ECLI:NL:CBB:2007:AZ7194
public
2015-11-11T09:58:22
2013-04-05
Raad voor de Rechtspraak
AZ7194
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2007-01-15
AWB 04/691
Eerste aanleg - meervoudig
Proceskostenveroordeling
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2007:AZ7194
public
2013-04-05T00:59:45
2007-01-29
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2007:AZ7194 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 15-01-2007 / AWB 04/691

EG-steunverlening akkerbouwgewassen

Vezelvlas, vezelhennep en lijnzaad

College van Beroep voor het bedrijfsleven

AWB 04/691 15 januari 2007

5136 EG-steunverlening akkerbouwgewassen

Vezelvlas, vezelhennep en lijnzaad

Uitspraak in de zaak van:

Maatschap A en B en C, te D, appellante,

gemachtigde: mr. O.C. Struif, advocaat te Drachten,

tegen

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. F.S. Feenstra-Cooke, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.

1. De procedure

Appellante heeft bij brief van 19 augustus 2004, bij het College binnengekomen op 20 augustus 2004, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 13 juli 2004.

Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen verweerders besluit van 28 januari 2004 (verzonden op 4 februari 2004), waarbij verweerder appellantes aanvraag akkerbouwsteun 2003 in het kader van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen (hierna de Regeling) heeft afgewezen en haar een uitsluiting heeft opgelegd tot een bedrag van € 5161,48.

Bij brief van 30 september 2004 heeft appellante de gronden van haar beroep aangevuld.

Bij brief van 1 maart 2005 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. Op 15 maart 2005 heeft hij een verweerschrift ingediend.

Bij griffiersbrief van 17 augustus 2005 heeft het College verweerder om aanvullende informatie verzocht. Bij brief van 22 september 2005 heeft verweerder hierop gereageerd.

Bij brief van 16 november 2005 heeft appellante een aanvullende reactie gegeven.

Bij griffiersbrief van 10 februari 2006 heeft het College verweerder verzocht aanvullende gegevens te verstrekken. Bij brief van 10 april 2006 heeft verweerder hierop nadere informatie aangeleverd.

Appellante heeft bij brief van 20 oktober 2006 nadere stukken toegezonden.

Op 8 november 2006 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen hun standpunt bij monde van hun gemachtigde hebben toegelicht. Namens verweerder werd mede het woord gevoerd door R.H.M. Slijpen, werkzaam bij de Algemene Inspectie Dienst (hierna: AID).

2. De grondslag van het geschil

2.1 Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen luidde, voorzover en ten tijde hier van belang:

“ Artikel 5 bis

1. Voor vezelvlas en -hennep wordt de areaalbetaling slechts uitgekeerd indien er een contract c.q. verbintenis als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Verordening nr. 1673/2000 bestaat.

Bovendien geldt voor vezelhennep tevens dat de areaalbetaling slechts wordt uitgekeerd indien er rassen worden gebruikt waarvan het gehalte aan tetrahydrocannabinol maximaal 0,2 % bedraagt.

2. (…)

Artikel 9

Volgens de procedure van artikel 23 van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen worden nadere bepalingen voor de uitvoering van dit hoofdstuk vastgesteld, met name:

- (…)

- de bepalingen betreffende de contracten en de verbintenis bedoeld in artikel 5 bis, lid 1, voor vezelvlas en –hennep;

- (…)

Volgens diezelfde procedure kan de Commissie:

- ofwel de toekenning van de betalingen afhankelijk stellen van het gebruik van:

i) specifiek zaad,

ii) gecertificeerd zaad in het geval van durumtarwe of van vezelvlas en -hennep,

iii) bepaalde rassen in het geval van oliehoudende zaden, van durumtarwe, van lijnzaad en van vezelvlas en -hennep,

- ofwel bepalen dat de lidstaten de toekenning van de betalingen van dergelijke voorwaarden afhankelijk kunnen stellen;

- (…)”

Verordening (EG) nr. 2316/1999 van de Commissie van 22 oktober 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen luidde, voorzover en ten tijde hier van belang:

