Regeling GLB-inkomenssteun
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 07/504 29 april 2008
5134 Regeling GLB-inkomenssteun
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
gemachtigde: ir. S. Boonstra, werkzaam bij LTO Noord Advies te Drachten,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. D. Özdemir en drs. M. Star, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellant heeft bij brief van 11 juli 2007, bij het College binnengekomen op 12 juli 2007, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 13 juni 2007.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen een op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2005 (hierna: de Regeling) genomen besluit over appellants runderpremies voor het jaar 2005.
Bij brief van 4 september 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Op 19 maart 2008 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellant en zijn gemachtigde zijn verschenen en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Artikel 125 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers luidt, voorzover hier van belang:
" 1. Aan landbouwers die op hun bedrijf zoogkoeien houden, kan op aanvraag een premie voor het aanhouden van zoogkoeien worden verleend (zoogkoeienpremie). (...) "
Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers luidt, voorzover hier van belang:
"Artikel 2 - Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(…)
23. "geconstateerd dier": een dier waarvoor aan alle in de voorschriften voor de toekenning van de steun gestelde voorwaarden is voldaan;
Artikel 19 – Verbetering van kennelijke fouten
Onverminderd de artikelen 11 tot en met 18, kan een steunaanvraag te allen tijde na de indiening ervan worden gecorrigeerd in geval van een kennelijke fout die door de bevoegde autoriteit wordt erkend.
Artikel 57 – Berekeningsgrondslag
(...)
4. (...) Het bepaalde in artikel 19 is van toepassing op de in het kader van de identificatie- en registratieregeling voor runderen opgetekende of gemelde gegevens.
Artikel 58 - Vervanging
1. De op het bedrijf aanwezige runderen worden slechts als geconstateerd aangemerkt indien zij in de steunaanvraag zijn geïdentificeerd. Zoogkoeien of vaarzen waarvoor overeenkomstig artikel 125 of artikel 129 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 steun is aangevraagd, en melkkoeien waarvoor overeenkomstig artikel 132, lid 4, van die verordening steun is aangevraagd, mogen evenwel gedurende de aanhoudperiode binnen de in die artikelen genoemde grenzen worden vervangen zonder dat het recht op betaling van de aangevraagde steun verloren gaat.
2. Vervangingen als bedoeld in lid 1 vinden plaats binnen 20 dagen na de gebeurtenis die de vervanging nodig maakt, en worden uiterlijk drie dagen na de dag van de vervanging in het register aangetekend. De bevoegde autoriteit waarbij de aanvraag is ingediend, wordt hiervan binnen zeven dagen na de vervanging in kennis gesteld. (...) "
Artikel 101 van Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen luidt, voorzover en ten tijde hier van belang:
" Aanhoudperiode
De in artikel 125, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde aanhoudperiode van zes maanden gaat in op de dag na die waarop de aanvraag is ingediend. (…) "
Artikel 89 van de Regeling luidde ten tijde hier van belang:
" 1. In de aanvraag worden de zoogkoeien door de landbouwer geïdentificeerd.
2. Indien gedurende de aanhoudperiode de in de aanvraag vermelde zoogkoeien en vaarzen worden vervangen, wordt de vervanging:
a. binnen drie dagen na de dag van de vervanging aangetekend op een daartoe door DR vastgesteld formulier; en
b. binnen zeven dagen na de dag van vervanging gemeld aan DR middels een daartoe door DR vastgesteld formulier. "
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellant heeft op 29 juni 2005 zoogkoeienpremie aangevraagd voor 38 zoogkoeien en 25 vaarzen.
- Appellant heeft voor drie van de opgegeven zoogkoeien door middel van een 'Antwoordkaart vervanging/verplaatsing' een vervangingsmelding gedaan. De melding van de vervanging op 14 oktober 2005 van de zoogkoe met ID-code * is door verweerder op 23 oktober 2005 ontvangen. De melding van de vervanging op 4 november 2005 van de zoogkoeien met ID-codes ** en *** is door verweerder op 18 november 2005 ontvangen.
- Verweerder heeft appellant bij brief van 12 december 2005 in de gelegenheid gesteld om de vervangingsmelding van de zoogkoe met ID-code *** te herstellen, omdat de ID-code van het opgegeven vervangende dier een niet bestaand nummer betrof.
