ECLI:NL:CBB:2018:296
public
2018-06-21T10:51:36
2018-06-21
Raad voor de Rechtspraak
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2018-06-19
16/793
Eerste aanleg - enkelvoudig
NL
's-Gravenhage
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2018:296
public
2018-06-21T10:50:35
2018-06-21
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2018:296 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 19-06-2018 / 16/793

Kostenbesluit Wet dieren. Einduitspraak. Verweerder heeft het gebrek niet hersteld.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 16/793

11351

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2018 in de zaak tussen

[naam] , te [plaats] , appellant,

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H. Verheul-Verkaik).

Procesverloop

Bij besluit van 20 november 2014 heeft verweerder aan appellant een last onder bestuursdwang opgelegd wegens overtredingen van de Wet dieren.

Bij brief van 31 december 2014 heeft verweerder aan appellant medegedeeld dat niet is voldaan aan de last onder bestuursdwang en dat de kosten van het toepassen van bestuursdwang bij hem in rekening zullen worden gebracht.

Bij besluit van 8 oktober 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de kosten van het toepassen van bestuursdwang bij appellant in rekening gebracht voor een bedrag van € 979,99.

Bij besluit van 29 juli 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.

Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2017. Appellant is niet verschenen. Namens verweerder is zijn gemachtigde verschenen.

Het College heeft in het geding tussen partijen op 7 maart 2018 een tussenuitspraak gedaan (ECLI:NL:CBB:2018:87).

Verweerder heeft geen reactie op deze tussenuitspraak aan het College gezonden.

Het College heeft het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gesloten.

Overwegingen

1. In genoemde tussenuitspraak van 7 maart 2018 heeft het College geoordeeld dat verweerder in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb onvoldoende heeft gemotiveerd ter uitvoering van welke maatregelen het wegvoeren van de runderen van appellant geschiedde en waarom de niet-naleving van de last noopte tot toepassing van bestuursdwang in de vorm van het afvoeren van de betreffende runderen. Verweerder heeft daarmee onvoldoende onderbouwd waarom de kosten van het afvoeren kunnen worden aangemerkt als kosten voor de toepassing van bestuursdwang als bedoeld in artikel 5:25, eerste lid, van de Awb. Het College handhaaft hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen en beslist en overweegt voorts het volgende.

2. Het College heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak het hiervoor aangeduide gebrek te herstellen. Verweerder heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Dit betekent dat verweerder het gebrek niet heeft hersteld. Onder verwijzing naar hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak, is het College van oordeel dat het beroep van appellant gegrond is. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd vanwege strijd met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Het College zal daarbij zelf in de zaak voorzien en het primaire besluit herroepen.

3. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

Het College:

  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;

  • vernietigt het bestreden besluit;

  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan appellant te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.E. Doolaard, in aanwezigheid van mr. A. Verhoeven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2018.

w.g. W.E. Doolaard w.g. A. Verhoeven