“ Artikel 7 bis

1. Met het oog op de toepassing van artikel 5 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1251/1999 wordt de areaalbetaling voor vezelvlas en -hennep slechts uitgekeerd als:

a) uiterlijk op 15 september na de indiening van de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1251/1999 bedoelde betalingsaanvraag of op een door de lidstaat vastgestelde vroegere datum een kopie van het contract of van de verbintenis zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1673/2000 van de Raad(10) wordt ingediend, en

b) zaad wordt gebruikt van rassen die op 15 mei vóór het verkoopseizoen waarvoor de areaalbetaling wordt aangevraagd, zijn opgenomen in de lijst van bijlage XII. Voor vezelhennep geldt voorts dat het zaad gecertificeerd moet zijn overeenkomstig Richtlijn 69/208/EEG van de Raad.

2. Met het oog op de controle van het gebruikte vezelvlaszaad en het gebruikte gecertificeerde vezelhennepzaad moet de in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3887/92 bedoelde steunaanvraag 'oppervlakten' vergezeld gaan van de op de verpakkingen van het gebruikte zaad aangebrachte officiële etiketten die overeenkomstig Richtlijn 69/208/EEG, en met name artikel 10, of overeenkomstig op grond van die richtlijn vastgestelde bepalingen zijn opgesteld, of, voor vezelvlas, van enig ander document dat door de betrokken lidstaat als gelijkwaardig is erkend, waaronder de in het kader van artikel 14 van die richtlijn afgegeven certificaten. Als de inzaai plaatsvindt na de uiterste datum voor de indiening van de steunaanvraag 'oppervlakten', moeten de etiketten of de als gelijkwaardig erkende documenten uiterlijk op 30 juni na de indiening van de aanvraag worden ingediend.

(…)

3. Met het oog op de toekenning van de areaalbetaling voor vezelhennep moet in de steunaanvraag 'oppervlakten' zoals bedoeld in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3887/92, het volgende worden vermeld:

a) alle gegevens aan de hand waarvan de met hennep ingezaaide percelen, uitgesplitst naar gebruikt hennepras, kunnen worden geïdentificeerd,

b) informatie over de hoeveelheden zaad die zijn gebruikt, uitgedrukt in kilogram per hectare.

De lidstaten kunnen bepalen welke minimumhoeveelheid zaaizaad moet worden ingezaaid voor een doelmatige teelt. Zij delen deze informatie uiterlijk op 15 mei 2001 aan de Commissie mee.”

Richtlijn 69/208/EEG van de Raad van 30 juni 1969 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen is ingetrokken bij Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen. Laatstgenoemde richtlijn luidde, voorzover en ten tijde hier van belang:

“ Artikel 2

1. In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder

(…)

e) Gecertificeerd zaad (raapzaad, sareptamosterd, koolzaad, bruine mosterd, tweehuizige hennep, saffloer, karwij, zonnebloem, blauwmaanzaad, gele mosterd): zaad

i) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie dat kan voldoen aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het hieraan voldoet;

ii) dat bestemd is voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;

iii) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, onder b), voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden en

iv) - waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan bovengenoemde voorwaarden voldoet, of

- waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in bijlage I vastgestelde voorwaarden voldoet.

f) Gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering (aardnoten, eenhuizige hennep, vezelvlas, oliehoudend vlas, soja, katoen): zaad

i) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie dat kan voldoen aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het hieraan voldoet;

ii) dat bestemd is voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering dan wel, in voorkomend geval, van de categorie gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering, of voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;

iii) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden en

iv) - waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan bovengenoemde voorwaarden voldoet, of

- waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in bijlage I vastgestelde voorwaarden voldoet.

g) Gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (aardnoten, vezelvlas, oliehoudend vlas, soja, katoen): zaad

i) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie dat kan voldoen aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het hieraan voldoet;

ii) dat bestemd is voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad dan wel, in voorkomend geval, voor het telen van de categorie gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering:

iii) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden en

iv) - waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan bovengenoemde voorwaarden voldoet, of

waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in bijlage I vastgestelde voorwaarden voldoet.

h) Gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (eenhuizige hennep): zaad

i) dat rechtstreeks afkomstig is van gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering en dat inzonderheid met het oog op de voortbrenging van gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering is verkregen en officieel is gecontroleerd;

ii) dat bestemd is voor het telen van hennep die in de bloeitijd moet worden geoogst;

iii) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden en

iv) - waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan bovengenoemde voorwaarden voldoet, of

- waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is geleken dat het aan de in bijlage I vastgestelde voorwaarden voldoet.

i) Gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (eenhuizige hennep): zaad

i) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie dat kan voldoen aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het hieraan voldoet;

ii) dat bestemd is voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;

iii) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden en

iv) - waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan bovengenoemde voorwaarden voldoet, of

- waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in bijlage I vastgestelde voorwaarden voldoet.

Artikel 12

1. De lidstaten schrijven voor dat verpakkingen van basiszaad, gecertificeerd zaad van alle soorten en handelszaad:

a) aan de buitenkant worden voorzien van een nog niet gebruikt officieel etiket dat voldoet aan de vereisten van bijlage IV, en waarvan de gegevens gesteld zijn in een van de officiële talen van de Gemeenschap. De kleur van het etiket is wit voor basiszaad, blauw voor gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering vanaf basiszaad, rood voor gecertificeerd zaad van volgende vermeerderingen vanaf basiszaad en bruin voor handelszaad. Indien in het etiket een gaatje is gemaakt, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officieel zegel gebruikt. Indien, in het geval als bedoeld in artikel 5, onder a), het basiszaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage II met betrekking tot de kiemkracht, wordt dit op het etiket vermeld. Het gebruik van officiële kleefetiketten is toegestaan. Volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde procedure mag worden toegestaan dat de voorgeschreven aanduidingen onder officieel toezicht onuitwisbaar op de verpakking worden aangebracht volgens het model van het etiket;

b) een officieel certificaat bevatten in de kleur van het etiket en met ten minste de gegevens die in bijlage IV, deel A, onder a), punten 4, 5 en 6, voor het etiket en onder b), punten 2, 5 en 6, voor handelszaad zijn voorgeschreven. Het certificaat moet een zodanige vorm hebben dat het niet kan worden verward met het onder a) bedoelde etiket. Het certificaat is niet vereist wanneer de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht of wanneer overeenkomstig het bepaalde onder a) een kleefetiket of een etiket van scheurvrij materiaal wordt gebruikt.

2.(…)

Artikel 31

1. Richtlijn 69/208/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage VI, deel A, genoemde richtlijnen wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten wat de in bijlage VI, deel B, opgenomen omzettingstermijnen betreft.

2. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de in bijlage VII opgenomen concordantietabel.

Bijlage VII

Concordantietabel

Richtlijn 69/208/EEG Onderhavige richtlijn

(…) (…)

Artikel 10 Artikel 12

(…) (…)”

Verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het b? Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen luidde, voorzover en ten tijde hier van belang:

“ Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) (…)

r) "geconstateerde oppervlakte": de oppervlakte waarvoor aan alle steuntoekenningsvoorwaarden in het kader van de betrokken steunregeling is voldaan;

s) (…)

Artikel 32

Kortingen en uitsluitingen bij te hoge aangifte

1. (…)

2. Wanneer met betrekking tot de totale geconstateerde oppervlakte waarop een steunaanvraag in het kader van de in artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 3508/92 vermelde steunregelingen betrekking heeft, het verschil tussen de aangegeven oppervlakte en de geconstateerde oppervlakte in de zin van artikel 31, lid 2, groter is dan 30 %, wordt het op grond van die steunregelingen toe te kennen steunbedrag waarop het bedrijfshoofd overeenkomstig artikel 31, lid 2, aanspraak zou kunnen maken, voor het betrokken kalenderjaar geweigerd.

