ECLI:NL:CBB:2018:487
public
2018-09-17T08:41:19
2018-09-17
Raad voor de Rechtspraak
College van Beroep voor het bedrijfsleven
2018-09-11
17/316
Eerste aanleg - meervoudig
NL
's-Gravenhage
Bestuursrecht
Rechtspraak.nl
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2018:487
public
2018-09-17T08:41:07
2018-09-17
Raad voor de Rechtspraak
ECLI:NL:CBB:2018:487 College van Beroep voor het bedrijfsleven , 11-09-2018 / 17/316

Afwijzing EZ-subsidie voor een MIT-haalbaarheidsproject. Niet is gebleken dat sprake is van een haalbaarheidsproject zoals bedoeld in de Regeling

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 17/316

27184

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 september 2018 in de zaak tussen

Geobox B.V., te Tholen, appellante

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. W.L.C. Rijk en dr. C.M. Schravenmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 4 juli 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van appellante voor een subsidie op grond van de Regeling nationale EZ-subsidies (Regeling) voor een MKB innovatiestimulering topsectoren (MIT) haalbaarheidsproject binnen de topsector Energie afgewezen.

Bij besluit van 2 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Appellante heeft een reactie op het verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 juli 2018. Voor appellante is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Het College gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellante heeft op 10 mei 2016 een aanvraag op grond van de Regeling ingediend voor het MIT-haalbaarheidsproject genaamd STRETCH binnen de topsector Energie. Appellante heeft bij de aanvraag een projectplan overgelegd en tevens het volgende toegelicht:

“Het haalbaarheidsproject bestaat voornamelijk uit desk research, ondermeer literatuuronderzoek, patentonderzoek, oriënterend technisch onderzoek, marktverkenning en concurrentieanalyse.

Deze wordt aangevuld met industrieel en experimenteel onderzoek gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden. Het doel hiervan is de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten.

Geobox B.V. ontwikkelt collectorvelden voor aardwarmtesystemen. De technologie van Geobox richt zich op Bufferoplossingen (Elektrisch naar Warmte), waarmee verwachte schommelingen in de levering van elektrische en energiecapaciteit kunnen worden opgevangen. Het gaat daarbij om kortcyclisch en seizoensgebonden balanceren van de energiestromen. Uitgangspunt is een aardwarmte-opslagsystemen, primair in combinatie met de warmtepomp en primair op basis van een zo laag mogelijke temperatuur van de grondbuffer. Met behulp van Europees gestandaardiseerde en toegepaste groot- en kleinschalige ‘warmtebatterijen’. Hierbij spelen warmte en niet minder belangrijk, ook koude een belangrijke rol. Op de website www.geobox.nu kunt u een nader overzicht van de achtergrond en activiteiten vinden.”

1.2.

Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van appellante afgewezen.

2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het door appellante gemaakte bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat niet is gebleken dat sprake is van een haalbaarheidsproject als bedoeld in de Regeling, zodat de aanvraag wordt afgewezen op grond van artikel 22, eerste lid, aanhef en onder a, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies. Verweerder heeft toegelicht dat bij het (format-) projectplan van een MIT-haalbaarheidsproject specifiek wordt gevraagd naar, onder meer, het beoogde vervolgproject, waarom dit vernieuwend is en welke knelpunten daarbij worden verwacht. Voor de beslissing op een aanvraag is het van groot belang dat het projectplan op met name deze onderdelen voldoende duidelijk wordt ingevuld. De omschrijving moet gericht zijn op een voldoende specifiek omschreven (voorgenomen) onderzoek- en/of ontwikkelings-project. Dit geldt in het bijzonder voor de knelpunten; alleen in het geval dat deze voldoende concreet worden benoemd kan de subsidiabiliteit van het haalbaarheidsproject worden beoordeeld. Uit het door appellante overgelegde projectplan blijkt dat appellante middels het haalbaarheidsproject wil vaststellen op welke wijze zij haar activiteiten naast ontwerp en productie van systeemdelen, kan uitbreiden met aanleg, engineering en adviesdiensten voor de ontwikkeling van ‘warmtebatterijen’. Appellante wil haar producten en diensten verder ontwikkelen, zodat zij een volwaardige rol tussen haar partners kan spelen. Het haalbaarheidsproject is er op gericht de haalbaarheid hiervan aan te tonen. In het projectplan wordt echter niet aangegeven van welk concreet vervolgproject de haalbaarheid wordt onderzocht, en ook bijbehorende (technische) knelpunten worden niet specifiek benoemd. In de bijlage van het projectplan is aangegeven dat appellante bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke en relevante kennis en vaardigheden wil verwerven en gebruiken om te komen tot modellen voor het gebouw, het afgifte systeem, de warmtepomp, de besturing, de verdeler, de collector, de bodem en middels plannen schema’s of ontwerpen van nieuwe gewijzigde of verbeterde producten, procedés of diensten. Deze omschrijving, evenals de gegeven opsomming van de haalbaarheidsvragen, zijn dermate algemeen en veelomvattend dat niet duidelijk wordt waarop het project nu concreet gericht is. Evenmin wordt daarmee duidelijk of de voorgenomen activiteiten zijn gericht op iets dat als (voldoende) vernieuwend kan worden aangemerkt. De omstandigheid dat een product, proces of dienst niet bestaat brengt niet met zich dat sprake is van een (beoogd) onderzoeks- en ontwikkelingsproject.