- Op 20 december 2005 heeft appellant deze melding hersteld door alsnog de juiste ID-code (**** in plaats van *****) mee te delen onder de vermelding dat het een schrijffout is geweest.
- Bij besluit van 31 mei 2006 heeft verweerder voor zestig dieren zoogkoeienpremie toegekend. Voor de drie hiervoor genoemde en vervangen zoogkoeien is zoogkoeienpremie geweigerd.
- Bij brief van 3 juli 2006 heeft appellant tegen deze weigering bezwaar gemaakt.
- Op 26 februari 2007 heeft appellant desgevraagd zijn bezwaar nader toegelicht en meegedeeld af te zien van de mogelijkheid te worden gehoord.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Hiertoe is het volgende overwogen.
" (...)
Uit het I&R-syteem is gebleken dat u de zoogkoe met ID-code * op 13 oktober 2005 heeft afgevoerd van uw bedrijf. Op 14 oktober 2005 is dit rund geslacht. Vervolgens heeft u deze volgens het vervangingskaartje op 14 oktober 2005 vervangen door de vaars met ID-code NL ******.
Dienst Regelingen heeft de melding van deze vervanging echter pas op 23 oktober 2005 ontvangen, derhalve te laat.
Uit het I&R-systeem is gebleken dat u de zoogkoeien met de ID-codes ** en *** op 4 november 2005 heeft afgevoerd van uw bedrijf. Vervolgens heeft u deze volgens de vervangingskaartjes op dezelfde dag vervangen door de vaarzen met de ID-codes ******* en ****. Dienst Regelingen heeft de meldingen van deze vervangingen echter pas op 18 november 2005 ontvangen, derhalve te laat.
In bezwaar voert u aan dat u de vervangingen binnen 20 dagen aan Dienst Regelingen hebt gemeld. U geeft aan dat u bij de datum van vervanging echter niet de afvoerdatum van de te vervangen dieren op had moeten geven, maar een willekeurige datum die binnen de 7-dagen termijn viel. Als u als vervangingsdatum een datum had vermeld die 10 dagen later lag dan de datum die u oorspronkelijk op het kaartje had ingevuld, dan had u recht op premie gehad, terwijl de feitelijke situatie exact hetzelfde was gebleven. U hoopt en verwacht dat de realiteit zwaarder wordt gewogen dan een schrijffout.
In een telefoongesprek op 26 februari 2007 met een medewerker van Recht en Rechtsbescherming heb u ondermeer aangegeven dat u wel had begrepen dat u bij punt drie op het kaartje de vervangingsdatum in had moeten vullen. U dacht echter dat u 20 dagen de tijd had voor de vervanging èn het melden hiervan aan Dienst Regelingen. Om deze reden hebt u als vervangingsdatum bij punt drie datum van afvoer van de te vervangen dieren ingevuld.
Hierbij merk ik het volgende op. Vervanging dient binnen 20 dagen te geschieden. Wanneer een zoogkoe vervangen is, volgt de volgende stap in de procedure en dient men binnen de voorgeschreven 7 dagen melding van die vervanging te maken. De datum van vervanging waar bij de beoordeling vanuit wordt gegaan, is de datum die u zelf heeft ingevuld op het vervangingskaartje. Het is niet aan Dienst Regelingen om van een andere vervangingsdatum uit te gaan. Ik merk hierbij op dat het uw eigen verantwoordelijkheid is hoe u uw aanvraag invult.
U had inderdaad een vervangingsdatum 10 dagen later dan u nu hebt ingevuld, op het vervangingskaartje in mogen vullen. In principe was dit voor u echter niet noodzakelijk. U had immers op het moment dat dieren uit de zoogkoeienaanvraag werden afgevoerd al andere dieren beschikbaar voor vervanging. Het is uw eigen verantwoordelijkheid om de melding van de vervanging tijdig in te dienen.