Wanneer het verschil groter is dan 50 %, wordt het bedrijfshoofd bovendien tot een bedrag dat gelijk is aan het op grond van de eerste alinea geweigerde steunbedrag, nogmaals uitgesloten van de steun. Dit bedrag wordt verrekend met de betalingen in het kader van de in artikel 1, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3508/92 genoemde steunregelingen waarop het bedrijfshoofd aanspraak kan maken op grond van aanvragen die hij indient in de drie kalenderjaren die volgen op het kalenderjaar waarin het verschil wordt vastgesteld.”

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Appellante heeft op 14 mei 2003 met het formulier Gecombineerde Opgave 2003 een aanvraag akkerbouwsteun in het kader van de Regeling ingediend. Daarmee heeft zij 36.09 ha vezelhennep, 8.30 ha groene braak en 6.17 ha snijmaïs voor akkerbouwsteun opgegeven.

- Op dezelfde datum heeft zij een formulier teeltaangifte vezelhennep 2003 bij verweerder ingediend.

Met dit formulier doet zij aangifte van de teelt van 36.09 ha vezelhennep ingezaaid met het ras Futura 75. Zij heeft aangegeven per ha 40 kg zaad te hebben gebruikt. Op het formulier heeft zij aangegeven 30 officiële etiketten te hebben bijgesloten.

- Verweerder heeft op 4 september 2003 van appellante een teeltcontract vezelhennep 2003 met verwerker Hempflax Agro BV ontvangen, waarbij zij zich verplicht 36.05 ha vezelhennep, te verwerken door Hempflax, te telen.

- Op 22 juli 2003 heeft de AID op de henneppercelen ter controle op het THC-gehalte een bemonstering uitgevoerd. Blijkens het analyserapport van het RIKILT, het Instituut voor voedselveiligheid te Wageningen, is de aanwezigheid van het THC-gehalte in de monsters, die alle het ras USO 31 betroffen, niet aangetoond.

- Op 21 augustus 2003 en 8 december 2003 heeft de AID wederom controles uitgevoerd op het bedrijf van appellante. In het van deze controles opgemaakte rapport fysieke controle staat onder de rubriek “Opmerkingen controleurs” het volgende vermeld:

“Op donderdag 21 augustus 2003 omstreeks 10.30 uur, hebben wij, Slijpen en Terpstra, aanvrager A, E te D bezocht.

Er is door S.H. van der Wal, gewasinspecteur kwekersrechtonderzoek bij het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland, vastgesteld dat op percelen bouwland van A, percelen 1, 2, 8, 9, 10, 11 en 16; totaal 36,13 hectare groot, vezelhennep van het ras USO 31 is geteeld en niet van het ras Futura 75 zoals blijkt uit de door A ingevulde en ondertekende teeltaangifte vezelhennep 2003, bij LASER ingediend. Tevens is uit onderzoek gebleken dat A in totaliteit 1425 kilogram zaaizaad, 57 zakken à 25 kilogram, van het ras Futura 75 heeft ontvangen. Dit blijkt uit een door Hempflax Agro B.V. aan hem verzonden factuur. Deze zakken zaaizaad waren geheel wit van kleur, hadden geen nader opschrift en waren niet voorzien van certificaten.

Hieruit blijkt dat er 57 certificaten door A ontvangen dienden te zijn. Er zijn echter 30 certificaten bij de teeltaangifte gevoegd. Er waren geen certificaten meer op het bedrijf aanwezig. Door Hempflax Agro B.V. zijn deze 30 certificaten los van het zaaizaad, in een plastic zakje verpakt, aan A verstrekt. Dit komt neer op het verstrekken van 1 certificaat per hectare geteelde vezelhennep.

Tevens blijkt uit nader onderzoek dat de op papier vermelde Futura 75 daadwerkelijk niet gecertificeerde USO 31 is geweest. Dit blijkt ook uit het feit dat de certificaten niet op de zakken zaaizaad gehecht of geplakt waren.

