actieve landbouwer, art. 9 lid 2 Vo. 2013/1307
proces-verbaal uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: 16/945
5111
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2018 in de zaak tussen
[naam 1] , voorheen handelend onder de naam “Manege [naam 2] ”, thans handelend onder de naam “Stoeterij [naam 2] ”, te [plaats] , appellante
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
(gemachtigde: mr. C. Cromheecke).
Procesverloop
Bij besluit van 16 juni 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op de aanvraag van appellante om toewijzing van betalingsrechten op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.
Bij besluit van 17 oktober 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij schrijven van 2 januari 2018 meegedeeld dat hij heeft besloten om het bestreden besluit te herzien.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2018. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gevolmachtigde, [naam 3] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.
Beslissing
Het College:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan appellante te vergoeden.
Overwegingen
1. Het College geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft de onrechtmatigheid van het bestreden besluit erkend. Het beroep is dus gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Het College stelt hiervoor een termijn van acht weken.
3. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2018.
w.g. A. Venekamp w.g. J.B.C. van der Veer