ECLI:NL:CBB:2007:BB5296
public
2015-11-11T10:47:09
2013-04-05
Raad voor de Rechtspraak
BB5296
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2007-09-18
AWB 06/750
Eerste aanleg - meervoudig
NL
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2007:BB5296
public
2013-04-05T01:56:58
2007-10-10
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2007:BB5296 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 18-09-2007 / AWB 06/750

Wet op de Accountants-Administratieconsulenten

Raad van tucht Amsterdam

College van Beroep voor het bedrijfsleven

AWB 06/750 18 september 2007

20110 Wet op de Accountants-Administratieconsulenten

Raad van tucht Amsterdam

Uitspraak in de zaak van:

Biodent B.V., te Nijmegen, (hierna: Biodent), indienster van een beroepschrift tegen een brief van de secretaris van de raad van tucht voor registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten te Amsterdam (hierna: raad van tucht), gedateerd 21 september 2006, met het kenmerk vdS/bh/A,

gemachtigde: A, te B.

1. De procedure

Bij brief, gedateerd 21 september 2006, heeft de secretaris van de raad van tucht Biodent het volgende bericht.

“ Betreft: klacht Biodent BV/C AA

Ik ontving uw brief van 15 september jl. De strekking van die brief is een herziening te vragen van de door het College van Beroep voor het bedrijfsleven in de zaak met nummer A256 gewezen beslissing.

Zoals ik u op 28 augustus jl. al schreef is zulks niet mogelijk.

Ik zal uw brief van 15 september jl. mitsdien terzijde leggen.”

Bij brief van 22 september 2006 heeft Biodent de secretaris van de raad van tucht er op gewezen dat zijn brief van 15 september 2006 een klacht, gericht tegen de accountant-administratieconsulent C AA (hierna: betrokkene) behelsde.

Bij een op 9 oktober 2006 ingediend beroepschrift heeft Biodent tegen de brief van 21 september 2006 beroep bij het College ingesteld.

Op 16 augustus 2007 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Bij die gelegenheid is de gemachtigde van Biodent verschenen en heeft betrokkene zich doen vertegenwoordigen door mr. B. ten Doesschate, advocaat te Utrecht.

2. De ontvankelijkheid van het beroep

2.1 Titel IV van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten (hierna: Wet AA) luidde, voor zover hier van belang, ten tijde van het instellen van het beroep als volgt:

“Artikel 61.- Aan de behandeling en de beslissing van tuchtzaken in de zin van deze wet wordt op straffe van nietigheid van de beslissing deelgenomen door drie of vijf leden van de raad van tucht, onder wie de voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 62. – 1. De raad van tucht neemt een tegen een Accountant-Administratieconsulent gerezen bezwaar in behandeling hetzij op een bij die raad ingediende klacht, hetzij op het verzoek van het bestuur, hetzij ambtshalve.

(…)

Artikel 66. – 1. De beslissing van de raad van tucht aangaande een tegen een Accountant-Administratieconsulent gerezen bezwaar is op straffe van nietigheid met redenen omkleed en wordt in het openbaar uitgesproken.

- 2. De raad van tucht zendt van zijn beslissing onverwijld bij aangetekende brief afschrift aan de betrokken Accountant-Administratieconsulent, en, indien naar aanleiding van een klacht is beslist, aan de klager, alsmede aan het bestuur.

Artikel 68. – 1. Tegen een beslissing van de raad van tucht aangaande een tegen een Accountant-Administratieconsulent gerezen bezwaar kan binnen twee maanden na de dag van verzending van de in artikel 66, tweede lid bedoelde aangetekende brief beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven:

a. (…)

b. door de klager indien zijn bezwaar geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard;

c. (…).”

2.2 Het College is van oordeel dat de brief van 21 september 2006, waartegen het beroep van Biodent zich richt, geen enkel kenmerk vertoont van een beslissing van de raad van tucht als in de Wet AA beschreven en mitsdien ook niet als zodanig valt aan te merken. Evenmin kan aan de in de brief neergelegde beslissing anderszins het karakter van een (onvolkomen) beslissing van de raad van tucht worden toegekend, reeds niet omdat niet blijkt dat deze raad bij de totstandkoming ervan was betrokken. Tegen deze brief stond dan ook geen beroep open bij het College. Het beroep dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Het College gaat er van uit dat de secretaris van de raad van tucht, aan wie deze uitspraak zal worden toegezonden, de brieven van Biodent van 15 en 22 september 2006, indien en voorzover daarin een klacht is vervat, aan de raad van tucht zal voorleggen opdat die raad, met inachtneming van de desbetreffende wettelijke bepalingen, daarop zal beslissen op de wijze die hem geraden voorkomt.

2.3 Na te melden beslissing op het beroep berust op de hogervermelde voorschriften van de Wet AA.

4. De beslissing

Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk

Aldus gewezen door mr. C.M. Wolters, mr. M.A. Fierstra en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt in tegenwoordigheid van mr. P.M. Beishuizen, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 18 september 2007.

w.g. C.M. Wolters w.g. P.M. Beishuizen