Tevens is door A ongeveer 3 hectare overgezaaid, eveneens met niet gecertificeerd zaaizaad.”

- Bij besluit van 28 januari 2004, verzonden op 4 februari 2004, heeft verweerder de vezelhenneppercelen 1, 2, 8, 9, 10, 11, en 16 als niet geconstateerd aangemerkt wegens problemen met het zaaizaad. Daardoor ontstaat een verschil tussen de totale aangevraagde oppervlakte en de totale geconstateerde oppervlakte dat, uitgedrukt in een percentage van de geconstateerde oppervlakte 249,41 % bedraagt. Verweerder heeft de aanvraag vervolgens, met toepassing van artikel 32, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 afgewezen en appellante een uitsluiting opgelegd tot een bedrag van € 5161,48.

- Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 10 maart 2004 bezwaar gemaakt.

- Vervolgens heeft verweerder, na een op 22 juni 2004 gehouden hoorzitting, het bestreden besluit genomen.

3. Standpunten van partijen

3.1 Verweerder heeft bij het bestreden besluit de afwijzing van appellantes aanvraag akkerbouwsteun gehandhaafd. Aan deze beslissing is ten grondslag gelegd dat uit een onderzoek ter plaatse door de AID is gebleken dat het door appellante gebruikte zaaizaad op de door haar voor steun opgegeven henneppercelen 1, 2, 8, 9, 10, 11 en 16 geen gecertificeerd zaad was als bedoeld in artikel 7bis, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 2316/1999. Appellante heeft daarmee niet voldaan aan artikel 15 van de Regeling. Uit het onderzoek is gebleken dat, hoewel appellante blijkens de facturen van Hempflax 1425 kg zaaizaad van het ras Futura 75 heeft ontvangen en gezaaid, het in werkelijkheid ongecertificeerd zaaizaad van het ras USO 31 betrof. Ook de ongeveer drie ha, die appellante heeft overgezaaid werden ingezaaid met niet gecertificeerd zaaizaad. Dit blijkt, aldus verweerder, mede uit verklaringen van Hempflax.

3.2 Appellante betwist onder meer de juistheid van de vaststelling van de feiten door verweerder. In verband met het hierna volgende oordeel van het College kan thans met een bespreking van deze grief worden volstaan.

4. De beoordeling van het geschil

4.1 Het College is van oordeel dat op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting onvoldoende is komen vast te staan dat, zoals verweerder meent, het door appellante gebruikte zaaizaad ongecertificeerd zaaizaad van het ras USO 31 was. Hiertoe wordt het volgende overwogen.

4.2.1 Ingevolge artikel 7bis, eerste lid, onder b, laatste volzin, van Verordening (EG) nr. 2316/1999 juncto artikel 31 van Richtlijn 2002/57/EG kan voor vezelhennep slechts akkerbouwsteun worden uitgekeerd als het zaad gecertificeerd is overeenkomstig Richtlijn 2002/57/EEG. In artikel 2 van Richtlijn 2002/57/EG is gedefinieerd wat onder ‘gecertificeerd zaad’ moet worden verstaan. Verweerder heeft op geen enkele wijze gemotiveerd waarom, gelet op deze definitiebepaling, naar zijn oordeel ongecertificeerd zaad is gebruikt. Het College merkt in dit verband op dat de vraag of de bij of krachtens artikel 7bis, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 2316/1999 geldende voorschriften inzake etikettering zijn nageleefd, moet worden onderscheiden van de vraag of al dan niet gecertificeerd zaad als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 2002/57/EG is gebruikt.

