ECLI:NL:CBB:2006:AX1521
public
2015-11-16T11:26:03
2013-04-04
Raad voor de Rechtspraak
AX1521
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2006-05-01
AWB 05/600
Eerste aanleg - enkelvoudig
Eerste en enige aanleg
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2006:AX1521
public
2013-04-04T23:56:13
2006-05-15
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2006:AX1521 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 01-05-2006 / AWB 05/600

Regeling dierlijke EG-premies

College van Beroep voor het bedrijfsleven

(zesde enkelvoudige kamer)

AWB 05/600 1 mei 2006

5125 Regeling dierlijke EG-premies

Uitspraak in de zaak van:

A, te X, appellant,

tegen

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. D. Özdemir, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.

1. De procedure

Appellant heeft bij brief van 10 augustus 2005, die op 19 augustus 2005 bij het College is binnengekomen, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 1 augustus 2005.

Bij dit besluit heeft verweerder beslist op de bezwaren van appellante tegen twee besluiten, waarbij is beslist op aanvragen op grond van de Regeling dierlijke EG-premies.

Op 21 september 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en het College de op de zaak betrekking hebbende stukken doen toekomen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2006. Hierbij hebben appellant in persoon en verweerder bij monde van zijn gemachtigde hun standpunten toegelicht.

2. De grondslag van het geschil

2.1 Artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van de het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad luidt, voorzover hier van belang, als volgt:

"1. Elke houder van dieren, met uitzondering van vervoerders:

- houdt een register bij,

- stelt, zodra het gecomputeriseerde gegevensbestand volledig operationeel is, de bevoegde autoriteit binnen een door de lidstaat vastgestelde termijn, die zich uitstrekt over drie tot zeven dagen, in kennis van alle verplaatsingen van en naar het bedrijf en van elke geboorte of sterfte van een dier op het bedrijf, samen met de data waarop een en ander heeft plaatsgevonden.

(…)

4. Het register wordt handmatig of door middel van een computer bijgehouden in een door de bevoegde autoriteit goedgekeurde vorm en moet te allen tijde en gedurende een door de bevoegde autoriteit vast te stellen periode van ten minste drie jaar ter beschikking worden gehouden van de bevoegde autoriteit, die op haar verzoek inzage krijgt."

In artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2629/97 van de Commissie van 29 december 1997, houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad inzake oormerken, bedrijfsregisters en paspoorten overeenkomstig de identificatie- en registratieregeling voor runderen was, ten tijde en voorzover hier van belang, het volgende bepaald:

"Het register bevat ten minste het volgende:

a) de meest recente gegevens als bedoeld in artikel 14, lid 3, punt C.1, eerste tot en met vierde streepje, van Richtlijn 64/432/EEG;

b) de datum waarop het dier op het bedrijf is doodgegaan;

c) in het geval van dieren die het bedrijf verlaten, de naam en het adres van de houder, met uitzondering van de vervoerder, of de identificatiecode van het bedrijf naar wie of waarnaar het dier is gebracht, en de datum van vertrek;

d) in het geval van dieren die op het bedrijf aankomen, de naam en het adres van de houder, met uitzondering van de vervoerder, of de identificatiecode van het bedrijf van wie of waarvan het dier is gekomen, en de datum van aankomst;

e) de naam en handtekening van de vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit die het register heeft gecontroleerd en de datum waarop de controle is verricht."

Verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie van 11 december 2001, houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen luidde, voorzover hier van belang, als volgt:

"Artikel 2 - Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(…)

s) "geconstateerd dier": een dier waarvoor aan alle in de voorschriften gestelde steuntoekenningsvoorwaarden in het kader van de betrokken regeling is voldaan;

(…)

Artikel 17 - Algemene beginselen

1. De controles ter plaatse worden onverwachts uitgevoerd. Zij mogen worden aangekondigd, doch slechts zolang van tevoren als strikt noodzakelijk is en voorzover het doel van de controle daardoor niet in gevaar komt. Behalve in behoorlijk gemotiveerde gevallen mag de aankondiging nooit meer dan

48 uur tevoren plaatsvinden.

(…)

3. De aanvraag (aanvragen) wordt (worden) afgewezen indien het bedrijfshoofd of zijn vertegenwoordiger een controle ter plaatse verhindert.

Artikel 25 - Onderdelen van de controles ter plaatse

1. De controles ter plaatse moeten betrekking hebben op alle dieren waarvoor op grond van de te controleren steunregelingen steunaanvragen zijn ingediend en, wat de steunregelingen voor rundvee betreft, ook op runderen waarvoor geen steunaanvraag is ingediend.

2. De controles ter plaatse omvatten in het bijzonder:

a) (…)

b) met betrekking tot de steunregelingen voor rundvee:

- (….)