Ik concludeer dat de runderen met de ID-codes *, ** en *** niet volgens de voorwaarden zijn aangehouden op uw bedrijf (artikel 125 van Verordening 1782/2003). De door u gemelde vervangingen zijn niet op tijd gemeld (artikel 58 van Verordening (EG) 796/2004 en artikel 89 van de regeling GLB-inkomenssteun). Daarmee komen de betreffende runderen niet voor premie in aanmerking. De teammanager heeft dan ook terecht geen premie verleend voor deze runderen. (...) "
4. Het standpunt van appellant
Appellant voert ter ondersteuning van zijn beroep, samengevat, het volgende aan.
De afwijzing van de premie heeft betrekking op drie koeien waarvoor hij premie had aangevraagd maar die tijdens de aanhoudperiode om uiteenlopende redenen van het bedrijf zijn afgevoerd. Het was hem niet bekend dat de vervanging van een dier binnen zeven dagen moet worden gemeld. Aangezien de vervangende dieren al de hele aanhoudperiode op het bedrijf liepen, was er voor hem geen duidelijke datum van vervanging. Hij heeft de datum van afmelding van de te vervangen dieren opgegeven als zijnde de datum van vervanging en de antwoordkaart vervanging binnen twintig dagen naar LNV gestuurd. Gelet op het feit dat de vervangende dieren al lang op het bedrijf waren en het praktisch totaal geen verschil maakt of hij de datum had ingevuld zoals hij heeft gedaan of dat hij een datum tien dagen later had ingevuld, frustreert de afwijzing van de gevraagde premie door verweerder zijn rechtsgevoel.
Als verweerder in zijn brief van 14 november 2005, waarin hij meedeelt dat de melding van de vervanging van het dier met ID-code * is verwerkt, had meegedeeld dat de melding niet binnen zeven dagen is gedaan, dan had de melding voor de andere twee dieren wel binnen de termijn kunnen worden gedaan. Verweerder meldt in genoemde brief echter uitsluitend dat de vervanging is verwerkt en maakt van deze of gene afwijking geen gewag.
Het is onredelijk dat een dergelijke fout met een afwijzing wordt bestraft.
Ter zitting heeft appellant voorts aangevoerd dat er sprake is van een kennelijke fout, nu uit de antwoordkaarten vervanging/verplaatsing in één oogopslag blijkt dat hij deze op een onlogische en inconsequente manier heeft ingevuld. Dit wijst op een tegenstrijdigheid in de antwoordkaarten. Immers uit de vervangingsdatum in relatie met de dagtekening van de antwoordkaart blijkt bij de zoogkoeien met ID-codes ** en *** dat er meer dan zeven dagen zijn gelegen tussen de melding en de vervanging. Volgens de gedachtegang die verweerder hanteert, zou dit zonder meer tot een afwijzing van de gevraagde zoogkoeienpremie leiden voor deze dieren, hetgeen nooit de bedoeling van appellant is geweest en ook niet erg logisch voorkomt. Dit geldt zeker wanneer men bedenkt dat de datum van vervanging willekeurig kan worden gekozen binnen de gestelde termijn van twintig dagen.
Daarnaast dient het herstel van de melding van de vervanging van het dier met ID-code *** niet beperkt te blijven tot de juiste ID-code van de vervangende zoogkoe. Alle op de antwoordkaart te overleggen gegevens staan op dat moment weer ter discussie. Tevens blijkt hieruit dat verweerder wel degelijk vrij kort na de ontvangst van de antwoordkaart een controle uitvoert. Als verweerder eerder had laten weten dat de zoogkoe met ID-code * te laat was gemeld, hadden de andere twee tijdig kunnen worden gemeld, hetgeen twee premiabele zoogkoeien meer zou hebben opgeleverd.
Voorts vraagt appellant zich af hoe lang de verwerkingstijd van een ingestuurde antwoordkaart is bij verweerder. De melding van vervanging van het dier met ID-code * is gesteld op 23 oktober 2005, maar de antwoordkaart is binnen de termijn van zeven dagen gedagtekend (20 oktober 2005). Normaal gesproken zou het kaartje binnen de termijn aangekomen moeten zijn bij verweerder.