4.2.2 Verweerder heeft zich voor zijn standpunt dat ongecertificeerd zaad van het ras USO 31 is gebruikt, gebaseerd op het onder 2 weergegeven ‘Rapport fysieke controle’, dat is opgemaakt naar aanleiding van onderzoeken ter plaatse op 21 augustus 2003 en 8 december 2003 op het bedrijf van appellante. De belangrijkste bevindingen in dat rapport hebben geen betrekking op het onderzoek ter plaatse zelf, maar op eerder onderzoek van de AID en verklaringen van medewerkers van Hempflax. Tijdens het vooronderzoek heeft het College verweerder verzocht de bescheiden die in het kader van dit onderzoek zijn verkregen, waaronder in ieder geval de verklaringen van genoemde medewerkers, over te leggen. Hierop heeft verweerder het College een compilatie van delen van een aantal geanonimiseerde verklaringen doen toekomen, ontleend aan het proces-verbaal dat is opgemaakt door de AID in een strafzaak tegen Hempflax. De gevraagde bescheiden zelf zijn evenwel niet overgelegd, zodat appellante en het College de mogelijkheid is onthouden om de juistheid van de in het Rapport fysieke controle vermelde en aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde bevindingen aan de hand van die bescheiden te controleren.

4.2.3 In het bestreden besluit zijn alle henneppercelen waarvoor appellante akkerbouwsteun heeft gevraagd, als niet-geconstateerd aangemerkt, omdat het voor deze percelen door appellante gebruikte zaad ongecertificeerd zaad van het ras USO 31 zou betreffen.

Uit het tegen Hempflax ingestelde strafonderzoek zou blijken dat Hempflax in het voorjaar van 2003 hennepzaad van het ras USO 31 uit eigen vermeerdering en bestemd voor de winning van olie dan wel de verwerking tot vis- en vogelvoer heeft laten schonen en laten verpakken in ongeëtiketteerde zakken om deze vervolgens, met bijlevering van losse etiketten, te verkopen als gecertificeerd zaaizaad van het ras Futura 75. Dit zaad zou in alle gevallen bij telers zijn afgeleverd, waar Futura 75 op de factuur is vermeld.

In de zaak met nummer Awb 05/528, die op dezelfde zitting als de onderhavige zaak is behandeld, is door AID-medewerker Slijpen bevestigd dat Hempflax ten tijde van belang ook gecertificeerd zaad van het ras Uso 131 heeft geleverd. Nu op grond van de beschikbare informatie niet duidelijk is aan wie dit gecertificeerd zaad van het ras USO 31 is geleverd, is de vaststelling dat aan appellante ongecertificeerd zaad van het ras USO 31 is geleverd, onvoldoende gemotiveerd.

4.2.4 Naar het oordeel van het College rust op verweerder de plicht om kennis te nemen van de bevindingen van zijn onderzoeksdienst en zelf te beoordelen welke conclusies daaraan verbonden kunnen worden. Verweerder kan niet zonder zichzelf een oordeel te vormen over de gefundeerdheid daarvan de conclusies van de AID aan zijn besluitvorming ten grondslag leggen. Verweerder heeft aan bedoelde plicht in dit geval niet voldaan.

4.3 Op grond van het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard en moet het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht worden vernietigd. Verweerder zal opnieuw op appellantes bezwaar moeten beslissen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.

4.4 Het College overweegt ten slotte dat het door appellante betaalde griffierecht door verweerder dient te worden vergoed, alsmede dat termen aanwezig zijn verweerder met toepassing van artikel 8:75 Awb te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van appellante, zijnde de kosten van de door haar gemachtigde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden deze kosten vastgesteld op € 644,-, te weten 1 punt (ter waarde van € 322,-) voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1.

5. De beslissing

Het College:

- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;

- draagt verweerder op opnieuw op het bezwaarschrift van appellante te beslissen met inachtneming van hetgeen in deze

uitspraak is overwogen;

- bepaalt dat aan appellante het door haar betaalde griffierecht ad € 273,- (zegge: tweehonderddrieenzeventig euro) wordt

vergoed;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten aan de zijde van appellante, welke worden vastgesteld op € 644,- (zegge:

zeshonderdvierenveertig euro);

- wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die genoemde bedragen moet vergoeden.

Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard, mr. E.J.M. Heijs en mr. F. Stuurop in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2007.

w.g. W.E. Doolaard w.g. F.W. du Marchie Sarvaas