- steekproefcontroles bij dieren waarvoor in de laatste twaalf maanden vóór de controle ter plaatse steunaanvragen zijn ingediend, om na te gaan of de gegevens van het gecomputeriseerde gegevensbestand overeenstemmen met die van het register;

(…)"

Artikel 36 - Berekeningsgrondslag

(…)

3. Wanneer het in een steunvraag aangegeven aantal dieren groter is dan het bij administratieve controles of controles ter plaatse geconstateerde aantal, wordt de steun, onverminderd de artikelen 38 en 39, berekend op basis van het geconstateerde aantal dieren.

Wanneer een bedrijfshoofd door overmacht of buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 48 zijn verplichting om de dieren aan te houden niet heeft kunnen nakomen, behoudt hij het recht op steun voor het aantal dieren dat hiervoor in aanmerking kwam op het tijdstip waarop de overmacht of de buitengewone omstandigheid is ingetreden.

4. Wanneer overtredingen van de identificatie- en registratieregeling voor runderen worden vastgesteld, gelden de volgende bepalingen:

(…)

b) wanneer het bij de vastgestelde onregelmatigheden gaat om foute vermeldingen in het register of de dierpaspoorten, wordt het betrokken dier slechts als niet geconstateerd beschouwd, wanneer deze fouten bij ten minste twee controles binnen een periode van 24 maanden worden geconstateerd. In alle overige gevallen worden de betrokken dieren reeds na de eerste ontdekking van een onregelmatigheid als niet geconstateerd beschouwd.

Het bepaalde in artikel 12 is van toepassing op de melding en het registreren van gegevens in het kader van de identificatie- en registratieregeling voor runderen.

Artikel 38 - Kortingen en uitsluitingen met betrekking tot runderen waarvoor

steun wordt aangevraagd

(…)

2. Wanneer ten aanzien van meer dan drie dieren onregelmatigheden worden vastgesteld, wordt het totaalbedrag van de steun waarop het bedr?fshoofd voor de betrokken premieperiode op grond van die regelingen aanspraak kan maken,

gekort:

(…)

Indien het overeenkomstig lid 3 bepaalde percentage groter is dan 20%, wordt het op grond van die regelingen toe te kennen steunbedrag waarop het bedr?fshoofd overeenkomstig artikel 36, lid 3, aanspraak zou kunnen maken, voor de betrokken premieperiode geweigerd.

(…)

3. Ter bepaling van de in de leden 1 en 2 bedoelde percentages wordt het totaal van de dieren waarvoor in de betrokken premieperiode op grond van alle steunregelingen voor rundvee steun wordt aangevraagd en ten aanzien waarvan onregelmatigheden worden vastgesteld, gedeeld door het totaal van alle in de betrokken premieperiode geconstateerde runderen.

(…)"

Artikel 49 - Terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen

1. In geval van een onverschuldigde betaling is het bedrijfshoofd verplicht het betrokken bedrag terug te betalen (…)"

In de Regeling dierlijke EG-premies (hierna: Regeling) was onder meer het volgende bepaald:

"Artikel 4.6

Premie wordt de producent slechts verstrekt ten behoeve van runderen die:

(…)

c. overeenkomstig de bepalingen gesteld bij en krachtens verordening 1760/2000 zijn geïdentificeerd en geregistreerd."

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak, voorzover hier van belang, de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Appellant heeft zich door middel van het toezenden van een door haar ingevuld deelnameformulier op 28 december 1999 opgegeven als deelnemer aan de slachtpremieregeling.

- In 2003 zijn namens appellant door het slachthuis op diverse data aanvragen voor slachtpremie ingediend.

- In 2004 zijn namens appellant door het slachthuis op diverse data aanvragen voor slachtpremie ingediend. Vóór 15 september 2004 betreft dit aanvragen voor de slacht van zeventien dieren en na 15 september 2004 aanvragen voor de slacht van vijf dieren.

- Bij besluit van 28 april 2004 heeft verweerder voor het jaar 2003 een slachtpremie van € 2.765,35 toegekend.

- Op 15 september 2004 is op het bedrijf van appellant een controle ter plaatse uitgevoerd. In de naar aanleiding van deze controle opgemaakte rapportage heeft de controleur bij punt 65 onder meer het volgende opgemerkt: " Het bedrijfsregister wordt bijgehouden via de geboortekaarten."

- Bij besluit van 13 januari 2005 heeft verweerder zijn besluit van 28 april 2004 herzien en appellants aanvraag voor 2003 alsnog afgewezen, omdat bij een controle afwijkingen zijn vastgesteld ten aanzien van het bedrijfsregister. Voorts is de uitbetaalde slachtpremie van € 2.765,35 teruggevorderd.

- Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 16 april 2005 bezwaar gemaakt.