Ten slotte is uit het bestreden besluit op te maken dat appellant zelf verantwoordelijk is voor het invullen van de datum van vervanging, mits deze maar binnen twintig dagen na de afvoer van de te vervangen zoogkoe plaatsvindt. Appellant is dan ook van mening dat hij zelf op een door hem ingevulde onjuiste vervangingsdatum terug kan komen, of in ieder geval door verweerder in de gelegenheid had moeten worden gesteld deze datum te herstellen.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Tussen partijen is in geschil of verweerder voor het jaar 2005 terecht zoogkoeienpremie heeft geweigerd voor appellants zoogkoeien met ID-codes *, ** en ***.
5.2 Ingevolge artikel 58, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 796/2004 kan een dier waarvoor zoogkoeienpremie is aangevraagd binnen de aanhoudperiode worden vervangen zonder dat het recht op betaling van de aangevraagde premie verloren gaat. Ingevolge artikel 58, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 796/2004 in verbinding met artikel 89 van de Regeling dient een vervanging van een dier waarvoor premie is aangevraagd binnen zeven dagen na de dag van vervanging aan verweerder te worden gemeld.
Aangezien appellant voor de zoogkoe met ID-code * op de 'Antwoordkaart vervanging/verplaatsing' (hierna: vervangingskaart) als vervangingsdatum 14 oktober 2005 heeft vermeld en verweerder deze kaart op 23 oktober 2005 heeft ontvangen, is de vervanging niet tijdig gemeld. Dat de vervangingskaart op 20 oktober 2005 is ondertekend, maakt dit niet anders. De dag van ontvangst door verweerder is immers bepalend. Aangezien appellant voor de zoogkoeien met ID-codes ** en *** op de vervangingskaarten als vervangingsdatum 4 november 2005 heeft vermeld en verweerder deze kaarten op 14 november 2005 heeft ontvangen, zijn ook deze vervangingen niet tijdig gemeld.
5.3 Appellant is van mening dat sprake is van een kennelijke fout in de vervangingskaarten die ingevolge artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004 te allen tijde kan worden verbeterd.
Nog afgezien van de vraag of de melding van een vervanging van een zoogkoe als een correctie van de steunaanvraag als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004 dient te worden aangemerkt – ter zitting is ook nog gewezen op artikel 57, vierde lid, laatste volzin, van Verordening (EG) nr. 796/2004 – , kan het beroep van appellant op een kennelijke fout hem reeds niet baten, nu van een kennelijke fout in de vervangingskaarten geen sprake is. Uit de betreffende vervangingskaarten blijkt weliswaar dat de termijn van zeven dagen voor het melden van de vervanging van de drie zoogkoeien is overschreden, maar hieruit blijkt op geen enkele wijze dat de opgegeven vervangingsdata zelf onjuist zijn. Dat appellant binnen de in artikel 58, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 796/2004 gestelde vervangingstermijn van twintig dagen ook een latere vervangingsdatum had kunnen kiezen, brengt niet mee dat de door hem opgegeven vervangingsdatum onjuist is en evenmin dat er een tegenstrijdigheid in de vervangingskaarten zit. Hierbij komt dat de vervangingsdata corresponderen met de data van afvoer van het bedrijf van de te vervangen zoogkoeien.
Het College overweegt voorts nog dat ook anderszins niet is gebleken van een verplichting voor verweerder om appellant in de gelegenheid te stellen de opgegeven vervangingsdata te wijzigen.
5.4 Voorzover appellant meent dat verweerder hem in zijn brief van 14 november 2005, waarbij is meegedeeld dat de melding van de vervanging van de zoogkoe met ID-code * is verwerkt, er direct op had moeten wijzen dat de melding te laat is geschied, hetgeen hem in staat zou hebben gesteld de andere twee vervangingen wel binnen de termijn van zeven dagen te melden, overweegt het College dat verweerder hiertoe niet verplicht was. Dat het appellant niet bekend was dat de vervanging binnen zeven dagen moet worden gemeld, dient voor zijn rekening en risico te blijven.
5.5 De stelling van appellant dat de weigering van de zoogkoeienpremie voor de drie betreffende dieren niet in verhouding staat tot de gemaakte fout kan evenmin slagen. Verweerder was vanwege de te late vervangingsmelding verplicht de premieaanvraag voor deze drie dieren af te wijzen.
5.6 De conclusie is dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
5.7 Het College ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van mr. C.M. Leliveld als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 29 april 2008.
w.g. E.J.M. Heijs De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.