g, BSE.

- Bij brief van 5 februari 2004 heeft appellante hiertegen bezwaar gemaakt.

- Op 16 maart 2004 is appellante gehoord.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard en hiertoe onder meer het volgende overwogen. Het gehele project is qua aard en karakter geen kennisoverdrachtproject als bedoeld in het BSE en de Uitvoeringsregeling. De door appellante in haar aanvraag omschreven activiteiten betreffen voornamelijk verbouwings- en inrichtingsactiviteiten en zijn niet gericht op daadwerkelijk en actief overdragen van informatie in een nader omschreven kennisoverdrachtproject. Het accent van de aanvraag van appellante ligt op de opstartfase, waarbij het gaat om aanpassingen aan het gebouw en de inrichting. Meer dan 75% van de projectkosten heeft betrekking op het huren, inrichten en openen van een bedrijfsruimte ten behoeve van een doorlopende (commerciële) activiteit.

Dat er summiere kosten zijn die mogelijk met kennisoverdracht te maken hebben, betekent niet dat deze kosten subsidiabel zijn, omdat immers het gehele project zoals in de aanvraag omschreven, geen kennisoverdrachtproject betreft. De daadwerkelijke kennisoverdracht - vergelijkbaar met een workshop, voorlichtingsdag e.d. - is in de aanvraag onvoldoende beschreven. Verweerder ziet zich niet gehouden aan het verbeteren van een aanvraag mee te werken.

De vergelijking die appellante heeft gemaakt met de in het verleden gehonoreerde aanvraag van de Stichting Dubotechniek, acht verweerder onjuist. Verweerder overweegt hiertoe dat de verschillende aanvragen andere elementen bevatten en andere accenten leggen. De aanvragen zijn in verschillende jaren ingediend en zijn derhalve onderworpen aan verschillende uitvoeringsprogramma's en toetsingskaders.

4. Het standpunt van appellante

Appellante heeft in beroep het volgende aangevoerd.

Het Dubo Trade Centre betreft zowel door de functie van centrum waar men duurzame energietechniek kan 'zien en voelen' (dat is de kern van de voorlichting) als door de functie van centrum waar georganiseerde ontvangsten, cursussen, workshops een project gericht op kennisoverdracht. Belangrijk onderdeel van kennisoverdracht is de praktijk die in het centrum is ingericht. De huur en inrichtingskosten zijn noodzakelijk voor deze vorm van kennisoverdracht en zijn daarom aan te merken als voorlichtingskosten. Bovendien zijn volgens appellante op grond van het BSE ook voorbereidingskosten subsidiabel. Appellante acht de afwijzing van de aanvraag dan ook onjuist.

Appellante meent voorts dat sprake is van rechtsongelijkheid. De initiatiefnemers van appellante zijn ook betrokken geweest bij de oprichting van de Stichting Dubotechniek, een soortgelijk voorlichtingscentrum dat wel subsidie heeft ontvangen. Het argument van verweerder dat de vigerende aanvraag onder een andere uitvoeringsregeling valt, acht appellante kunstmatig. Bepalend zou moeten zijn dat de twee initiatieven veel overeenkomsten vertonen.

5. De beoordeling van het geschil

5.1 Hetgeen partijen verdeeld houdt, stelt het College voor de vraag of verweerder op juiste gronden heeft beslist dat het onderhavige project niet is aan te merken als een kennisoverdrachtproject in de zin van artikel 1, aanhef en onderdeel g, BSE, gelezen in samenhang met het in de Bijlage bij de Uitvoeringsregeling opgenomen Programma duurzame energie.

Een kennisoverdrachtproject in de zin van artikel 1, aanhef en onder g, BSE komt voor subsidie op grond van de Uitvoeringsregeling in aanmerking, indien het betreft een samenhangend geheel van activiteiten gericht op het overdragen van kennis en informatie op het terrein van duurzame energie, waarbij bepaalde doelgroepen systematisch worden gewezen op concrete mogelijkheden van de toepassing van technologieën aan de hand van voorbeelden en methodieken.

Appellante heeft het project in haar aanvraag omschreven als: voorbereiding, inrichting, opening en exploitatie van het Dubo Trade Centre in 2004. In het Dubo Trade Centre wordt vooral apparatuur op het gebied van duurzame energie in werking opgesteld, zodat bezoekers kunnen zien hoe deze apparaten werken. Ook is personeel aanwezig, dat uitleg over de opgestelde apparaten kan geven. Daarnaast zullen lezingen worden georganiseerd.