- Bij besluit van 25 april 2005 heeft verweerder appellants aanvraag voor 2004 afgewezen, omdat onregelmatigheden zijn vastgesteld bij een controle ter plaatse. Voorts is een reeds uitgekeerd voorschotbedrag van € 912,00 teruggevorderd.

- Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 2 mei 2005, aangevuld bij brieven van 6 mei 2005 en 13 juni 2005, bezwaar gemaakt.

- Op 26 juli 2005 is appellant naar aanleiding van zijn bezwaren door verweerder gehoord.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellant tegen het besluit van 13 januari 2005 inzake de slachtpremie voor het jaar 2003 niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet binnen de wettelijke termijn van zes weken na bekendmaking van dat besluit bezwaar is gemaakt.

Bij het bestreden besluit heeft verweerder voorts het bezwaar van appellant tegen het besluit van 25 april 2005 inzake de slachtpremie voor het jaar 2004 ongegrond verklaard. Verweerder heeft hiertoe, samengevat, het volgende overwogen.

Om voor slachtpremie in aanmerking te komen, dient op grond van artikel 7, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000 elke houder van dieren, met uitzondering van vervoerders, een register bij te houden.

De registratie van runderen op het bedrijf van appellant ten tijde van de fysieke controle, het bewaren van geboortekaarten van op het bedrijf aanwezige runderen, voldeed niet aan het vereiste dat de in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2629/97 vermelde gegevens per rund in één oogopslag moeten kunnen worden verkregen. Vanwege het ontbreken van samenhang tussen de geboortekaarten kan geen overzicht worden verkregen van appellants veestapel en de aan- en afvoer. Er kan dan ook niet gesproken worden van een bedrijfsregister in de zin van genoemd artikel 8.

Wanneer een doeltreffende controle ter plaatse door het ontbreken van een bedrijfsregister niet kan worden verricht, moet ingevolge het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 13 december 2001 inzake C-131/00 (Nilsson) worden aangenomen dat door toedoen van de betreffende veeproducent de controle niet kan plaatsvinden. De aanvragen voor slachtpremie voor de zeventien runderen waarop de fysieke controle op het bedrijf van appellant van 15 september 2004 betrekking had, worden op grond van artikel 17, derde lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 afgewezen.

Ten aanzien van de vijf runderen waarvoor appellant in 2004 na de fysieke controle van 15 september 2004 slachtpremie heeft aangevraagd, is niet vastgesteld dat deze dieren ten tijde van de slacht niet vermeld stonden in het bedrijfsregister en deze runderen zijn dan ook op basis van artikel 2, onder s), van Verordening (EG) nr. 2419/2001 als geconstateerd aangemerkt. Het kortingspercentage is berekend over de vijf geconstateerde runderen.

Aangezien het totaal aantal geconstateerde afwijkingen groter is dan drie en het percentage afwijkingen groter is dan 20%, namelijk 17/5 * 100 = 340%, is op basis van artikel 38 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 de slachtpremie voor het jaar 2004 geweigerd.

4. Het standpunt van appellant

Appellant heeft ter onderbouwing van het beroep het volgende aangevoerd.

Appellant heeft niet tijdig een bezwaarschrift tegen het besluit van 13 januari 2005 inzake de slachtpremie voor het jaar 2003 ingediend, omdat hij niet wist dat dat moest. Pas nadat gedreigd werd het teruggevorderde bedrag via een incassobureau te incasseren, heeft hij bezwaar gemaakt.

Tot een half jaar voor de controle heeft appellant het bedrijfsregister handmatig ingevuld. Toen is hij daarmee gestopt. Dit is immers overbodig werk, omdat alle gegevens ook al worden ingevoerd in het automatische I&R-systeem. Eén van de maatregelen van verweerder om de administratieve lastendruk voor veehouders te verminderen, was het creëren van de mogelijkheid om runderen via het I&R-systeem te registreren. Dan hoefde de gegevens niet meer in een register te worden opgeschreven. Appellant heeft echter niet geweten dat hij zich bij het I&R-systeem moest abonneren op het elektronisch bijhouden van het bedrijfsregister, zodat hij te allen tijde het bedrijfsregister elektronisch kon opvragen. Om deze reden had appellant ten tijde van de controle geen uitdraai van het bedrijfsregister op het bedrijf voorhanden.

De bedrijfsgegevens op het bedrijf van appellant werden wel overzichtelijk op zijn bedrijf bijgehouden, aangezien de geboorte- en afvoerkaarten gewoon op volgorde liggen.

Ten onrechte heeft verweerder geoordeeld dat appellant de controle heeft verhinderd en naar aanleiding hiervan artikel 17, derde lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 toegepast. Appellant heeft de controleur correct behandeld. Hij heeft ook zowel mondeling als schriftelijk excuses aangeboden voor de door hem gemaakte fout. Het opleggen van de sanctie is niet eerlijk en onrechtvaardig.

