ECLI:NL:CBB:2006:AV3598
public
2015-11-10T14:48:06
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AV3598
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2006-02-22
AWB 04/1101
Eerste aanleg - enkelvoudig
Eerste en enige aanleg
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2006:AV3598
public
2013-04-04T23:15:20
2006-03-07
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2006:AV3598 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 22-02-2006 / AWB 04/1101

Regeling superheffing en melkpremie 2004

College van Beroep voor het bedrijfsleven

(zesde enkelvoudige kamer)

AWB 04/1101 22 februari 2006

10820 Regeling superheffing en melkpremie 2004

Uitspraak in de zaak van:

A en B, te X, appellanten,

gemachtigde: mr. Sj. Borger, werkzaam bij AVM Juristen te Drachten,

tegen

het Productschap Zuivel, verweerder,

gemachtigden: mr. A.C.R. Geelen en L.J. Koers, beiden werkzaam bij verweerder.

1. Het procesverloop

Bij besluit van 7 september 2004 heeft verweerder de door appellanten op grond van de Regeling superheffing en melkpremie 2004 ingediende aanvraag melkpremie 2004 afgewezen, omdat deze buiten de gestelde indieningstermijn door verweerder is ontvangen.

Bij besluit van 2 november 2004 heeft verweerder het hiertegen gericht bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 9 december 2004, bij het College binnengekomen op 10 december 2004, beroep ingesteld.

Bij brief van 11 januari 2005 hebben appellanten het beroep van gronden voorzien.

Op 10 maart 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2006. Appellanten en hun gemachtigde zijn hierbij, zoals voorafgaand bericht, niet verschenen en verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

2. De beoordeling van het geschil

2.1 Ingevolge artikel 2, tweede alinea, juncto artikel 1, onder g), van Verordening (EG) nr. 2237/2003 zijn voor het kalenderjaar 2004 onder meer de artikelen 13 en 48 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 van toepassing voor aanvragen voor de melkpremie en de extra betalingen zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 7, van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

Ingevolge artikel 13 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 wordt bij een termijnoverschrijding van meer dan 25 kalenderdagen, behoudens overmacht en buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 48, de aanvraag afgewezen.

2.2 Verweerder heeft bij het bestreden besluit van 2 november 2004 zijn afwijzing van de door appellanten ingediende aanvraag melkpremie 2004 wegens een overschrijding van de indieningstermijn met meer dan 25 kalenderdagen gehandhaafd.

2.3 Appellanten betwisten niet dat zij bij de indiening van hun aanvraag melkpremie 2004 de termijn met meer dan 25 kalenderdagen hebben overschreden. Zij zijn evenwel van mening dat sprake is van omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken.

Appellanten waren niet in staat hun administratie zelfstandig te voeren en hadden het beheer daarover volledig aan hun zwager uitbesteed. Deze zwager is in oktober 2002 ernstig ziek geworden en is eind april 2003 overleden. Na het overlijden van hun zwager hebben appellanten geruime tijd moeite gehad zich op hun bedrijfsvoering te concentreren en hebben daarbij niet in de eerste plaats aandacht besteed aan administratieve werkzaamheden. Pas eind augustus 2004 waren appellanten weer enigszins in staat de dagelijkse gang van zaken op hun bedrijf op te pakken en hebben zij de administratie ter hand genomen. Vervolgens is het aanvraagformulier melkpremie 2004 zo spoedig mogelijk bij verweerder ingediend.

2.4 Hetgeen appellanten tegen het bestreden besluit hebben aangevoerd, merkt het College aan als een beroep op overmacht en buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 48 van Verordening (EG) nr. 2419/2001. Alleen in het geval van een geslaagd beroep op dit artikel is er reden voor de conclusie dat verweerder de aanvraag niet had mogen afwijzen.

Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (zie onder meer het arrest van 11 juli 2002, Käserei Champignon Hofmeister GmbH & Co. KG, C-210/00, jurispr. 2002, blz. I-6453, rechtsoverweging 79) moet het begrip overmacht inzake landbouwverordeningen aldus worden uitgelegd dat het inhoudt dat zich abnormale en onvoorzienbare omstandigheden hebben voorgedaan, die vreemd zijn aan degene die zich erop beroept, en waarvan de gevolgen in weerwil van alle mogelijke voorzorgen niet hadden kunnen worden vermeden.

De door appellanten aangevoerde omstandigheden kunnen niet leiden tot een geslaagd beroep op overmacht of buitengewone omstandigheden. De zwager van appellanten is reeds in oktober 2002 ziek geworden en in april 2003 overleden, terwijl de aanvraag melkpremie 2004 pas op 15 mei 2004 - ruim één jaar na het overlijden van de zwager - moest zijn ingediend. Appellanten hadden dan ook tijdig maatregelen kunnen en moeten treffen. Dat zij de administratieve werkzaamheden lange tijd op hun beloop hebben gelaten, dient voor hun rekening en risico te blijven.

Gelet op het vorenstaande heeft verweerder de aanvraag melkpremie 2004 terecht afgewezen.

2.5 Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

2.6 Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

3. De beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gewezen door mr. E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Hoppener, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2006.

w.g. E.J.M. Heijs w.g. M.S. Hoppener