ECLI:NL:CBB:2006:AV5869
public
2015-11-10T13:04:38
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AV5869
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2006-03-08
AWB 05/259
Eerste aanleg - enkelvoudig
Eerste en enige aanleg
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2006:AV5869
public
2013-04-04T23:20:57
2006-03-20
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2006:AV5869 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 08-03-2006 / AWB 05/259

EG-steunverlening akkerbouwgewassen

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Zesde enkelvoudige kamer

AWB 05/259 8 maart 2006

5135 EG-steunverlening akkerbouwgewassen

Uitspraak in de zaak van:

A, te B, appellant,

tegen

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. F.S. Cooke, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.

1. De procedure

Appellant heeft bij brief, gedateerd 6 mei 2005, doch bij verweerder ontvangen op 8 april 2005 en na doorzending bij het College binnengekomen op 13 april 2005, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 16 maart 2005.

Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen verweerders besluit van 2 juli 2004, waarbij is besloten de aanvraag 2004 van appellant op grond van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen ( hierna: de Regeling) buiten behandeling te laten.

Bij brief van 6 juni 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.

Op 15 februari 2006 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellant in persoon is verschenen. Verweerder werd ter zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

2. De grondslag van het geschil

2.1 Artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen luidt voorzover hier van belang:

“1. Om in aanmerking te komen voor de toepassing van één of meer communautaire regelingen die onder deze verordening vallen, moet elk bedrijfshoofd voor elk jaar een steunaanvraag "oppervlakten" indienen, waarin worden vermeld:

- de percelen landbouwgrond, (…)

- in voorkomend geval, alle andere noodzakelijke gegevens, hetzij uit hoofde van de verordeningen inzake communautaire regelingen, hetzij op verzoek van de betrokken Lid-Staat.

(…)”

Artikel 7 van de Regeling luidt voorzover hier van belang:

“1. Voor een aanvraag oppervlakten of mededeling in het kader van deze Regeling maakt de producent gebruik van een door LASER vastgesteld formulier dat door de producent volledig en naar waarheid is ingevuld, ondertekend en gedagtekend.

2. Bij de indiening van een formulier, als bedoeld in het eerste lid, legt de producent alle bewijsstukken over ten aanzien waarvan zulks wordt verlangd ingevolge het betreffende formulier, dan wel ingevolge deze Regeling.

(…)”

Artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht ( hierna: Awb) luidt voorzover hier van belang:

“1. Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:

a. de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of

b. (…)

c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.

(…)

4. Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.”

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Appellant heeft op 13 mei 2004 door middel van het formulier Gecombineerde Opgave 2004 een aanvraag oppervlakten ingediend ter verkrijging van subsidie in het kader van de Regeling.

- Bij brief van 29 mei 2004 heeft verweerder appellant verzocht de aanvraag binnen veertien dagen aan te vullen met de originele bedrijfskaarten met daarop ingetekend alle door appellant opgegeven gewaspercelen. Hierbij is aangegeven dat de aanvraag niet in behandeling wordt genomen, indien essentiële gegevens ter beoordeling van de aanvraag ontbreken.

- Bij besluit van 2 juli 2004 heeft verweerder aan appellant meegedeeld dat de aanvraag niet in behandeling wordt genomen, omdat van de geboden gelegenheid om de aanvraag aan te vullen geen gebruik is gemaakt. Daardoor blijft de aanvraag onvolledig en is deze op essentiële onderdelen niet te beoordelen.

- Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 6 juli 2004 bezwaar gemaakt.

- Bij brief van 10 november 2004 heeft appellant verweerder alsnog de ontbrekende bedrijfskaarten toegezonden.

- Vervolgens heeft verweerder, onder mededeling dat op grond van artikel 7:3 van de Awb is afgezien van het horen van appellant, het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Hiertoe is, samengevat, het volgende overwogen.

De gevolgen van het indienen van een onvolledige aanvraag dienen, gelet op de eigen verantwoordelijkheid van de producent, voor rekening van de aanvrager te blijven.

Op het formulier Gecombineerde Opgave is aangegeven welke bewijsstukken moeten worden toegevoegd om de aanvraag te kunnen beoordelen. Bij brief van 29 mei 2004 is appellant op de onvolledigheid geattendeerd en is hem, conform artikel 4:5 van de Awb, de gelegenheid geboden de aanvraag alsnog binnen 14 dagen aan te vullen. Daarop is geen tijdige reactie ontvangen. Vervolgens is appellant, wederom conform artikel 4:5 van de Awb, binnen 4 weken meegedeeld dat de aanvraag buiten behandeling is gelaten.

4. Het standpunt van appellant

Appellant heeft ter ondersteuning van zijn beroep, samengevat, het volgende aangevoerd.

Appellant heeft direct gereageerd op verweerders brief van 29 mei 2004 door de ontbrekende bedrijfskaarten alsnog op 30 mei, per niet aangetekende brief, toe te zenden.

Uit verweerders besluit van 2 juli 2004 heeft appellant helaas moeten opmaken dat de kaarten nooit bij verweerder zijn aangekomen.

Daarop heeft appellant bij brief van 6 juli 2004 gereageerd, waarna hij bij brief van 19 november de, opnieuw aangevraagde, bedrijfskaarten alsnog heeft toegezonden.

Appellant betreurt dat de kaarten niet aangetekend zijn toegezonden. Hij acht het buiten behandeling laten van de aanvraag een wel erg zware straf, omdat verweerder ook niet zonder fouten werkt, gelet op het feit dat hem stukken uit het dossier van een derde zijn toegezonden.

5. De beoordeling van het geschil

5.1 Door appellant is niet bestreden dat de aanvraag oppervlakten zonder de bedrijfskaarten bij verweerder is ingediend. Evenmin is in geschil dat verweerder de kaarten niet heeft ontvangen binnen de termijn van veertien dagen genoemd in verweerders brief van 29 mei 2004.

5.2 Appellant heeft weliswaar gesteld dat hij de bedrijfskaarten binnen de gestelde termijn heeft opgestuurd, maar hij heeft niet aangetoond dat de bedrijfskaarten verweerder (tijdig) hebben bereikt. Het College ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat verweerder zijn beslissing om appellants aanvraag met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb niet te behandelen, in het bestreden besluit ten onrechte heeft gehandhaafd. Het alsnog overleggen van de bedrijfskaarten in de bezwaarfase, leidt niet tot een ander oordeel. De gevolgen van het niet tijdig overleggen van de vereiste bedrijfskaarten komen voor appellants risico. Het feit dat appellant meent dat hij wel erg zwaar bestraft wordt voor het niet aangetekend verzenden, nu hij de bedrijfskaarten door het verstrijken van de aanvraagperiode niet alsnog kan indienen, maakt dit niet anders.

5.3 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard. Het College vindt geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb.

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2006.

w.g. W.E. Doolaard w.g. F.W. du Marchie Sarvaas