Het ingevulde modelprojectplan adresseert een grote hoeveelheid aan mogelijke ontwikkelingen, terwijl van geen enkel onderdeel de (technische) nieuwheid van het gestelde product, proces of dienst specifiek wordt onderbouwd. Dit blijkt ook uit de door appellante genoemde specifieke haalbaarheidsvragen die bestaan uit een aantal onderzoeken om schaal-effecten te meten of te onderzoeken hoe deze te meten zijn, capaciteitsberekeningen, belastingniveau’s berekeningen, systeemrendementen en kostprijsverlagingen. Maar wat en waaraan wordt gemeten en hoe deze gegevens vervolgens worden verwerkt in een beslissing om een R&D-traject al dan niet als haalbaar te beoordelen, wordt niet concreet beschreven. Deze opsomming van te onderzoeken punten geeft aan dat de richting van het R&D-traject nog volkomen open ligt waardoor een haalbaarheidsproject niet voldoende concreet wordt.

3. Appellante heeft in beroep aangevoerd dat haar aanvraag ten onrechte is afgewezen. Volgens appellante is het projectplan voor het haalbaarheidsproject voldoende duidelijk. De professionalisering van de Geobox betreft de ontwikkeling van een aardwarmte opslagsysteem op basis van een zo laag mogelijke temperatuur van de grondbuffer. Doel hiervan is om de efficiëntie te verhogen van de conversie naar warmte en koude voor ruimtes en tapwater, het vervangen van de inzet van fossiele brandstof door duurzame thermische energie en het verhogen van de nuttige inzet van die duurzame bronnen door het gebruik van thermische opslag. In de bijlagen van het projectplan zijn de relevante specifieke haalbaarheidsvragen gespecificeerd. Er zijn directe technische risico’s voor het falen van de R&D ontwikkeling, het ontwikkelen van een modulair box systeem op basis van een eenvoudige flow-monitoring. In technische zin zijn er de grote gevolgrisico’s door falen van de ontwikkeling an sich, of fysiek falen van de ontwikkelde componenten, zoals het hoge afbraakrisico en gevolgen van gevolgschade in directe en indirecte zin. Ook is de bouwkolom weinig vernieuwend en bestaat er een reëel risico op inbreuk op intellectuele eigendomsrechten door ondernemingen in de bouwkolom. Appellante wil haar technologie verdiepen en haar activiteiten zullen leiden tot ontwerpen, tekeningen, plannen en andere documentatie, niet bestemd voor commercieel gebruik. Appellante heeft voorts verzocht om schadevergoeding.

4. Verweerder heeft ongegrond verklaring van het beroep bepleit.

5. Het College komt tot de volgende beoordeling.

5.1.

Hetgeen appellante in beroep heeft aangevoerd is een herhaling van hetgeen zij reeds in bezwaar heeft aangevoerd. Ook in beroep stelt appellante zich op het standpunt dat het projectplan voor het haalbaarheidsproject voldoende duidelijk is en dat haar aanvraag ten onrechte is afgewezen. Appellante heeft in beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of onderbouwde redenen vermeld waarom verweerder tot een ander oordeel had moeten komen.

5.2.

Naar het oordeel van het College heeft verweerder bij het bestreden besluit de gronden van het bezwaar van appellante afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. Het College onderschrijft de overwegingen van verweerder volledig. Uit de omschrijving blijkt niet dat het gaat om een analyse van het potentieel van een concreet project, de sterkten en zwakten van dat concrete project en de kansen en risico’s daarvan. Er is daarmee geen sprake van een zodanige toegespitste omschrijving van het project dat het voldoet aan de eisen van een haalbaarheidsproject als bedoeld in de Regeling, zodat de aanvraag diende te worden afgewezen op grond van artikel 22, eerste lid, aanhef en onder a, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies. Hetgeen appellante in beroep heeft aangevoerd biedt geen aanknopingspunten voor een ander oordeel. Hieruit volgt dat er ook geen aanleiding is voor toekenning van een door verzoeker gevraagde schadevergoeding.

5.3.

Het beroep slaagt niet. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, mr. P.H.A. Knol en mr. C.M. Wolters, in aanwezigheid van mr. S.M. van Ditmarsch, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 september 2018.

R.W.L. Koopmans S.M. van Ditmarsch