Het College stelt vast dat niet in geschil is dat appellante met de exploitatie van het Dubo Trade Centre activiteiten onderneemt die betrekking hebben op duurzame energie. De vraag is dan of die exploitatie gekwalificeerd kan worden als een project dat valt onder de definitie van artikel 1, aanhef en onder g, BSE en voldoet aan de eisen die de Uitvoeringsregeling stelt. Het College beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.

Het project waarvoor subsidie is gevraagd, ziet niet alleen op de verbouwing en inrichting van een bedrijfsruimte, maar tevens op het opzetten van een speciaal voorlichtingscentrum waar daadwerkelijk kennis wordt overgedragen door middel van demonstratie van apparatuur, alsmede van verschillende toepassingsmogelijkheden van die apparatuur in samenhang met (de mogelijkheid van) toelichting door een voorlichter. Deze kennisoverdracht is, gezien de apparatuur en de wijze van informatieverstrekking, gericht op een specifieke professionele doelgroep. Welke de (subsidiabele) kosten van het project zijn, is bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een kennisoverdrachtproject als bedoeld in het BSE en de Uitvoeringsregeling, niet van belang.

Hoewel de aanvraag van appellante, wat betreft de omschrijving en de activiteiten van het project, beknopt was, bood de subsidieaanvraag naar het oordeel van het College voldoende houvast om tot een juiste beoordeling van het project te kunnen komen. Daar komt bij dat appellante in haar projectbeschrijving onder het kopje 'beschikbare informatie' expliciet heeft verwezen naar een eerder soortgelijk project dat door verweerder op grond van zijn aard vergelijkbare regeling is gesubsidieerd. Voor zover voor verweerder de inhoud van de subsidieaanvraag onvoldoende duidelijk mocht zijn geweest, dan had het in verband met het in artikel 3:2 Awb neergelegde beginsel, dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen vergaart op de weg van verweerder gelegen appellante om nadere informatie te vragen.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder artikel 1, aanhef en onderdeel g, BSE in samenhang met de Uitvoeringsregeling onjuist heeft toegepast. Het beroep is derhalve gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Verweerder dient opnieuw op de bezwaren van appellante te beslissen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.

5.2 Met het oog op de door verweerder te nemen beslissing overweegt het College als volgt.

In artikel 4, eerste lid, BSE is ten aanzien van de subsidiabele projectkosten onder meer bepaald dat het moet gaan om rechtstreeks aan het project tot te rekenen kosten, die deel uit maken van één van de daar vermelde kostencategorieën. Naar het oordeel van het College sluit deze bepaling niet uit dat ook voorbereidingskosten - daargelaten welke kosten in dit geval als zodanig kunnen worden gekwalificeerd - als subsidiabele projectkosten worden aangemerkt. Bepalend is of de kosten rechtstreeks (volledig of gedeeltelijk) zijn toe te rekenen aan het project en behoren tot de vermelde kostencategorieën.

Op de overige beroepsgronden van appellante behoeft in verband met het voorafgaande niet te worden ingegaan.

5.3 Verweerder wordt in de door appellante gemaakte proceskosten veroordeeld, waarbij met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht het gewicht van de zaak wordt bepaald op 1 en voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (het indienen van een beroepschrift, het verschijnen ter zitting) twee punten worden toegekend.

Derhalve wordt beslist als volgt.

6. De beslissing

Het College,

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;

- bepaalt dat de Staat der Nederlanden aan appellante het door haar betaalde griffierecht, te weten € 273,- (zegge:

tweehonderddrieenzeventig euro), vergoedt;

- veroordeelt verweerder in de door appellante gemaakte proceskosten, tot een bedrage van € 644,- (zegge:

zeshonderdvierenviertig euro), welke kosten de Staat der Nederlanden aan appellante moet vergoeden;

- wijst af het anders of meer gevorderde.

Aldus gewezen door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, mr. H.C. Cusell en M. van Duuren, in tegenwoordigheid van mr. A. Graefe als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2005.

w.g. A.J.C. de Moor-van Vugt w.g. A. Graefe