5. De beoordeling van het geschil

5.1 Het College overweegt allereerst dat verweerder het bezwaar van appellant tegen het besluit van 13 januari 2005 inzake de slachtpremie voor het jaar 2003 terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dat appellant aanvankelijk niet wist dat hij tegen dit besluit bezwaar kon maken, vormt geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. In het besluit van 13 januari 2005 is voldoende duidelijk omschreven dat de aangevraagde slachtpremie voor het jaar 2003 wordt geweigerd en dat het ten onrechte uitbetaalde bedrag wordt teruggevorderd. Voorts is appellant er in het besluit op gewezen dat hij, indien hij het met het besluit niet eens is, binnen zes weken na verzending van het besluit een bezwaarschrift kan indienen.

5.2 Ten aanzien van de ongegrondverklaring van appellants bezwaar inzake de slachtpremie voor het jaar 2004 overweegt het College het volgende.

Verweerder heeft terecht vastgesteld dat appellant ten tijde van de controle ter plaatse op 15 september 2004 niet over een bedrijfsregister beschikte. Hij was immers zes maanden voor de controle gestopt met het bijhouden van het bedrijfsregister. Voorts kunnen de op het bedrijf van appellant aanwezige geboorte- en afvoerkaarten niet als een bedrijfsregister worden aangemerkt, aangezien daaruit niet in één oogopslag alle benodigde gegevens kunnen worden verkregen. Verweerder heeft dan ook terecht vastgesteld dat appellant ten tijde van de controle ter plaatse niet beschikte over een bedrijfsregister als bedoeld in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 juncto artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2629/97. Dat deze gegevens wel in het automatische I&R-systeem van verweerder waren ingevoerd, doet, wat er ook zij van de stelling van appellant, niet af aan de op hem rustende verplichting om een bedrijfsregister bij te houden.

Het College oordeelt vervolgens of verweerder artikel 17, derde lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 terecht aan zijn beslissing ten grondslag heeft gelegd.

Zoals het College eerder heeft overwogen in zijn uitspraak van 18 maart 2005 (AWB 04/372, www.rechtspraak.nl , LJN: AT1731), dit in het voetspoor van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 13 december 2001 in de zaak Ingemar Nilsson (C-131/00; Jur. 2001, I-10165), zijn in Verordening (EEG) nr. 3508/92 de beginselen geformuleerd volgens welke de Gemeenschap en de lidstaten de tenuitvoerlegging van communautaire beslissingen inzake gefinancierde landbouwmaatregelen en de bestrijding van fraude en onregelmatigheden in verband met deze maatregelen moeten regelen. In dit verband is een systeem opgezet ter identificatie en registratie van de dieren die voor steun in aanmerking komen. Binnen dit controlesysteem, dat ervoor moet zorgen dat elk dier kan worden geïdentificeerd en in al zijn verplaatsingen - vanaf zijn geboorte tot zijn dood - wordt gevolgd, zodat de handel daarin kan worden gecontroleerd en de controle van de communautaire steunregelingen wordt verbeterd, speelt het bedrijfsregister een cruciale rol. Blijkens het ingevoerde controlesysteem is het regelmatig bijhouden van het bedrijfsregister van groot belang. Het aantal bij de controle aanwezige en op dat tijdstip getelde dieren alleen is niet bepalend voor de verificatie van een steunaanvraag. Aan de hand van het bedrijfsregister kan bij de controle het aantal en de identiteit worden bepaald van de dieren die tijdens de periode van aanhouding aanwezig zijn en waarvoor steun kan worden toegekend. In deze omstandigheden levert het ontbreken van een bedrijfsregister een ernstige inbreuk op de voorschriften inzake identificatie en registratie van dieren op, omdat daardoor het in Verordening (EEG) nr. 3508/92 bedoelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem niet kan functioneren en een doeltreffend beheer van de communautaire steunregelingen onmogelijk wordt. Een steunaanvraag dient dan te worden afgewezen.

Uit het voorgaande volgt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat in het onderhavige geval de controle ter plaatse is verhinderd en artikel 17, derde lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 aan inwilliging van de zeventien in 2004 gedane aanvragen voor slachtpremie waarop die controle betrekking had, in de weg stond.

Voor de overige vijf in 2004 gedane aanvragen voor slachtpremie stond de sanctiebepaling van artikel 38, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 aan inwilliging in de weg. Voorts was verweerder ingevolge artikel 49, eerste lid, van die verordening verplicht tot terugvordering van ten onrechte reeds uitbetaalde bedragen.

5.3 Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard. Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 Awb.

6. De beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gewezen door mr. E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Hoppener als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2006.

w.g. E.J.M. Heijs w.g. M.S. Hoppener